In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Sociale Verzekeringsbank om een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (Anw) toe te kennen aan eiseres, die in Marokko woont. De weigering was gebaseerd op het feit dat de partner van eiseres op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 oktober 2020, waarin haar aanvraag voor de uitkering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen zitting nodig was voor de behandeling van de zaak, omdat partijen geen verzoek hadden ingediend om dit alsnog te doen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van eiseres niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 23 december 2020 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening zes weken na de bekendmaking van het bestreden besluit was. Eiseres voerde aan dat zij het besluit te laat had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat de Sociale Verzekeringsbank aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de echtgenoot van eiseres, die op het moment van overlijden in Marokko woonde, niet verzekerd was voor de Anw. Eiseres had verzocht om toestemming voor het vrijwillig betalen van de premie voor de Anw-verzekering van haar overleden echtgenoot, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de gezondheids- en financiële situatie van eiseres geen aanleiding gaf voor het toekennen van de uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en haar verzoek om ontheffing van het griffierecht werd afgewezen, omdat het griffierecht al was betaald.