Op 5 oktober 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen Spring Capital Markets B.V. en vier gedaagden. De zaak betreft een bemiddelingsovereenkomst die op 15 juni en 1 juli 2020 tot stand kwam, waarbij Spring werd ingeschakeld voor de verkoop van een onroerend goed, een zalencentrum. De overeenkomst bevatte een courtage van 1,25% van de verkoopprijs, die enkel verschuldigd zou zijn bij een succesvolle verkoop. Gedaagden hebben de opdracht echter ingetrokken zonder dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. Spring vorderde betaling van de courtage, maar de rechtbank oordeelde dat er geen recht op courtage bestond omdat er geen succesvolle verkoop had plaatsgevonden. De rechtbank wees de primaire vordering van Spring af, maar kende wel een subsidiaire vordering toe op basis van de algemene voorwaarden, waarbij gedaagden een vergoeding op uurbasis van € 8.250,-- exclusief btw moesten betalen. De rechtbank oordeelde dat de algemene voorwaarden van toepassing waren en dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van de kosten. De rechtbank veroordeelde gedaagden ook in de proceskosten, die op € 4.214,24 werden begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.