In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser en Kiadis Pharma N.V. De eiser, wonende te Arnhem, heeft Kiadis Pharma en een gedaagde, die voorzitter was van de raad van commissarissen, aangeklaagd wegens onrechtmatige daad. De eiser stelt dat de gedaagden opzettelijk hebben meegewerkt aan een schijnconstructie waarbij de optierechten van zijn ex-vrouw, die CEO was van Kiadis, zijn komen te vervallen. Dit zou hebben geleid tot een nadelige positie voor de eiser in de boedelverdeling na de echtscheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-vrouw op 30 augustus 2009 haar arbeidsovereenkomst bij Kiadis heeft opgezegd, en dat de optierechten per die datum zijn vervallen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat Kiadis en de gedaagde op enige wijze onrechtmatig hebben gehandeld. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eerdere uitspraken in de procedures tussen de eiser en zijn ex-vrouw gezag van gewijsde hebben, wat betekent dat de feiten die daarin zijn vastgesteld, ook in deze procedure gelden.