6.1.3.Heeft verdachte giften aangenomen?
De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is geweest van door de aannemers verleende giften die door verdachte zijn aangenomen. Dit zal zij doen per aannemer en vervolgens per vermeende gift. Als de rechtbank tot het oordeel komt dat sprake is geweest van giften, zal zij vervolgens – onder 6.1.6. – bezien of de omvang, aard en frequentie van deze giften, beloften of diensten zodanig zijn dat deze niet anders kunnen worden geïnterpreteerd dan als bedoeld om voor deze aannemers of één van hun bedrijven, een voorkeursbehandeling te verkrijgen. Daarbij zal de rechtbank ook bezien of er mogelijk contra-indicaties aanwezig zijn om dit aan te nemen.
Eerst zal de rechtbank het door de raadsman gevoerde algemene verweer bespreken, nu dit alle in de tenlastelegging genoemde giften betreft.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna: * [telefoonnummer] ). In het dossier ontbreekt een proces-verbaal waarin die koppeling (expliciet) wordt gemaakt. De via dit nummer verzonden WhatsApp-berichten kunnen daarom niet aan verdachte worden toegeschreven en moeten van het bewijs dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen giften heeft ontvangen, worden uitgesloten. Het voorgaande geldt volgens de raadsman ook voor de aan verdachte toegeschreven e-mailadressen ( [e-mailadres] en [e-mailadres] ), waardoor het evenmin vaststaat dat verdachte aan de met deze e-mailadressen gevoerde correspondentie heeft deelgenomen. De betreffende e-mailwisselingen, waaronder die tussen verdachte en [naam 4] van 17 augustus 2011 en 19 december 2012, kunnen daarom niet bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 8 maart 2016 is onder [naam 1] een iPhone inbeslaggenomen, gekoppeld aan het nummer * [telefoonnummer] . In deze telefoon stond ‘ [verdachte] ’ als contact, met de e-mailadressen [e-mailadres] en [e-mailadres] , het adres [adres] en het telefoonnummer * [telefoonnummer] .Dit telefoonnummer staat ook op de orderbevestiging van 27 juni 2014 van de badkamer die moest worden afgeleverd bij [partner verdachte] , de partner van verdachte.In verband met het stucwerk in de woning van [partner verdachte] gaf [naam 2] op 25 juni 2012 aan [naam 17] de contactgegevens van verdachte door, waaronder het telefoonnummer * [telefoonnummer] .De rechtbank twijfelt er daarom niet aan dat het telefoonnummer * [telefoonnummer] bij verdachte in gebruik was. Dat in het dossier geen proces-verbaal is opgenomen waarin deze koppeling expliciet wordt gemaakt, maakt dit niet anders. Daarbij komt dat ook uit de inhoud van talloze WhatsApp-gesprekken blijkt dat het verdachte is geweest die vanaf dit nummer berichten heeft verzonden. Zo is op 8 mei 2014 vanaf nummer * [telefoonnummer] een bericht gezonden aan [naam 1] met betrekking tot kaarten voor het Sevens rugby toernooi, ondertekend met ‘Gr. [verdachte] ’.Op 21 oktober 2015 wordt een WhatsApp-bericht verstuurd vanaf * [telefoonnummer] aan [naam 1] , waarin de gebruiker van dit nummer laat weten dat zijn vrouw op [geboortedatum] jarig is.De partner van verdachte, [partner verdachte] , is geboren op [geboortedatum] .De rechtbank leidt daaruit af dat de WhatsApp-berichten verstuurd vanaf * [telefoonnummer] door verdachte zijn verzonden. Ten aanzien van de e-mailadressen ( [e-mailadres] en [e-mailadres] ) overweegt de rechtbank het volgende. Op 18 september 2014 is vanaf [e-mailadres] een e-mail gezonden aan [naam 1] , ondertekend met ‘ [verdachte] ’. In de bijlage zit een e-mail afkomstig van het e-mailadres van [partner verdachte] , de partner van verdachte.Op 19 december 2012 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [naam 4] en de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres] , die zich ‘ [verdachte] ’ noemt.De inhoud laat geen twijfel dat verdachte degene is geweest die vanaf het e-mailadres [e-mailadres] deel heeft genomen aan deze e-mailwisseling. Zo spreekt [naam 4] over werkzaamheden in het stadsdeel Centrum en zegt hij dat [medeverdachte 1] het kerstpakket van [handelsnaam bedrijf 6] heeft. De rechtbank gaat ervan uit dat dit [medeverdachte 1] betreft, gelet op de inhoud van de e-mail en het feit dat [medeverdachte 1] in de cc stond. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat de vanaf het e-mailadres [e-mailadres] verzonden berichten afkomstig zijn van verdachte. Het voorgaande geldt ook voor de berichten die zijn verzonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres] . Een e-mail van 17 augustus 2011 verzonden vanaf [e-mailadres] aan [naam 4] wordt ondertekend met ‘ [verdachte] ’.[naam 4] is een zakelijk contact van verdachte en de inhoud van de e-mail heeft betrekking op door het bedrijf van [naam 4] , [handelsnaam bedrijf 6] , te verrichten werkzaamheden voor de gemeente Amsterdam.
[naam 1] ( [bedrijf 1] . , [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] )
Samsung televisies, beamer steun en verlengbuis etc. van [bedrijf 9]
In de periode van 4 juni tot en met 3 juli 2014 vonden diverse WhatsApp-gesprekken plaats tussen verdachte en [naam 1] en tussen [naam 1] en [naam 18] .
Op 4 juni 2014 vroeg verdachte aan [naam 1] :
[naam 1] , ik wil graag mijn prijs weten voor de volgende Samsung curved tv’s.
UE65HU8500LXXN
UN78HU9000FXZA
Op 5 juni 2014 vroeg [naam 1] aan [naam 18] :
[naam 18] , ik wil graag mijn prijs weten voor de volgende Samsung curved tv’s.
Graag netto prijs ex btw.
UE65HU8500LXXN
UN78HU9000FXZA
Op vragen daartoe van [naam 18] liet [naam 1] weten dat hij de tv’s zakelijk kocht.
Op 5 juni 2014 vroeg [naam 18] aan [naam 1] :
Voor de 78” versie bedoel je waarschijnlijk de UE78HU8500LXXN?
Dat is de grootste curved die dadelijk leverbaar is?
[naam 1] stuurde één minuut later dezelfde vraag door naar verdachte. Verdachte antwoordde dat hij dan waarschijnlijk het genoemde modelnummer bedoelde. [naam 18] liet later die dag aan [naam 1] weten dat beide toestellen samen € 8.250,- kostten, exclusief btw. [naam 1] gaf de prijs van de twee toestellen door aan verdachte. Ook zei hij:
Als je voor de prijs gaat kun je ze beter na de Wk kopen zeggen ze.
Ik wil de prijzen afzonderlijk weten. Ik heb er voorlopig maar 1 nodig. Welke is afh van mijn vader. En uiteraard na de wk dan.
[naam 1] vroeg vervolgens aan [naam 18] de prijzen van de twee tv’s afzonderlijk. [naam 1] gaf de door [naam 18] genoemde prijzen weer door aan verdachte, die hierop zei dat hij toch even wilde afwachten.
Op 19 juni 2014 schreef verdachte aan [naam 1] :
[naam 1] , het gaat om de volgende tv. Samsung curved UE55HU8500L. Adviesprijs is nu €3299,-.
Op 3 juli 2014 vroeg [naam 1] aan [naam 18] de prijs voor de Samsung curved UE55HU8500L. Het ging om twee stuks. [naam 18] antwoordde dat ze € 2.100,- per stuk kostten, exclusief btw. [naam 1] gaf deze informatie door aan verdachte.
Oké. Na de wk worden ze goedkoper he. Na de wk kom ik er op terug. Ik wil er 2-4 gaan bestellen
In de bedrijfsadministratie van [naam 1] werd een ‘
Order voor [bedrijf 3] t.a.v. de heer [naam 1]’ van 24 september 2014 afkomstig van [bedrijf 9] aangetroffen, met ordernummer A51927 en klantnummer [nummer] . De order betrof:
Samsung tv-led UE 65 HU8500 AV Elite € 4499,01
Vogels beamer steun EPW 6565 € 142,94
2x Vogels beamer verlengbuis 80CM € 104,99
Vogels lcd-steun EFW 6445 € 398,99
Projecta projectiescherm PBSPK017 € 378,99
NEC projector M230X € 618,99
Na aftrek van een korting van € 393,94 resteerde een totaalbedrag van € 4.752,04 exclusief btw en € 5.749,97 inclusief btw (btw bedroeg € 997,93). De levering was gepland in september 2014. Op de factuur stond handgeschreven: ‘
Betaald 26-9’
Achter deze factuur zat een hoeveelhedenbon van 20 september 2014 op naam van [bedrijf 3] met daarop vermeld: ‘
project: Algemene kosten’ en als omschrijving: ‘
presentatie set’. Op de hoeveelhedenbon was het bedrag exclusief btw vermeld, te weten € 4.752,04.
Op 26 september 2014 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [naam 1] en [naam 18] .
[naam 18] : Goedemorgen [naam 1] , heb jij de factuur ontvangen van ons?
[naam 1] : Ja, wordt nu overgemaak
[naam 18] : Ok mooi…uiterlijk dinsdag leveren, misschien maandag.
Op 26 september 2014 werd € 5.749,97 overgeschreven van de bankrekening van [bedrijf 3] naar de rekening van [bedrijf 9] Omschrijving: ‘
factuur A51927 / [nummer]’.
Op 14 januari 2019 is de woning van de ouders van verdachte doorzocht. In de woning stond een curved televisie van het merk Samsung. Deze televisie was blijkens de op de daarop aangebrachte sticker van het model UE65HU8500L en had als type nummer UE65HU8500. De moeder van verdachte verklaarde dat de televisie bij hen was afgeleverd door een hen onbekende man, in aanwezigheid van haar zoon, verdachte. Verdachte had de televisie aangesloten. De vader van verdachte verklaarde dat zij voor de televisie € 2.000,- aan verdachte hadden betaald. Uit onderzoek is gebleken dat op 9 oktober 2014 vanaf de bankrekening van de ouders € 2.000,- is bijgeschreven op de bankrekening van verdachte.
In de woning van [partner verdachte] , de partner van verdachte, werd op 25 augustus 2016 een Samsung UHD TV, modelnummer UE55HU8500LXXN inbeslaggenomen.[partner verdachte] heeft op 8 december 2016 verklaard dat verdachte de televisie zou kopen omdat hij bij haar zou gaan wonen. Hij had de televisie bij haar neergezet.
In de telefoon van [naam 1] werd een foto aangetroffen van een financiële opstelling, met daarop projecten bij de gemeente Amsterdam ( [adres] , [adres] en [adres] ). Achter het project [adres] stond € 23.000,-, met daarachter ‘
BK’.Bij het project [adres] stonden de volgende bedragen opgenomen:
€ 9.000,-, met vermelding ‘
TV’
€ 5.000,-, met vermelding ‘
Airco’
€ 2500,-, met vermelding ‘
4* Iphone’
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte vier televisies van het merk Samsung, met toebehoren, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen bewijs dat verdachte twee beamers, een LCD steun, een projectiescherm en een NEC projector heeft gevraagd, aangenomen of ontvangen. Er is eveneens geen bewijs dat verdachte een Samsung televisie van het type UE65HU8500 heeft aangenomen. Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat verdachte in eerste instantie wel naar dit type heeft geïnformeerd, maar dat het hem uiteindelijk alleen te doen was om een Samsung televisie met nummer UE55HU8500L. De omstandigheid dat een televisie met dit typenummer bij de ouders van verdachte is aangetroffen, is niet redengevend voor het bewijs. De moeder van verdachte heeft immers verklaard dat zij deze televisie pas in 2016 van verdachte hebben ontvangen, niet in 2014. Ook ten aanzien van de in de woning van [partner verdachte] aangetroffen Samsung televisie met nummer UE55HU8500LXXN kan niet worden gezegd dat deze door [naam 1] is gekocht en dus ook niet dat verdachte deze televisie van [naam 1] heeft gekregen, dan wel dat verdachte deze televisie – door tussenkomst van [naam 1] – met btw-voordeel heeft gekocht. Bij [naam 1] is gen factuur aangetroffen en in zijn boekhouding zijn geen transacties gevonden die zien op een Samsung televisie met dit typenummer. De bij [naam 1] aangetroffen verrekenstaat is niet redengevend, omdat het daarin opgenomen bedrag van € 9.000,- voor televisies niet in overeenstemming is met de in de WhatsApp-gesprekken genoemde prijzen. Ook uit de verklaring van [naam 1] en de door hem overgelegde koopovereenkomst kan niet worden afgeleid dat verdachte één of meer televisies van [naam 1] heeft ontvangen, omdat daarin slechts wordt gesproken over televisies, zonder dat duidelijk wordt om welk type het zou gaan.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte had vanaf juni 2014 regelmatig WhatsApp-contact met [naam 1] , waarbij verdachte aan [naam 1] prijzen en andere informatie vroeg over Samsung televisies waarin hij geïnteresseerd was. Diverse modellen kwamen ter sprake. [naam 1] speelde deze vragen door naar [naam 18] van [bedrijf 9] Vervolgens koppelde [naam 1] de antwoorden weer terug naar verdachte. Deze gang van zaken is op zichzelf al opmerkelijk, omdat verdachte heel goed in staat moet zijn geweest om zelf de hem gewenste informatie te vergaren. Kennelijk kon [naam 1] bij de aankoop van de televisies iets voor hem betekenen. Uit het WhatsApp-gesprek van 5 juni 2014 blijkt dat verdachte een televisie voor zijn vader wilde aanschaffen. In het WhatsApp-gesprek van 3 juli 2014 zegt verdachte dat hij van plan is om twee tot vier televisies te gaan bestellen. Op 24 september 2014 heeft [naam 1] bij [bedrijf 9] een Samsung televisie UE65HU8500 AV Elite gekocht voor € 4.499,01. De order is gericht aan [bedrijf 3] In de woning van de ouders van verdachte is een Samsung televisie van hetzelfde type inbeslaggenomen. Deze televisie is door verdachte bij hen in de woning geïnstalleerd. De ouders van verdachte hebben voor deze televisie € 2.000,- aan verdachte betaald. In de woning van de partner van verdachte is een televisie met typenummer UE55HU8500L aangetroffen. Dit type is ook in de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] ter sprake gekomen. [naam 1] heeft op 3 juli 2014 de prijs voor deze televisie aan [naam 18] gevraagd. De televisie kostte destijds € 2.100,- exclusief btw. [naam 1] heeft verklaard dat hij vier televisies aan verdachte heeft geleverd en dat verdachte het aankoopbedrag aan hem heeft terugbetaald. Voorafgaande aan zijn verhoor op 14 december 2016 heeft hij een koopovereenkomst tussen hem en verdachte overgelegd met betrekking tot de levering van 4 iPhones en 4 televisies voor € 8.750,-. Deze overeenkomst is gedateerd 30 september 2014. Op de overeenkomst is met de hand geschreven ‘
contant voldaan’
.Volgens [naam 1] was verdachte bij hem voordeliger uit, omdat hij de televisies zonder btw aan hem heeft verkocht. De rechtbank hecht geen waarde aan de door [naam 1] overgelegde koopovereenkomst. De overeenkomst is bij de doorzoeking bij [naam 1] en bij de doorzoeking in de woning van verdachte niet aangetroffen. Verdachte heeft bovendien zelf niet over de televisies willen verklaren, wat opmerkelijk is als de koopovereenkomst op waarheid zou berusten. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat deze overeenkomst valselijk is opgesteld door [naam 1] toen het hem duidelijk werd dat er een strafrechtelijk onderzoek liep.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een Samsung televisie UE65HU8500 ter waarde van € 4.499,01 en een Samsung televisie UE55HU8500 ter waarde van
€ 2.100,- als gift van [naam 1] dan wel zijn bedrijf, [bedrijf 3] , heeft aangenomen.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte ook een beamersteun, twee Vogels beamer verlengbuizen, een Vogels lcd-steun, een Projecta projectiescherm en een NEC projector als giften heeft aangenomen, zoals hem eveneens wordt verweten. De enkele omstandigheid dat deze goederen door [naam 1] op hetzelfde moment zijn aangeschaft als de Samsung televisie UE65HU8500 maakt nog niet dat deze goederen ook voor verdachte bestemd waren. In de WhatsApp-gesprekken komen deze goederen niet ter sprake en bij de doorzoekingen in de woningen van verdachte, [partner verdachte] en zijn ouders zijn deze niet aangetroffen. De rechtbank zal verdachte daarom met betrekking tot deze goederen vrijspreken. De rechtbank vindt ook niet bewezen dat verdachte naast de twee Samsung televisies met de nummers UE65HU8500 en UE55HU8500, nog andere televisies als gift heeft aangenomen. De door [naam 1] afgelegde verklaring is daartoe onvoldoende. [naam 1] heeft, zoals hiervoor is gebleken, met betrekking tot de televisies in ieder geval een deels onjuiste verklaring afgelegd. Zijn bewering dat hij vier televisies aan verdachte heeft geleverd is dan ook niet goed op waarde te schatten. Bovendien wordt deze verklaring niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. De in de telefoon van [naam 1] aangetroffen financiële opstelling laat zien dat verdachte televisies van [naam 1] als gift heeft ontvangen, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat verdachte naast de twee genoemde Samsung televisies ook nog één of twee andere televisies heeft ontvangen.
Badkamer van [bedrijf 10] en plaatsing door [bedrijf 11]
De volgende WhatsApp-gesprekken vonden plaats tussen verdachte en [naam 1] :
Verdachte: En een andere belangrijke voor mij: de badkamer. Ik ben afgelopen weekend wezen kijken. Offerte aangevraagd. Over 2 weken vervolg gesprek. Hoe moet ok dit via jou regelen? Even overleggen?
Verdachte: [naam 1] , ben nu bij de badkamerboer. Heb jij voor mij het factuuradres, mochten wij evt tot zaken komen.
[naam 1] Dat ligt aan de hoogte van het bedrag?
Verdachte: Oké. Ik ga ervanuit rond de €20.000,-. Exacte bedrag krijgt je nig van me.
(…)
[naam 1] , het is 24.000 euro geworden. Plaatsen ergens medio oktober.
[naam 1] : Ok. Doen we volgende week ff met elkaar overleggen ivm de verdeelsleutel.
[bedrijf 10] heeft op 27 juni 2014 een orderbevestiging opgesteld gericht aan [bedrijf 12] , met ordernummer 2 0018 105404. Als afleveradres stond vermeld ‘ [adres] ’, het adres van [partner verdachte] . Op de orderbon stond een paraaf/handtekening van [partner verdachte] . De orderprijs was € 16.663,-, exclusief btw.Op 18 september 2014 stuurde verdachte een e-mail naar [naam 1] , waarin hij vroeg of [naam 1] voor aanstaande maandag (22 september 2014) de bij de e-mail gevoegde factuur van [bedrijf 10] over wilde maken. Op 29 september zou er geleverd worden. In de bijlage zat een ‘definitieve afleverbrief’ van [bedrijf 10] voor de levering van een badkamer op het adres [adres] . De afleverbrief was gericht aan [bedrijf 12] In de afleverbrief stond dat het restantbedrag van € 16.800,- per bank moest zijn ontvangen voorafgaand aan de levering.Dezelfde dag stuurde verdachte ook een ‘Aanbetalingsbrief’ van [bedrijf 10] door naar [naam 1] . In die brief werd een orderprijs genoemd van € 16.800,- inclusief btw.
De volgende gesprekken tussen [naam 1] en verdachte vonden vervolgens plaats:
[naam 1] : Het is er bij mij af.
(…) Oké ik zag wel een heel vreemd adres vermeld op de factuur!?!? Hebben we het maandag wel over.
Verdachte: [naam 1] , net [bedrijf 10] gesproken. Als het goed is, is de factuur met het juiste adres verstuurd naar de [adres] . Als het lukt, graag vandaag overmaken.
24 september 2014
Verdachte: [naam 1] , werd net gebeld door [bedrijf 10] . Ze hebben het geld nog niet binnen. Heb je het wel overgemaakt?
[naam 1] : Gaat vandaag weg, morgen op zijn rekening
(…)
is om 16.00 uur afgeschreven.
Op 24 september 2014 werd vanaf de rekening van [naam 19] , eigenaar van [bedrijf 12] , € 13.475,50 overgeboekt naar [bedrijf 10] met vermelding van ordernummer 20018105404.Uit gegevens van [bedrijf 10] blijkt dat de volgende betalingen zijn ontvangen vanaf de rekening van [bedrijf 12] :
€ 2.663,- op 19 september 2014,
€ 13.475,50 op 25 september 2014 en
€ 661,50 eveneens op 25 september 2014.
[naam 20] , eigenaar van eenmansbedrijf [bedrijf 11] , heeft verklaard dat hij in 2014 door [bedrijf 10] was benaderd voor het plaatsen van een badkamer aan de [adres] . Hij heeft de badkamer ter plaatse opgenomen en een offerte opgemaakt. De bewoonster, [partner verdachte] , heeft deze offerte voor akkoord ondertekend. De facturering van de opdracht is gegaan naar [bedrijf 12] [naam 20] heeft verschillende keren via WhatsApp contact gehad met [partner verdachte] , onder andere over de laatste factuur die betrekking had op meerwerk dat niet betaald werd. Op 19 maart 2015 is de laatste termijn betaald.
[naam 20] heeft op 25 september 2014 drie facturen opgemaakt, gericht aan [bedrijf 12] Het ging om een factuur van € 3.458,50 inclusief btw betreffende de eerste termijn (factuurnummer 1924), € 2.766,80 betreffende de tweede termijn (factuurnummer 1925)en € 691,70 betreffende de derde termijn (factuurnummer 1926). Deze drie termijnen werden op 21 oktober 2014 vanaf de rekening van [bedrijf 12] bijgeschreven op de rekening van [naam 20] .
Een vierde factuur van 23 oktober 2014 betrof meerwerk ter waarde van € 830,- (factuurnummer 1952).
Op 9 maart 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [naam 1] plaats:
Verdachte: Goedemorgen [naam 1] , een meerwerkfactuur van de badkamer oenig niet betaald. Factuur 1952 dit is de meerwerkfactuur. Wil jij dit regelen?
[naam 1] : Ga ik regelen
(…)
Is nu gedaan.
Op 18 maart 2015 vonden de volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen verdachte en [naam 1] en [naam 1] en [naam 21] :
Verdachte aan [naam 1] : [naam 1] , rekening meerwerk badkamer. Is volgens aannemer nog steeds niet betaald??????
[naam 1] aan [naam 21] : Kun je die factuur met spoed overmaken?
[naam 1] aan verdachte: Is nu gedaan
De vierde factuur werd op 18 maart 2015 vanaf de rekening van [bedrijf 12] bijgeschreven op de rekening van [naam 20] .
Vanaf de bankrekening van [bedrijf 3] werden de volgende bedragen overgeschreven naar de rekening van [bedrijf 12] :
19-09-2014: € 3.340,-, omschrijving: factuur 2014037 wk 34
24-09-2014: € 13.513.56, omschrijving: factuur 2014041 wk 28,
21-10-2014: € 9.610,45, omschrijving: factuur 2014044 wk 37.
In de telefoon van [naam 1] werd een foto aangetroffen van een financiële opstelling, met daarop projecten bij gemeente Amsterdam ( [adres] , [adres] en [adres] ). Achter het project [adres] stond € 23.000,-, met daarachter ‘
BK’.Bij het project [adres] stonden de volgende bedragen genoemd:
€ 9.000,-, met vermelding ‘
TV’
€ 5.000,-, met vermelding ‘
Airco’
€ 2500,-, met vermelding ‘
4* Iphone’
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte de badkamer van [bedrijf 10] ter waarde van € 16.800,- en de installatie van deze keuken door [naam 20] ter waarde van € 7.747,-, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe het volgende naar voren gebracht. De stukken uit het dossier duiden er slechts op dat in verband met de badkamer betalingen via [bedrijf 12] op naam van [naam 19] zijn gedaan. De betalingen van [bedrijf 3] aan [bedrijf 12] komen niet overeen met de bedragen die door [bedrijf 12] voor de badkamer zijn overgemaakt. Volgens [naam 1] zijn deze betalingen ook niet gedaan in verband met deze badkamer. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat hooguit sprake kan zijn geweest van een btw-voordeel voor verdachte.
Oordeel van de rechtbank
[naam 1] en verdachte hebben vanaf juni 2014 intensief contact gehad over een in de woning van [partner verdachte] te plaatsen badkamer. Uit de tussen hen gevoerde WhatsApp-gesprekken komt naar voren dat het kennelijk de bedoeling was dat de financiering van de badkamer via [naam 1] zou lopen. Op 10 juni 2014 vraagt verdachte aan [naam 1] hoe hij deze badkamer via hem moet regelen. Verdachte laat ongeveer twee weken later weten dat de badkamer € 24.000,- zal gaan kosten. [naam 1] laat hem dan weten dat dit ok is. De offerte van [bedrijf 10] bedraagt € 16.800,-. De orderbon en factuur staan op naam van [bedrijf 12] , een onderaannemer van [naam 1] . De factuur van [bedrijf 10] is in drie termijnen vanaf de rekening van [bedrijf 12] voldaan. Ook de kosten voor het plaatsen van de badkamer door [naam 20] (€ 6.917,-) en het meerwerk voor het plaatsen van de badkamer (€ 830,-) zijn aan [naam 20] vanaf de rekening van [bedrijf 12] betaald. Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat [naam 1] zich intensief heeft bemoeid met deze betalingen en dat hij degene was die de controle had over deze betalingen. In de periode dat de termijnbedragen aan [bedrijf 10] door [bedrijf 12] zijn overgemaakt, zijn ook bedragen overgemaakt vanaf de rekening van [bedrijf 3] naar [bedrijf 12] Het totale bedrag dat door [bedrijf 3] is overgemaakt komt dicht in de buurt van de totale kosten van de badkamer, inclusief het plaatsen daarvan. Niet is uit te sluiten dat ook op een andere manier een verrekening tussen de bedrijven [bedrijf 3] en [bedrijf 12] heeft plaatsgevonden, zoals door [naam 21] van [bedrijf 12] is verklaard. Hij stelt dat hij door [naam 1] is betaald via werkbonnen. Voor de rechtbank staat echter vast dat feitelijk [naam 1] dan wel [bedrijf 3] de kosten voor de badkamer en het plaatsen daarvan, inclusief meerwerk, voor zijn rekening heeft genomen. Dat alleen sprake is geweest van een btw-voordeel vindt de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft dit zelf niet verklaard, en voor deze stelling is in de bewijsmiddelen ook geen ondersteuning te vinden. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte de badkamer ter waarde van € 16.800,-, het plaatsen van de badkamer ter waarde van € 6.917,- en het meerwerk voor het plaatsen van de badkamer ter waarde van € 830,- als gift van [naam 1] dan wel [bedrijf 3] heeft ontvangen.
Rolex horloge van [bedrijf 13]
De volgende WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] vonden plaats:
Verdachte: Weet jij al iets van horloge? (…)
Mijn vrouw is [geboortedatum] jarig.
(…)
[naam 1] : welke maat 36 of 41 mm
Verdachte: Rolex is voor vrouw. Apple Watch is 42. Deze heeft zij ook. Ruilen is toch altijd mogelijk?
Verdachte: En lukt het voor de 4e, a.s. woensdag? (met bijlage)
[naam 1] : is geregeld. Dinsdag heb je hem. Of eerder
(…)
Dit is het, serius (met bijlage)
Verdachte: Wat bedoel je? Die voor [partner verdachte] ? Ik vind die andere mooier!!!
[naam 1] : Nee, voor jou
Verdachte: Ook mooi, maar op het ogenblik trekt die milgauss mij meer.
Verdachte: [naam 1] , vrouwtje was super tevreden. Bedankt.
De partner van verdachte, [partner verdachte] , is geboren op [geboortedatum] .
Bij [naam 1] werd een factuur aangetroffen van [bedrijf 13] van 28 oktober 2015 gericht aan [bedrijf 2] betreffende een Rolex met artikelnummer 116300 72210, voor € 5.050,- inclusief btw. Op de factuur stond handgeschreven ‘
Betaald 30 10’. Achter deze factuur zat een hoeveelhedenbon met daarop vermeld: ‘
project: Algemene kosten’ en € 4.173,55.Op 29 oktober 2015 had een medewerker van [bedrijf 13] een scan van deze factuur naar [naam 1] gemaild met de mededeling dat het ging om een factuur voor een ‘
Rolex Datejust II’.
Verdachte heeft verklaard dat hij geen Rolex horloge van [naam 1] heeft aangenomen en evenmin een Rolex horloge aan zijn partner (voor haar verjaardag) heeft gegeven.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een Rolex horloge ter waarde van € 5.050,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft het volgende naar voren gebracht. Bewijs dat verdachte de Rolex horloge van [naam 1] heeft aangenomen ontbreekt. Een dergelijk horloge is niet bij verdachte of [partner verdachte] aangetroffen. Het WhatsApp-bericht ‘
vrouwtje was super tevreden’ kan ook op iets anders dan het Rolex horloge betrekking hebben gehad.
Oordeel van de rechtbank
Uit de WhatsApp-berichten is op te maken dat verdachte ervan uit gaat dat [naam 1] een Rolex horloge zal kopen voor de verjaardag van zijn vrouw op [geboortedatum] 2015. Op 28 oktober 2015 zijn er WhatsApp-berichten en foto’s tussen hen uitgewisseld over het model Rolex dat moest worden aangeschaft. Op diezelfde dag is door [naam 1] bij [bedrijf 13] een Rolex horloge van het model Datejust II aangeschaft. De bij [naam 1] aangetroffen factuur staat op naam van [bedrijf 2] en is blijkens de aangehechte hoeveelhedenbon weggeschreven onder
Algemene kosten. Kennelijk moest de aard van deze aankoop aan het oog worden onttrokken. De dag na de verjaardag van de partner van verdachte liet verdachte aan [naam 1] weten dat zijn vrouw super tevreden was en bedankte hij [naam 1] . Naar het oordeel van de rechtbank laat dit alles er geen twijfel over bestaan dat de door [naam 1] op naam van [bedrijf 2] gekochte Rolex op [geboortedatum] 2015 door verdachte aan zijn partner cadeau is gedaan. Bij de doorzoeking van de woning van [partner verdachte] op 25 augustus 2016 is het Rolex horloge niet aangetroffen. Deze omstandigheid doet echter niet af aan het bewijs. Op 5 juli 2015 hadden immers doorzoekingen plaatsgevonden in de woning, werkplek en recreatiewoningen van verdachte, zodat [partner verdachte] tijd had om het Rolex horloge voor justitie te verbergen. Ook kan het horloge over het hoofd zijn gezien tijdens de doorzoeking. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte een Rolex horloge ter waarde van € 5.050,- als gift heeft aangenomen.
Apple watches van de [bedrijf 14]
De volgende WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] vonden plaats:
Verdachte: Watch nog gelukt?
Verdachte: [naam 1] , is de bestelling rond? Ik ben al iets meer te weten gekomen over die bandjes.
[naam 1] : Wellicht dat ik ze morgen bij heb.
Verdachte: Ok, ben net weer geweest. Mooi bandje gezien. Kun je gewoon bijbestellen. Is ook iets voor jou. Kost uiteraard wel iets.
[naam 1] : Ok, ga ff kijken.
Op 21 juli 2015 vond het volgende WhatsApp-gesprek plaats tussen [naam 1] en [naam 22] , uitvoeder in het bedrijf van [naam 1] .
[naam 22] : Type, kleur?
[naam 1] : zoals op de foto. Is het gelukt?
[naam 22] : Nee
[naam 1] : kun je ze dan bij [bedrijf 14] reserveren? Ik geloof dat je daar op tijd moet reserveren.
[naam 22] : Doe ik.
[naam 22] : Ligt klaar, [adres]
[naam 1] : Ok.
Op 23 juli 2015 stuurde verdachte het volgende WhatsApp-bericht naar [naam 1] :
Verdachte: AW geïnstalleerd (de rechtbank begrijpt: Apple Watch). Werkt perfect, wel een hoop uitzoekwerk.
Bij [naam 1] werd een factuur aangetroffen van 22 juli 2015 betreffende de aankoop van een Apple Watch 42MM SS Black Sport-DHH met serienummer [nummer] in de [bedrijf 14] op het [adres] voor € 719,- inclusief btw. Er is contant betaald voor de Apple Watch. De factuur staat op naam van [bedrijf 3] , [naam 1] .Bij de doorzoeking van de werkplek van verdachte op 5 juli 2016 heeft verdachte zijn iPhone aan een verbalisant gegeven. Desgevraagd heeft hij de Apple toegangscode en de simkaart code van deze telefoon meegedeeld.Uit onderzoek is gebleken dat deze iPhone was gekoppeld aan een Apple Watch met serienummer [nummer] .
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een Apple Watch met serienummer [nummer] ter waarde van € 719,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat onder verdachte geen Apple Watch in beslag is genomen. Onderliggende stukken waaruit zou moeten blijken dat de Apple Watch met serienummer [nummer] gekoppeld was aan een op de werkplek van verdachte inbeslaggenomen iPhone ontbreken. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat op basis van de verklaring van [naam 1] hooguit een bewezenverklaring kan volgen voor een btw-voordeel voor verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Uit de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [naam 1] en [naam 1] met [naam 22] volgt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat [naam 1] voor verdachte een Apple Watch heeft aangeschaft. Op verzoek van [naam 1] heeft [naam 22] het gewenste model bij de [bedrijf 14] op het [adres] gereserveerd. De volgende dag liet verdachte aan [naam 1] weten dat de Apple Watch perfect werkt. De factuur van de op 2 juli 2015 bij de [bedrijf 14] gekochte Apple Watch staat op naam van [bedrijf 3] en [naam 1] . Deze Apple Watch is bij de doorzoekingen in de woning en de werkplek van verdachte niet aangetroffen, echter bleek een bij verdachte in gebruik zijnde iPhone te zijn gekoppeld aan een Apple Watch met hetzelfde serienummer als vermeld op de betreffende factuur van de [bedrijf 14] . [naam 1] heeft verklaard dat hij twee Apple Watches aan verdachte heeft verkocht, waarbij [naam 1] de btw voor zijn rekening zou hebben genomen. Voorafgaande aan zijn verhoor op 14 december 2016 heeft [naam 1] een op 26 juli 2015 gedateerde handgeschreven verklaring overgelegd waarin hij stelt dat hij van verdachte € 1.500,- voor twee Apple Watches heeft ontvangen. De rechtbank hecht geen waarde aan deze handgeschreven verklaring van [naam 1] . Opvallend is dat deze verklaring niet bij de doorzoekingen bij [naam 1] en zijn bedrijven is aangetroffen, terwijl in het dossier geen enkele ondersteuning is te vinden voor de stelling dat verdachte een bedrag voor één of meer Apple Watches aan [naam 1] betaald. Verdachte heeft dit zelf ook niet verklaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de Apple Watch met serienummer [nummer] ter waarde van € 719,- als gift van [naam 1] dan wel [bedrijf 3] heeft ontvangen.
Met de officieren van justitie en de raadsman vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte de Apple Watch 42mm SLVR BRACELET ZML, de Apple Watch 42mm SS BLK CLASSIC BKL-DDH met serienummer [nummer] en de Apple Watch 42 mm SS Black Sport-DDH met serienummer [nummer] als giften van [naam 1] dan wel een van zijn bedrijven heeft aangenomen. Met betrekking tot deze Apple Watches zal verdachte worden vrijgesproken.
[naam 2] en/of [naam 3] ( [bedrijf 4] )
Piaggo scooter van Dienst Domeinen Roerende Zaken
Bij de doorzoeking op 25 augustus 2016 in de woning van [partner verdachte] op het adres [adres] werd een scooter van het merk Piaggio met het kenteken [kenteken] inbeslaggenomen.Uit informatie van het RDW blijkt dat het kenteken van 30 mei tot 12 juli 2013 op naam stond van de Dienst Domeinen Roerende Zaken. Vanaf 12 juli tot 29 augustus 2013 stond het kenteken op naam van [naam 3] en vanaf 29 augustus 2013 op naam van verdachte.Bij de doorzoeking in het bedrijfspand van [bedrijf 4] is een factuur aangetroffen van de Dienst Domeinen Roerende Zaken van 5 juli 2013 gericht aan [bedrijf 4] t.a.v. [naam 2] . Op de openbare verkoop bij inschrijving op 5 juli 2013 is de Piaggio, met kenteken [kenteken] , aan [naam 2] gegund voor € 2.000,-. Het aankoopbedrag bedroeg € 2.331,50 inclusief kosten voor het kenteken en opgeld.Op 8 juli 2013 is € 2.331,50 vanaf de rekening van [bedrijf 4] overgeschreven naar de rekening van Domeinen Roerende Zaken.Op 2 september 2013 stuurde [naam 2] een e-mail aan [verzekeringsbedrijf] , waarin hij liet weten dat de Piaggio scooter bij zijn nieuwe eigenaar was en dat hij het vrijwaringsbedrijf (de rechtbank leest: vrijwaringsbewijs) zou doorsturen zodra hij deze binnen had.Uit de mutaties van de rekeningen van verdachte is op te maken dat hij verzekeringspenningen heeft betaald in verband met de Piaggio scooter. Niet blijkt echter van een betaling met betrekking tot de aankoop van deze scooter.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een Piaggio scooter ter waarde van € 2.331,50 als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens [naam 2] is de scooter namelijk aan verdachte verkocht en heeft verdachte de koopprijs betaald, dus is sprake van een gewone koopovereenkomst en niet van een gift, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [naam 2] op 5 juli 2013 een Piaggio scooter op de veiling heeft gekocht die vervolgens slechts anderhalve maand op naam van zijn broer [naam 3] heeft gestaan. De scooter is hierna op naam gezet van verdachte. Dit duidt er op dat de scooter is aangeschaft voor verdachte. Vanaf 29 augustus 2013 werd de verzekering van deze scooter maandelijks vanaf de bankrekening van verdachte overgemaakt. Er is echter niet gebleken dat verdachte enig bedrag voor de aanschaf van deze scooter heeft betaald. [naam 2] heeft verklaard dat hij denkt dat verdachte het aankoopbedrag van de scooter contant aan [naam 23] , destijds werkzaam bij van [bedrijf 4] , heeft betaald. De rechtbank stelt echter vast dat het dossier hiervoor geen aanknopingspunt bevat. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte de Piaggio scooter met kenteken [kenteken] , ter waarde van € 2.331,50, als gift van [naam 2] dan wel [bedrijf 4] heeft aangenomen.
Keuken van [bedrijf 15] , montage daarvan door [bedrijf 16] en radiator van [bedrijf 17]
Op 19 december 2012 vond een e-mailwisseling plaats tussen verdachte en [naam 4] .
Verdachte tegen [naam 4] :
Onze afspraak betreffende restant etc. Wat spreken wij af? En afspraak K…. Ik heb bij ons al een offerte opgevraagd (kostprijs ca 20.000).
[naam 4] antwoordde dezelfde dag:
Ik sta eigenlijk een beetje te kijken van je mail,
Je weet dat de verrekeningen met betalingen nog lang niet binnen zijn om jou het laatste restant reeds terug te betalen, ik vindt dat eerst de toegezegde verrekeningen moeten plaats vinden alvorens dit gebeurd. Dan verhaal keuken, een kleine keuken gaf je aan, dit slaat werkelijk alles, verschrikkelijk duur en staat ook niet in verhouding tot wat er allemaal speelt momenteel bij het staddeel centrum. Betalingen zijn opgeschort, de directievoerders zien verschillen in aantallen, we moeten wel op onze tellen passen.
De twee telefoons, de beurt van de auto, noem maar op, ik wil voorlopig de rem er op zetten, ik wil eerst eens zien waar wij over een half jaar als [handelsnaam bedrijf 6] staan.
Bij de doorzoeking in de woning van [partner verdachte] werd een orderbevestiging aangetroffen van [bedrijf 15] van 3 juli 2013 gericht aan de familie [partner verdachte] , [adres] en ondertekend door [partner verdachte] . Het betrof de levering van een keuken en keukenapparatuur voor een totaalbedrag van € 18.630,- inclusief btw. Binnen 8 dagen moest € 2.800,- zijn overgemaakt, uiterlijk 10 dagen voor levering € 14.580,- en direct na montage moest € 1.250,- contant worden voldaan.
Bij [bedrijf 4] werd een factuur van 4 juli 2013 met factuurnummer 1035 aangetroffen gericht aan [naam 24] . Op de factuur stond dat een aanbetaling van € 2.800,- moest worden voldaan. Op de factuur stond handgeschreven: “
Voldaan 9/7/2013 P/bank”.Op 9 juli 2013 werd op de rekening van [bedrijf 15] € 2.800,- bijgeschreven afkomstig van [bedrijf 4] , onder vermelding van factuurnummer 1035.
Bij [bedrijf 4] werd een factuur van 4 september 2013 met factuurnummer 1047 aangetroffen gericht aan [naam 24] . Op de factuur stond dat voor 10 september 2013 € 14.580,- moest worden overgemaakt. Op de factuur zat een gele memosticker met daarop handgeschreven: “
Deze heb ik op 13-09 overgemaakt ivm plaatsing/levering maandag a.s. Geb”. Op de factuur was ook een blokstempel geplaatst met daarop vermeld “
projetnr. 2012-530”.[naam 2] heeft verklaard dat het zijn handschrift is op de memosticker. Hij denkt dat hij die vrijdag een belletje heeft gehad om het bedrag over te maken.Op 13 september 2013 werd vanaf de rekening van [bedrijf 4] € 14.580,- overgemaakt naar [bedrijf 15] , onder vermelding van factuurnummer 1047.
Bij [bedrijf 4] is een factuur van 18 september 2013 van [bedrijf 16] aangetroffen met factuurnummer 2013100 en klantnummer 10079. De factuur is gericht aan [naam 24] en ziet op de kosten voor het plaatsen en aansluiten van een keuken voor een totaalbedrag van € 3.194,01 inclusief btw. Op de factuur is handgeschreven: “
betaald 30-9”en (omcirkeld) “
2012-530”.Op 30 september 2013 is € 3.194,01 overgemaakt naar [bedrijf 16] , onder vermelding van factuur 2013100/10079.
Uit onderzoek is gebleken dat projectnummer 2012-530 betrekking heeft op een overeenkomst tot aanneming van werk van 9 november 2012 tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 18] Het blijkt te gaan om werkzaamheden omschreven als “Verlenging Noordloods”.Uit nacalculatie van dit werk met projectnummer 2012-530 bleek dat de facturen van [bedrijf 15] en [bedrijf 16] op dit project waren geboekt.
In de woning van [partner verdachte] werd een orderbevestiging van 23 juli 2013 aangetroffen afkomstig van [bedrijf 17] , gericht aan ‘De directie van [bedrijf 4] ’. Als afleveradres is genoemd de familie [partner verdachte] , [adres] . De orderbevestiging ziet op de levering van een Instamat projectradiator verticaal, type 11, met bijbehorende onderdelen. Het totaalbedrag bedraagt € 520,- inclusief btw.Van [bedrijf 17] werd een gelijkluidende orderbevestiging verkregen. Hierop is handgeschreven: “
07/09/2013: contant betaald euro 520,-. Betaling verwerken + betalingsbewijs naar hun zaak: [bedrijf 4] etc etc”.Op 12 september 2013 is een factuur voor deze radiator gezonden naar “
De directie van [bedrijf 4] , [adres]”
.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte en [partner verdachte] blijkt niet van betalingen in verband met de in de woning van [partner verdachte] geplaatste keuken. Ook van contante betalingen in verband met deze keuken is niet gebleken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een keuken ter waarde van
€ 18.630,-, de montage van deze keuken ter waarde van € 3.194,01 en een radiator ter waarde van € 520,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht. De e-mailwisseling tussen [naam 4] en de gebruiker van het e-mailadres [e-mailadres] kan niet voor het bewijs worden gebruikt omdat niet is vastgesteld dat dit e-mailadres aan verdachte kan worden toegeschreven. Bovendien is deze e-mailwisseling niet redengevend voor het bewijs omdat [naam 4] immers niet betrokken was bij [bedrijf 4] Uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat in de periode van het ten laste gelegde feit niet hij of [naam 3] betrokken was bij de aankoop van de keuken en de montage daarvan, maar [naam 23] . Het kan niet bewezen worden dat het hier gaat om een gift van [naam 2] en/of [naam 3] , wat, gelet op de wijze van ten laste leggen, tot vrijspraak moet leiden. Ten aanzien van de radiator heeft te gelden dat ook daar vrijspraak voor moet volgen. Op de rekeningoverzichten zijn immers geen transacties te zien van [bedrijf 4] waaruit blijkt dat dit bedrijf de radiator heeft betaald.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de facturen van [bedrijf 15] en [bedrijf 16] door [bedrijf 4] zijn betaald. Op twee facturen die bij [bedrijf 4] zijn aangetroffen is met de hand het nummer 2012-530 geschreven. Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer correspondeert met het offertenummer van een overeenkomst tot aanneming van werk tussen [bedrijf 4] en [bedrijf 18] De betreffende nota’s zijn onder dit project weggeschreven, kennelijk met de bedoeling om de aard van deze betalingen aan het zicht te onttrekken. Anders dan de raadsman stelt, blijkt uit de bewijsmiddelen dat [naam 2] wel degelijk bemoeienis heeft gehad met de levering van de keuken. Hij heeft immers zelf de opdracht tot betaling gegeven van de nota van 4 september 2013. Uit de hem geschreven memosticker volgt dat hij kennelijk ook op de hoogte was van de aard van de betaling. Hij schrijft immers dat hij het geld heeft overgemaakt in verband met de plaatsing/levering op maandag. Het verweer van de raadsman faalt dan ook. De radiator is blijkens de handgeschreven mededeling op de orderbevestiging op 7 september 2013 contant betaald. Op deze orderbevestiging is ook geschreven dat het betalingsbewijs naar ‘ [bedrijf 4] ’ moet. De factuur van de radiator is ook naar [bedrijf 4] gezonden. Zowel de orderbevestiging als de factuur staan op naam van ‘ [bedrijf 4] ’. Nu ook de keuken en de montage door [bedrijf 4] zijn betaald kan er daarom naar het oordeel van de rechtbank zondermeer vanuit worden gegaan dat ook de kosten van de radiator ten laste van dit bedrijf zijn gekomen. Dat de keuken in zijn geheel door [bedrijf 4] is betaald vindt bevestiging in de e-mailwisseling tussen verdachte en [naam 4] . Uit deze e-mailwisseling blijkt dat verdachte een half jaar eerder een keuken van rond de € 20.000,- door [naam 4] wilde laten betalen, maar dat [naam 4] deze keuken veel te duur vond en niet in verhouding met wat er op dat moment allemaal speelde in het stadsdeel Centrum. Wat verdachte tevergeefs bij [naam 4] probeerde te bewerkstellingen, lukte hem later wel bij [naam 2] . De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte een keuken ter waarde van € 18.630,-, de montage van deze keuken ter waarde van € 3.194,01 en een radiator ter waarde van € 520,- als gift van [naam 2] dan wel [bedrijf 4] heeft aangenomen.
Stucwerk door [bedrijf 19]
Tussen 25 juni en 2 juli 2012 vond een e-mailwisseling plaats tussen [naam 2] en [naam 17] .
Op 25 juni 2012 schrijft [naam 2] aan [naam 17] :
Zoals zojuist aangegeven wil een klant van mij bij zijn vriendin thuis het nodige gestukadoord hebben, het gaat om ca.40m2 wand en ca. 50m2 plafondwerk.
Contactgegevens zijn [verdachte] bereikbaar op [telefoonnummer] Het adres waar dit moet plaatsvinden is [adres] .
Hou me ff op de hoogte van wat je met hem hebt afgesproken wanneer je dit kunt uitvoeren en wat de kosten van het geheel zullen zijn. Alles loopt zoals aangegeven via mij dus over prijzen e.d. hoefje het niet met hem over te hebben!
Op 1 juli 2012 antwoordt [naam 17] dat hij in [woonplaats] is geweest om een en ander met verdachte en zijn vriendin door te nemen. Ze willen de werkzaamheden graag gestart zien op 16 juli 2012. De kosten bedragen € 2.925, exclusief btw. Op 2 juli 2012 vraagt [naam 2] aan [naam 17] om het zo uit te voeren als met verdachte is afgesproken.
[bedrijf 19] heeft op 9 augustus 2012 een factuur opgesteld gericht aan [bedrijf 4] , met factuurnummer 2012-102, betreffende het project [adres] . Het totale factuurbedrag bedraagt € 2.925,-, exclusief btw. Het betreft divers stucwerk uitgevoerd conform opdracht. Dit bedrag is op 10 september 2012 vanaf de rekening van [bedrijf 4] op de bankrekening van [naam 17] bijgeschreven.De Rijksrecherche heeft een onderzoek ingesteld naar de diverse bankrekeningen van verdachte en [partner verdachte] . In de mutaties van deze bankrekeningen is geen betaling aangetroffen van € 2.925,- dan wel enige andere betaling naar de bankrekening van [naam 17] of de bankrekening van [bedrijf 4]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte stucwerk ter waarde van
€ 2.925,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het doordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [naam 17] in opdracht van [naam 2] stucwerkzaamheden in de woning van [partner verdachte] heeft verricht. De factuur van [naam 17] is vanaf de rekening van [bedrijf 4] betaald. Gesteld noch gebleken is dat verdachte de kosten voor het stucwerk aan [naam 2] of [bedrijf 4] heeft terugbetaald. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte stucwerk in de woning van [partner verdachte] ter waarde van € 2.925,- als gift van [naam 2] dan wel [bedrijf 4] heeft aangenomen.
[naam 4] en/of [naam 5] ( [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] )
In de e-mailwisseling van 19 december 2012 tussen verdachte en [naam 4] , waarin hij het verzoek van verdachte voor een keuken van € 20.000,- afwijst, schrijft [naam 4] onder andere: “
De twee telefoons, de beurt van de auto, noem maar op, ik wil voorlopig de rem er op zetten, ik wil eerst eens zien waar wij over een half jaar als [handelsnaam bedrijf 6] staan.”
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte twee telefoons als gift heeft aangenomen van [naam 4] . Dit blijkt volgens hen uit de e-mailwisseling van 19 december 2012. Dit bewijsmiddel wordt ondersteund door de door [naam 4] gemaakte opstelling die hij op 6 juni 2013 aan [medeverdachte 1] heeft gezonden, aangezien daarin ook wordt gesproken over de levering van telefoons, wat bevestigt dat het voor [naam 4] dan wel zijn bedrijf gebruikelijk was om telefoons aan ambtenaren cadeau te doen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met het e-mailadres [e-mailadres] de e-mail van 19 december 2012 heeft verstuurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder 6.1.3. vastgesteld dat het e-mailadres [e-mailadres] en de daarmee verzonden berichten aan verdachte kunnen worden toegeschreven, zodat het daarop betrekking hebbende verweer wordt verworpen. De rechtbank is desalniettemin van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte twee telefoons als gift van [naam 4] heeft aangenomen. De opmerking van [naam 4] in zijn e-mail van 19 december 2012 staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De e-mail van 6 juni 2013 van [naam 4] aan een medeverdachte kan niet als ondersteunend bewijs worden aangemerkt, omdat dit bericht niet ziet op aan verdachte geleverde telefoons. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
‘Goede prijs’ voor Mercedes Benz bij [bedrijf 20]
Vanaf 22 december 2011 tot 24 mei 2014 heeft verdachte een Mercedes met kenteken [kenteken] op zijn naam gehad. In een e-mailwisseling van 17 augustus 2011 tussen verdachte en [naam 4] schreef [naam 4] dat hij bij [bedrijf 20] was geweest, dat hij alles met [naam 25] (de rechtbank begrijpt: [naam 25] , verkoopmedewerker bij [bedrijf 20] ) had besproken en [naam 25] op zoek zou gaan naar een auto voor verdachte. [naam 4] heeft hierover verklaard dat hij verdachte bij [bedrijf 20] heeft geïntroduceerd en dat hij voor hem heeft kunnen regelen dat er iets van de prijs afging.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een korting op de aankoop van een Mercedes als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met het e-mailadres [e-mailadres] de e-mail van 17 augustus 2011 heeft verstuurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder 6.1.3. vastgesteld dat het e-mailadres [e-mailadres] en de daarmee verzonden berichten aan verdachte kunnen worden toegeschreven, zodat het daarop betrekking hebbende verweer wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte bij de aankoop van de Mercedes met hulp van [naam 4] een korting heeft ontvangen. De verklaring van [naam 4] staat op zichzelf en wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Onderhoudsbeurten bij [bedrijf 20]
Naast de hiervoor genoemde Mercedes heeft verdachte vanaf 23 mei 2014 tot 21 september 2016 had hij een BMW met kenteken [kenteken] op zijn naam.
[bedrijf 20] heeft op 11 december 2013 een factuur opgesteld gericht aan [bedrijf 5] . Het factuurnummer betrof 3051082 en het factuurbedrag € 355,21 inclusief btw. De factuur had betrekking op een kleine onderhoudsbeurt, bandenwissel en vervanging van remblokken.Uit de werkplaatsbon van 29 november 2013 blijkt dat het hierbij ging om een onderhoudsbeurt van de Mercedes Benz met kenteken [kenteken] . Als klant stond vermeld: “
[klant] ?”
[bedrijf 20] heeft op 27 november 2015 een werkplaatsfactuur opgesteld gericht aan verdachte. Het factuurnummer betrof 3057282 en het factuurbedrag € 261,99 inclusief btw. De factuur had betrekking op een kleine onderhoudsbeurt en bandenwissel van de BMW met kenteken [kenteken] .Op 27 november 2015 heeft het autobedrijf een tweede werkplaatsfactuur opgesteld gericht aan verdachte. Dit betrof een creditfactuur voor dezelfde werkzaamheden en hetzelfde bedrag als de factuur met nummer 3057282.[bedrijf 20] heeft eveneens op 27 november 2015 een werkplaatsfactuur gericht aan [naam 4] met een factuurbedrag van € 261,99 inclusief btw.
[naam 4] heeft op 11 april 2018 verklaard dat het klopt dat [bedrijf 5] in 2013 en 2015 de onderhoudsfacturen heeft betaald voor de personenauto's van verdachte voor het totaalbedrag van € 617,20.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een onderhoudsbeurt voor de Mercedes Benz ( [kenteken] ) ter waarde van € 355,21 en een onderhoudsbeurt voor de BMW ( [kenteken] ) ter waarde van € 261,99 als giften heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. [naam 4] heeft weliswaar verklaard dat hij twee facturen heeft betaald, maar geeft niet concreet aan welke facturen dat zijn en voor welk onderhoud.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen overtuigend volgt dat de facturen van 11 december 2013 en 27 november 2015 voor de onderhoudsbeurten van de auto’s van verdachte zijn betaald door [naam 4] dan wel [bedrijf 5] De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte een onderhoudsbeurt voor de Mercedes Benz ( [kenteken] ) ter waarde van € 355,21 en een onderhoudsbeurt voor de BMW ( [kenteken] ) ter waarde van € 261,99 als giften van [naam 4] dan wel [bedrijf 5] heeft aangenomen.
€ 14.000,- althans een bedrag uit de “pot” voor verrekeningen
Op 17 augustus 2011 vond een e-mailwisseling plaats tussen [naam 4] en verdachte.
[naam 4] schreef daarin onder meer aan verdachte:
In de offerte die [naam 16] heeft gemaakt voor de [adres] heb je de hoeveelheden al iets aangepast,dus jij weet wat voor ruimte hier inzit,als je het bestelbudget dan ook nog eens aanvult met wat tekenwerk,transportkosten enz. dan weetje wat er voor ruimte in dit werk zit voor verrekeningen naar jou toe en naar ons.
Het bedrag wat op dit werk reeds extra wordt berekend gaat in de pot,en die houden wij samen bij.
Verdachte liet hierop weten:
Ik ga de offerte van jullie aanpassen. Handig voor mij zou zijn als ik een leeg format zou hebben van [bedrijf 6] om e.e.a. in te vullen.
Dan komt het wat dit werk betreft zowiezo goed.
[naam 4] stuurde vervolgens dit lege format naar het privé e-mailadres van verdachte.
In een e-mail van 8 december 2011 stuurde [medeverdachte 1] een e-mail door aan [naam 4] , met als bijlagen tekeningen en berekeningen afkomstig van collega [naam 26] . [medeverdachte 1] schrijft daarbij onder andere:
Hierbij de [adres] ! Waak er voor dat [verdachte] deze niet gebruikt om zijn eigen credit op te krikken want dat zou [naam 26] meteen zien. [naam 26] heeft de hoeveelheden met ca. € 8.000,= excl. BTW en overige kosten opgekrikt. Dus prijsopgave doen op deze basis waarna later de andere en goedkopere offerte met de juiste hoeveelheden bij de opdracht doen. Zo doet [verdachte] het toch ook.
Op 6 juni 2013 stuurde [naam 4] een e-mail aan [medeverdachte 1] , met in de bijlage een ‘opstelling’. In deze opstelling is onder ander het volgende vermeld:
Geleverd volgens overleg;
4 telefoons; € 4.000,00
Ierland vissen; € 3.800,00
Auto beurt; € 1.000,00
Aankoop auto verrekening huur [naam 27] per 1-2-2014; € 12.000,00
Nieuwe set banden; € 500,00
Totaal; € 21.300,00
Totaal bedrag incl. verrekeningen; € 116.000,00
Minus gefactureerd; € 23.875,00
Minus [adres] ; € 9.750,00
Tegoed uit vorige verrekening; € 3.000,00
Nog te factureren op brug 5; € 79.375,00
Alles is hiermee verrekend, behalve laatste de laatste € 14.000,00 van [verdachte]
Volgens bovenstaande verrekening kun jij € 15.000,00 verrekenen op de aankoop van je nieuwe auto.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte € 14.000,- als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met het e-mailadres [e-mailadres] de e-mail van 17 augustus 2011 heeft verstuurd. De e-mail van [naam 4] aan [medeverdachte 1] , waarin over € 14.000,- wordt gesproken, is bovendien niet redengevend voor het bewijs dat verdachte – die niet bij dat gesprek betrokken is geweest – dit bedrag heeft aangenomen of heeft gevraagd van [naam 4] en/of [naam 5] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft onder 6.1.3. vastgesteld dat het e-mailadres [e-mailadres] en de daarmee verzonden berichten aan verdachte kunnen worden toegeschreven, zodat het daarop betrekking hebbende verweer wordt verworpen. De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde e-mails vast dat er door verdachte en collega’s van hem in overleg met [naam 4] prijzen en offertes werden opgehoogd, waardoor de gemeente Amsterdam ten onrechte te veel voor de geleverde diensten van [bedrijf 5] dan wel [handelsnaam bedrijf 6] moest betalen. Een deel van deze ophogingen kwam kennelijk aan de betrokken ambtenaren ten goede en werd in een pot gedaan die gezamenlijk werd bijgehouden. Aldus blijkt van een laakbare en corrupte werkwijze, waarbij de betrokkenen zich ten koste van gemeenschapsgelden hebben verrijkt. Uit de op 6 juni 2013 door [naam 4] aan [medeverdachte 1] gestuurde ‘opstelling’ lijkt te kunnen worden afgeleid dat op dat moment € 14.000,- in de pot was gereserveerd voor verdachte. De rechtbank stelt echter vast dat er geen bewijs is dat verdachte dit bedrag ook daadwerkelijk heeft ontvangen. De rechtbank vindt het feit daarom niet bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
[naam 6] en/of [naam 7] ( [bedrijf 7] )
(Ongeveer) € 100.000,- althans een chalet althans € 65.000,- althans enig bedrag in verband met project [adres]
Op 31 augustus 2016 ontving de Rijksrecherche een brief van [naam 12] , waarin het volgende was te lezen:
Voor het winnen van de aanbesteding van een walmuurvernieuwing in het Centrum van Amsterdam (aan de [adres] ) is grof belastinggeld betaald. Het bedrijf [bedrijf 7] uit [plaats] heeft deze “gekregen”. Deze inschrijving is ca. 200.000,-- hoger dan dat het werk eigenlijk zou mogen kosten. Deze 2 ton zou worden gedeeld door 2 ambtenaren van de Gemeente werkzaam bij het Ingenieursbureau van de Gemeente Amsterdam. 100.000 voor de onlangs aangehouden ambtenaar [verdachte] en 100.000 voor projectmanager [medeverdachte 2] . Onvrede over een misgelopen promotie zou toentertijd reden voor deze laatste zijn om dit te doen. [verdachte] doet dit al jaren.
Op grond van deze brief werd nader onderzoek gedaan. Op de website van de gemeente Amsterdam stond informatie gepubliceerd over het betreffende project. Daaruit bleek dat ging om een project dat is gestart op 4 januari 2016 en dat ongeveer twee jaar heeft geduurd.
Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] destijds de projectmanager was en verdachte de werkvoorbereider. Het project werd in 2015 onderhands aanbesteed, waarbij drie bedrijven zijn benaderd: [bedrijf 7] , [bedrijf 1] en [bedrijf 8] De tender voor dit project werd op 3 augustus 2015 gepubliceerd en op 27 oktober 2015 werd beslist dat [bedrijf 7] het project mocht uitvoeren.
In een WhatsApp-bericht van 31 maart 2015, geruime tijd voor publicatie van de tender, liet verdachte aan [naam 1] weten dat [naam 6] (van [bedrijf 7] ) dit project moest gaan uitvoeren. Op 22 september 2015 liet hij aan [naam 1] weten dat [naam 6] de directieraming voor dit project wist, wat op dat moment nog vertrouwelijke informatie betrof.
In maart 2016 heeft verdachte een chalet gekocht ter waarde van ongeveer € 100.000, zonder dat uit zijn financiële gegevens blijkt van een betaling.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben laten weten dat hoewel de hele gang van zaken schimmig is, er onvoldoende bewijs is dat verdachte in verband met het project [adres] een bedrag dan wel chalet als gift heeft ontvangen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier het beeld naar voren komt dat verdachte en [medeverdachte 2] ervoor hebben gezorgd dat [bedrijf 7] het project [adres] gegund kreeg door haar uit te nodigen voorafgaand aan de aanbesteding samen met [bedrijf 1] en [bedrijf 8] en met de betrokken partijen af te spreken dat [bedrijf 7] de inschrijving zou “winnen”. Een persoon die zich in anonieme brieven aan de gemeente Amsterdam ‘ [naam 12] ’ noemt, stelt dat [medeverdachte 2] in verband met dit project € 100.000,- zou hebben ontvangen. Verdachte zou hier een chalet ter waarde van ongeveer datzelfde bedrag aan over hebben gehouden. Hoewel duidelijk is dat rondom de meervoudig onderhandse aanbesteding van het project [adres] onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte in verband met dit project (ongeveer) € 100.000,-, dan wel het chalet, dan wel enig ander bedrag heeft ontvangen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Meevaren op De Columbus tijdens SAIL 2015
Op de computer van de partner van [medeverdachte 2] is een e-mail aangetroffen van 9 juli 2015 van [naam 6] van [bedrijf 7] Deze e-mail was doorgezonden vanaf het e-mailadres van [medeverdachte 2] . In deze e-mail schreef [naam 6] :
Beste Gasten,
Op zaterdag 22 augustus is het zover en gaan we naar Sail Amsterdam 2015. Wij kijken er nu al naar uit om samen met u te gaan varen op de “De Columbus” en er een gezellige avond van te maken.
Op een inbeslaggenomen harde schijf zijn foto’s aangetroffen in de map: Foto en films backup/DIVERSEN JAREN/2015/2015 08 22 SAIL. Op een foto is [partner verdachte] , de partner van verdachte, te zien samen met de partner van [medeverdachte 2] . Zij bevinden zich op een boot op het IJ in Amsterdam. Op een andere foto zijn verdachte en [medeverdachte 2] te zien, terwijl zij op een boot staan met een wijnglas in de hand.
Uit informatie, verstrekt door [bedrijf 21] , blijkt dat [bedrijf 7] het schip De Columbus heeft gehuurd en met 20 personen naar SAIL 2015 is gevaren. De totale kosten van dit uitstapje betroffen € 2.236,-. Hiervan zag € 150,- op de bustransfer, waar verdachte en [partner verdachte] geen gebruik van hebben gemaakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee kaartjes gekregen en dat hij samen met zijn partner op de boot is meegevaren.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een bootreis voor hem en zijn partner, ter waarde van € 104,30 per persoon, als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Uit het dossier blijkt volgens hem onvoldoende dat de rekening van [bedrijf 21] voor de huur van partyschip De Columbus door [bedrijf 7] is voldaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte als gift heeft aangenomen dat hij en zijn partner tijdens SAIL 2015 mochten meevaren op De Columbus. De rechtbank constateert dat [bedrijf 7] De Columbus heeft gehuurd voor 20 personen en dat de kosten daarvan, inclusief consumpties, bij [bedrijf 7] in rekening zijn gebracht. Anders dan de raadsman heeft betoogd vindt de rechtbank daarom dat er voldoende bewijs is dat [bedrijf 7] de kosten voor de boottocht heeft betaald. De waarde van deze gift bedraagt in totaal € 208,60 (€ 2.236,- - € 150,-
/20 x 2).
[naam 1] ( [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ) en [naam 6] en/of [naam 7] ( [bedrijf 7] )
Diner bij restaurant Bord’Eau van hotel De L’Europe
Op 21 oktober 2015 heeft [naam 1] een e-mail ontvangen van hotel De L'Europe. Uit de e-mail blijkt dat [naam 1] een optionele reservering had gemaakt bij hun restaurant Bord'Eau voor 8 personen op 17 december 2015 in The Private Dining Room.
De volgende WhatsApp berichten tussen [naam 1] en [medeverdachte 2] en [naam 1] en verdachte vonden plaats:
30 oktober 2015, [medeverdachte 2] aan [naam 1] :
Hoi [naam 1] , net [naam 6] gesproken. Kan niet op 17/12! Is vrijdag 11/12 een optie? Fijn weekend. Gr. [medeverdachte 2]
[geboortedatum] 2015, [naam 1] aan [medeverdachte 2] :
Hé hallo [medeverdachte 2] Tot nu toe kan ik de 11e niet weet het deze week definitief hou je op de hoogte Gr [naam 1] .
18 november 2015, Verdachte aan [naam 1] :
[naam 1] , 9 december is goed. [medeverdachte 2] en wij kunnen allemaal. Nu alleen nog reservering van 18 december verzetten.
Op 8 december 2015 heeft hotel De L’Europe een e-mail gezonden aan [naam 1] met een pro-forma factuur voor een diner op 9 december 2015, ter hoogte van 8x € 135,- = € 1.080,-.
Op 8 december 2012 is € 1.080,- overgeschreven van de rekening van [bedrijf 3] naar de rekening van Hotel De L’Europe met omschrijving: “
betreft Diner bord eau 9-12-15 [naam 1] ”.
Blijkens de kassabon van het betreffende diner op 9 december 2015 in Bord’Eau bedroegen de totale kosten € 1.825,-. Het restant van € 745,- is middels een pintransactie voldaan.Het bedrag is afschreven van de bankrekening van [bedrijf 7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij het diner in Bord’Eau aanwezig was,maar wist zich niet meer te herinneren of hij al dan niet zijn deel zelf heeft betaald.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden bewezen dat verdachte een diner voor hem en zijn partner in restaurant Bord’Eau, ter waarde van € 456,25 als gift heeft aangenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte van [naam 6] en [naam 1] , dan wel de aan hun gelieerde bedrijven, een diner voor hem en zijn partner bij restaurant Bord’Eau als gift heeft aangenomen. Bij het diner waren in totaal 8 personen aanwezig: [naam 6] , [naam 1] , verdachte, [medeverdachte 2] en hun respectievelijke partners. De kosten voor het diner voor verdachte en zijn partner bedroegen € 456,25 (€ 1.825,- / 4).