ECLI:NL:RBAMS:2022:554

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
20/6981
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering na onzorgvuldig medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewetuitkering van [eiser]. Het Uwv had op 19 oktober 2020 de uitkering beëindigd, na een medisch onderzoek door een primaire arts die concludeerde dat [eiser] geschikt was voor zijn eigen werk. Dit besluit werd in bezwaar door een verzekeringsarts bevestigd, maar [eiser] betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en voerde aan dat zijn klachten onvoldoende waren onderzocht.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet voldoende had gemotiveerd waarom er geen spreekuurcontact had plaatsgevonden met een verzekeringsarts. De rechtbank stelde vast dat de medische rapporten onzorgvuldig tot stand waren gekomen, omdat er geen fysiek onderzoek had plaatsgevonden en de verzekeringsarts niet had gemotiveerd waarom een spreekuurcontact niet nodig was. De rechtbank verklaarde het beroep van [eiser] gegrond en vernietigde het bestreden besluit, met de opdracht aan het Uwv om een nieuw besluit te nemen op basis van nieuw medisch onderzoek.

De rechtbank benadrukte dat een zorgvuldige medische beoordeling essentieel is en dat een fysiek onderzoek en contact met de belanghebbende kernonderdelen zijn van zo'n beoordeling. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de wijze waarop het Uwv medische beoordelingen uitvoert in Ziektewetzaken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en het Uwv.

Procesverloop

Met een besluit van 19 oktober 2020 heeft het Uwv de uitkering van [eiser] op grond van de Ziektewet per 19 oktober 2020 beëindigd.
Met een besluit van 26 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2021. [eiser] zelf was niet aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek daarna heropend en het Uwv gevraagd zijn standpunt nader toe te lichten. Het Uwv heeft daarop gereageerd met een nader schriftelijk standpunt. [eiser] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren.
Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op 11 januari 2022 gesloten op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiser] was werkzaam als timmerman toen hij zich op 17 oktober 2019 ziekmeldde met psychische en fysieke klachten. Op 1 januari 2020 eindigde het dienstverband van [eiser] . Vanaf toen ontving hij een Ziektewetuitkering.
2. In het kader van de Wet verbetering poortwachter heeft het Uwv [eiser] in september 2020 laten onderzoeken door een arts (niet zijnde een verzekeringsarts, hierna: de primaire arts). Deze primaire arts heeft geconcludeerd dat [eiser] geschikt was voor zijn eigen werk. In de rapporten van de primaire arts staat dat het medisch oordeel van deze arts getoetst en akkoord bevonden is door een (geregistreerd) verzekeringsarts. Het Uwv heeft dit oordeel overgenomen en de Ziektewetuitkering van [eiser] vervolgens per 19 oktober 2020 beëindigd.
3. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van [eiser] heroverwogen, maar geen aanleiding gezien om af te wijken van het primaire medische oordeel. Het Uwv heeft het bezwaar van [eiser] daarom ongegrond verklaard.
4. [eiser] vindt dat zijn klachten worden onderschat. Hij is minimaal onderzocht en er is door het Uwv maar naar één arts geluisterd. De rechtbank begrijpt uit wat [eiser] aanvoert dat hij het medisch onderzoek niet zorgvuldig vindt. Ter onderbouwing van zijn klachten heeft hij in beroep nieuwe medische informatie overgelegd. Die informatie bestaat uit een brief van zijn behandelend psycholoog, een brief van een orthopedisch chirurg en een verwijzing en afspraakbevestiging bij de polikliniek pijnbestrijding.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank moet - kort gezegd - de vraag beantwoorden of het Uwv per
19 oktober 2020 terecht de Ziektewetuitkering van [eiser] beëindigd heeft.
Beoordelingskader
6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten wel aan bepaalde eisen voldoen: ze moeten zorgvuldig tot stand zijn gekomen, er mogen geen tegenstrijdigheden in staan en de conclusie moet logisch te volgen zijn. Als [eiser] vindt dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen, is het aan hem om dat aannemelijk te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het aanleveren van (medische) gegevens waaruit blijkt dat wat in de rapporten staat onjuist is. [1]
7. Uit recente uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat in een situatie waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt onderzocht tijdens een spreekuurcontact en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. [2] Daarvan kan eigenlijk alleen worden afgezien wanneer de verzekeringsarts voldoende motiveert waarom, in het licht van de klachten en de beschikbare medische informatie, het spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
Medisch onderzoek bij [eiser]
8. De primaire arts heeft de dossiergegevens bestudeerd en [eiser] vanwege de coronamaatregelen telefonisch gesproken. Tijdens dit ‘telefonisch consult’ heeft de arts psychisch onderzoek verricht. De arts heeft verder informatie opgevraagd bij de behandelend psycholoog. De daarop verkregen informatie heeft hij bij zijn beoordeling betrokken.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd. Verder heeft deze verzekeringsarts de in bezwaar van [eiser] verkregen medische informatie in zijn heroverweging betrokken. Het gaat daarbij om een brief van de gezondheidszorgpsycholoog en een verwijzing van de huisarts naar de orthopedisch chirurg.
10. De rechtbank stelt vast dat geen van beide artsen [eiser] fysiek heeft onderzocht.
Standpunt van het Uwv
11. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de Raad het vereiste spreekuurcontact alleen koppelt aan beoordelingen in Ziektewetzaken waarin resterende verdiencapaciteit wordt vastgesteld. Het gaat dan om beoordelingen op grond van artikel 3 en 4 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: het Schattingsbesluit). Als voorbeeld noemt het Uwv een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling waarbij men een percentage resterende verdiencapaciteit vaststelt. In zulke zaken stelt de Raad ook zwaardere kwaliteitseisen aan de arts die de medische beoordeling uitvoert. [3] Deze zaak is een ‘enkelvoudige Ziektewetzaak’ waarbij men uitsluitend beoordeelt of [eiser] weer geschikt is voor zijn werk of niet. Om die reden geldt het verplichte spreekuurcontact hier niet. Daarnaast wijst het Uwv op de bezwaartermijn van twee weken in enkelvoudige Ziektewetzaken, terwijl die termijn voor beoordelingen op grond van het Schattingsbesluit zes weken is.
12. De rechtbank oordeelt anders en vindt dat de medische rapporten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. De rechtbank begrijpt de uitspraken van de Raad zo dat het verplichte spreekuurcontact van toepassing is op alle medische beoordelingen waarbij de (mate van) arbeids(on)geschiktheid op basis van de Ziektewet en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (hierna: WIA) door de belanghebbende wordt betwist.
Daarbij maakt het niet uit of het gaat om een enkelvoudige Ziektewetbeoordeling zoals bij [eiser] of om een beoordeling van resterende verdiencapaciteit. In beide gevallen kan pas na zorgvuldig medisch onderzoek door een verzekeringsarts een goede medische beoordeling volgen. Een fysiek onderzoek en het waarnemen van de belanghebbende zijn kernonderdelen van zo’n onderzoek.
13. In deze zaak is [eiser] niet door de primaire arts (die zoals hiervoor vermeld ook geen verzekeringsarts was) op een spreekuur onderzocht én heeft er ook geen (spreekuur)contact plaatsgevonden met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Verder heeft de verzekeringsarts in bezwaar noch in beroep gemotiveerd waarom een spreekuurcontact met [eiser] geen toegevoegde waarde zou hebben. Dat valt verder ook niet af te leiden uit de rapporten van beide artsen. Dit terwijl tussen [eiser] en het Uwv juist ter discussie stond of zijn psychische en fysieke klachten zodanig verminderd waren dat hij weer aan het werk kon.
14. Dat de bezwaartermijn bij enkelvoudige Ziektewetbeoordelingen slechts twee weken is, maakt dat oordeel niet anders. Die termijn is bedoeld om te voorkomen dat tussen het ontstaan van het geschil over de arbeidsgeschiktheid en de heroverweging in bezwaar te veel tijd verloopt. De gedachte daarachter is dat een medische beoordeling steeds moeilijker wordt naarmate de tijd verstrijkt. Daarmee lijkt die kortere bezwaartermijn juist in het leven te zijn geroepen met het oog op een zorgvuldige medische beoordeling.
15. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het Uwv moet een nieuwe beslissing op bezwaar nemen op basis van nieuw medisch onderzoek en met inachtneming van deze uitspraak. Bij deze stand van zaken hoeven de overige beroepsgronden, die gaan over de ernst van de medische klachten van [eiser] , niet te worden besproken.
Conclusie
16 Het beroep is gegrond. Dit betekent dat [eiser] gelijk krijgt.
17 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het Uwv aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het Uwv op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 48,- aan [eiser] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Godthelp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Camps, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 5 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1960.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491
3.Het Uwv wijst in dit kader op uitspraken van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920 en van 21 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3739.