ECLI:NL:RBAMS:2022:424

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6866
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) wegens niet-verzekerd zijn van de partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Sociale Verzekeringsbank om een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (Anw) toe te kennen aan eiseres, die in Marokko woont. De weigering was gebaseerd op het feit dat de partner van eiseres op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 oktober 2020, waarin haar aanvraag voor de uitkering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen zitting nodig was voor de behandeling van de zaak, omdat partijen geen verzoek hadden ingediend om dit alsnog te doen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van eiseres niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 23 december 2020 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening zes weken na de bekendmaking van het bestreden besluit was. Eiseres voerde aan dat zij het besluit te laat had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat de Sociale Verzekeringsbank aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de echtgenoot van eiseres, die op het moment van overlijden in Marokko woonde, niet verzekerd was voor de Anw. Eiseres had verzocht om toestemming voor het vrijwillig betalen van de premie voor de Anw-verzekering van haar overleden echtgenoot, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat de gezondheids- en financiële situatie van eiseres geen aanleiding gaf voor het toekennen van de uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en haar verzoek om ontheffing van het griffierecht werd afgewezen, omdat het griffierecht al was betaald.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6866

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Marokko, eiseres,

en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 23 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiseres een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) toe te kennen, omdat eiseres’ partner op het moment van overlijden niet voor de Anw verzekerd was.
Met het besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat in deze zaak geen behandeling op een zitting nodig is. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om daarom alsnog te verzoeken. Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn gereageerd. De rechtbank heeft daarom met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat de behandeling van het beroep op de zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep
1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is zes weken. De eerste dag van deze termijn is de eerste dag na de bekendmaking van het bestreden besluit. [1] Een beroepschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen, of wanneer het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan. Het beroepschrift moet in dat geval niet later dan een week na afloop van de termijn zijn ontvangen. [2] Wanneer een beroepschrift niet binnen de termijn van zes weken wordt ingediend, wordt het beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard en niet in behandeling genomen. Dit is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is. [3]
2. In dit geval is het bestreden besluit voorzien van de datum 20 oktober 2020. Eiseres heeft tegen dit besluit in een brief van 2 december 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank. Volgens de datum op de poststempel is het beroepschrift op 2 december 2020 op de post gedaan in Marokko. De rechtbank heeft het beroepschrift vervolgens op 23 december 2020 ontvangen. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift niet op tijd is ingediend.
3. Eiseres heeft aangegeven dat zij het beroep niet op tijd heeft ingediend, omdat zij de beslissing te laat heeft ontvangen.
4. De rechtbank stelt voorop dat de Centrale Raad van Beroep [4] (de Raad) als uitgangspunt hanteert dat, ingeval van niet aangetekende verzending van een besluit, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat dat besluit is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het besluit of ander relevant document op dat adres. Dit brengt met zich dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Voorts dient niet gebleken te zijn van recente problemen bij de verzending van poststukken. Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen.
5. Nu eiseres heeft aangevoerd dat zij het bestreden besluit te laat heeft ontvangen, moet allereerst worden beoordeeld of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat het bestreden besluit naar het juiste adres is verzonden.
6. Vastgesteld wordt dat het bestreden besluit aan het juiste adres is verzonden en dat daarop de verzenddatum 20 oktober 2020 is vermeld. Tussen partijen is niet in geschil dat het bestreden besluit niet aangetekend, maar per reguliere post is verzonden en dat bij verzending geen gebruik is gemaakt van een verzendadministratie. Van het gebruik van een deugdelijke verzendadministratie is geen sprake, omdat verweerder geen registratie heeft bijgehouden van de daadwerkelijke verzending van het poststuk.
7. Bij deze wijze van verzenden is niet aannemelijk dat het bestreden besluit op 20 oktober 2020 feitelijk is verzonden. Niet gebleken is van concrete aanwijzingen voor het tegendeel. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de verzending pas kort voor de gestelde ontvangst van het bestreden besluit heeft plaatsgevonden. Nu de rechtbank het beroepschrift op 23 december 2020 heeft ontvangen, wordt geconcludeerd dat het tijdig is ingediend.
Heeft eiseres recht op een Anw-uitkering?
8. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat haar echtgenoot toen hij overleed niet verzekerd was voor de Anw.
9. Eiseres heeft aangevoerd dat haar overleden echtgenoot AOW-pensioen ontving en verzoekt de rechtbank om die reden toestemming te geven voor het vrijwillig betalen van de premie voor de Anw-verzekering van haar overleden echtgenoot. Haar financiële situatie is slecht, zij heeft geld nodig voor behandeling en om in haar persoonlijke behoeften te voorzien.
10. De regelgeving die voor deze zaak van belang is, is te vinden in de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
11. Omdat de echtgenoot van eiseres toen hij overleed in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte, was hij toen op grond van artikel 13 niet verzekerd voor de Anw. Artikel 26 van Koninklijk Besluit (KB) 746 is met ingang van 1 januari 2000 komen te vervallen. Dit betekent dat ook op grond van deze bepaling de echtgenoot op de dag van overlijden niet als verzekerd op grond van de Anw kan worden aangemerkt.
12. Op grond van gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) stelt de rechtbank vast dat de echtgenoot van eiseres op het moment van overlijden op 6 januari 2020 niet verzekerd was op grond van de Marokkaanse wetgeving, zodat ook geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat op grond van artikel 13a, aanhef en onder a, van de Anw in combinatie met artikel 22, eerste lid, van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko.
13. Het aan de echtgenoot van eiseres toegekende AOW-pensioen leidt niet tot verplichte verzekering voor de Anw. Niet is gebleken dat de echtgenoot van eiseres gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de Anw. Het is niet mogelijk voor eiseres om achteraf, na het overlijden van haar echtgenoot, alsnog premies te betalen voor de vrijwillige Anw-verzekering.
14. De rechtbank oordeelt met verweerder dat de gezondheids- en financiële situatie van eiseres er niet toe kan leiden dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering.
Verzoek om ontheffing van het griffierecht wegens betalingsonmacht
15. Eiseres verzoekt gelet op haar financiële situatie te worden ontheven van haar plicht om griffierecht te voldoen. De rechtbank stelt vast dat eiseres het griffierecht betaald heeft. Nu het griffierecht betaald is, is reeds daarom niet gebleken van betalingsonmacht bij eiseres. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres daarom af.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
17. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: Juridisch kader

Op grond van artikel 14 van de Anw heeft de nabestaande - onder bepaalde voorwaarden - recht op nabestaandenuitkering. Op grond van artikel 1, aanhef en onder d, van de Anw wordt onder nabestaande verstaan de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van de Anw.
Op grond van artikel 13 van de Anw is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, maar ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
Op grond van artikel 13, derde lid, van de Anw kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, in afwijking van het eerste en tweede lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring van verzekerden. Op grond van deze bepaling is het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746, Stb. 1998, 746) in werking getreden.
Op grond van artikel 26 van het KB 746 was voorts onder bepaalde voorwaarden verplicht verzekerd voor de Anw degene, die buiten Nederland woonde en die recht had op een uitkering krachtens, onder andere, de AOW.
Op grond van artikel 13a, aanhef en onder a, van de Anw wordt zo nodig in afwijking van artikel 13 en de daarop berustende bepalingen als verzekerde aangemerkt de persoon van wie de verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
In artikel 22, eerste lid, van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko is bepaald dat wanneer een werknemer op wie dit Verdrag van toepassing is, op het tijdstip van zijn overlijden verzekerd is krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen, en tijdvakken van verzekering volgens de Nederlandse wettelijke regelingen inzake uitkeringen aan nagelaten betrekkingen heeft vervuld, zijn weduwe op een pensioen krachtens laatstgenoemde wettelijke regelingen aanspraak kan maken.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat in artikel 6:9 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:11 van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 7 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3506.