Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 oktober 2021, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 16 maart 2022, waarin een mondelinge behandeling is gelast,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 juni 2022, en de daarin opgenomen proceshandelingen en processtukken.
2.De feiten
indexnummer 1, (…)
indexnummer 2, uitmakende het (…) (118/527e) onverdeeld aandeel in de (…) gemeenschap,
indexnummer 3, uitmakende het (…) (118/527e) onverdeeld aandeel in de (…) gemeenschap,
indexnummer 4, uitmakende het (…) (170/527e) onverdeeld aandeel in de (…) gemeenschap,
“onbenoemde ruimte”. De ruimte behorend bij het appartementsrecht met indexnummer 2 ( [adres 3] ) is aangeduid als
“berging”.
Artikel 17
3.Het geschil
4.De beoordeling
bestendiggebruik als verblijfsruimte mag dan in strijd zijn met de splitsingsakte, dat laat echter onverlet dat
incidenteelen in onderling overleg – zoals dat in het verleden ook heeft plaatsgevonden met instemming van [eisers] , zie onder 2.5 en 2.6 – het gebruik als logeerruimte voor familie en vrienden niet onverenigbaar is met de bestemming berging. Niet (duidelijk) gesteld of gebleken is dat dergelijk incidenteel gebruik in het verleden heeft geleid tot overlast voor [eisers] Voor zover [eisers] dit wel bedoeld heeft te stellen, heeft hij die stelling onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat hij zegt voetstappen te kunnen horen, is niet zwaarwegend genoeg. Bovendien is onvoldoende betwist dat [gedaagden] begin 2021 een nieuwe, isolerende ondervloer heeft aangebracht in zijn berging op de vierde verdieping. Gelet op deze omstandigheden ontbreekt het [eisers] op dit moment aan een rechtens te respecteren belang om zich te verzetten tegen een
incidenteelgebruik van de ruimte van [gedaagden] op de vierde verdieping als verblijfsruimte.