ECLI:NL:RBAMS:2022:447

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
13/751526-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding overleveringsdetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die in Nederland was gedetineerd op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat later werd ingetrokken. De verzoeker, geboren in Marokko, had schadevergoeding aangevraagd voor de vrijheidsbeneming en de kosten van rechtsbijstand, op grond van artikel 67 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken ontvankelijk zijn, maar heeft geoordeeld dat het geval niet gelijkgesteld kan worden met een weigering van de overlevering. De Belgische autoriteiten hadden het EAB ingetrokken omdat het onderzoek niet meer liep en de verzoeker inmiddels bij verstek was veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van schadevergoeding, aangezien de overleveringsdetentie niet als onterecht kon worden beschouwd. De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding en de vergoeding van kosten van rechtsbijstand afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/751526-21
RK nummers: 21/2933 en 21/2936
BESCHIKKING
Op de verzoeken tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[naam]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [BRP-adres] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijke verzoek, bij de rechtbank ingediend op 26 mei 2021, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en van de kosten die in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift zijn gemaakt.
De rechtbank heeft op 19 januari 2022 verzoekers raadsvrouw mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, via een telefoonverbinding in openbare raadkamer gehoord in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes.
De verzoeken zijn tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- Op 6 februari 2019 is door de
Juge d’Instruction du tribunal de première Instance du Hainaut, division de Mons, België, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker naar België, in verband met een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek;
- Op 11 mei 2021 is verzoeker voorlopig aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
- Op 14 mei 2021 is verzoeker door de rechter-commissaris van deze rechtbank in bewaring gesteld gelet op voormeld EAB;
- Op 18 mei 2021 is het EAB door de Belgische autoriteiten ingetrokken. In het M-Formulier is vermeld dat het vervolgings-EAB wordt ingetrokken omdat het onderzoek niet meer loopt en de verzoeker inmiddels bij verstek is veroordeeld voor de feiten uit het EAB. De officier van justitie heeft vervolgens op 18 mei 2021 gelast de verzoeker onmiddellijk in vrijheid te stellen. De overleveringsdetentie van verzoeker is daarmee beëindigd.

3.Verzoeken

De verzoeken strekken tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 920,- (
€ 920,-(negenhonderd en twintig euro) voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
4 dagen politiebureau: 4 x € 130,- = € 520,-
4 dagen Huis van Bewaring 4 x € 100,- = € 400,-
- € 680,- (
€ 680,- (zeshonderdtachtig euro
)voor de kosten die in verband met het (opstellen, indienen en behandelen) van de verzoeken en de mondelinge behandeling zijn gemaakt.
De raadsvrouw heeft de verzoeken nader toegelicht. Zij heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verzoeker schadevergoeding ex artikel 67 van de OLW toekomt, omdat het intrekken van het EAB en het niet aanbrengen van de overleveringszaak op zitting gelijkgesteld kan worden met een weigering van de overlevering. De geleden schade als gevolg van de ondergane overleveringsdetentie zal in Nederland moeten worden gecompenseerd. Het verstekvonnis uit België is nog niet onherroepelijk. Het is daarom onzeker of de ondergane overleveringsdetentie in mindering gebracht kan worden op de in België opgelegde gevangenisstraf.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Zij heeft gewezen op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 16 december 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:3988). Zij heeft aangevoerd dat het onderhavige geval niet gelijk gesteld kan worden met een weigering van de overlevering. Er zijn geen gronden van billijkheid voor toewijzing van schadevergoeding aanwezig. Voorts heeft de officier van justitie, onder verwijzing naar voormelde uitspraak van het gerechtshof Amsterdam, aangevoerd dat blijkens de aanvullende informatie van de Belgische autoriteiten van 18 januari 2022 de overleveringsdetentie in mindering zal worden gebracht op de in de België bij verstekvonnis opgelegde gevangenisstraf van twee jaar. Als in Nederland een financiële compensatie wordt toegewezen, dan vindt er een dubbele compensatie plaats. Het toekennen van schadevergoeding is ook om die reden niet billijk.

5.Toetsingskader

Artikel 67 OLW correspondeert met artikel 59 Uitleveringswet (UW). Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat zijn overlevering is geweigerd. Artikel 533, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 534, 535 en 536 Sv zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
In de gevallen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, OLW zijn de artikelen 529 en 530 Sv van overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zo bepaalt artikel 67, tweede lid, OLW.
Op grond van artikel 534, eerste lid, Sv kent de rechtbank een vergoeding voor schade, geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming en rechtsbijstand, toe, indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.

6.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 67 OLW in beginsel alleen bij een weigering van de overlevering een vergoeding kan worden toegekend voor schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming. Onder omstandigheden kan een beslissing waardoor een overleveringsprocedure voortijdig eindigt gelijk worden gesteld met de beslissing van de rechtbank tot weigering van de overlevering. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij rauwelijkse afwijzing van het overleveringsverzoek door de officier van justitie of bij niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie omdat het EAB is uitgevaardigd door een niet-rechterlijke autoriteit, dan wel in gevallen waarin op grond van artikel 11 OLW aan het EAB geen gevolg wordt gegeven. Indien de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft ingetrokken, is niet zonder meer sprake van een geval dat kan worden gelijkgesteld met weigering van de overlevering.
De rechtbank is van oordeel dat het onderhavige geval niet gelijkgesteld kan worden met een weigering van de overlevering. De Belgische autoriteiten hebben, conform het Handboek van Commissie van de EU, het vervolgings-EAB ingetrokken omdat inmiddels sprake is van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis. Het EAB is dus ter uitvoering van een uit het Unierecht voortvloeiende verplichting, ingetrokken, omdat handhaving van het EAB niet meer strookt met de huidige stand van het strafproces in België, maar niet omdat zich een beletsel voor overlevering voordoet. Er zijn geen aanknopingspunten dat het vervolgings-EAB, afgezien van de omstandigheid dat het inmiddels achterhaald is, niet tot overlevering had kunnen leiden.
De rechtbank zal derhalve het verzoek tot schadevergoeding afwijzen.

7.Beslissing

De rechtbank
WIJST AFde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand.
Deze beslissing is gegeven op 2 februari 2022 en in het openbaar uitgesproken door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en mr. H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.