In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering dateert van 13 september 2017 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1985. De rechtbank heeft eerder zittingen gehouden op 19 juni 2018, 25 oktober 2019 en 22 november 2019, waarbij de vordering werd behandeld. Na een tussenuitspraak op 6 december 2019, waarin de rechtbank het onderzoek schorste om nadere informatie op te vragen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), werd het onderzoek op 24 augustus 2022 hervat. Tijdens deze zitting werd vastgesteld dat de beslistermijn voor de overlevering niet was verlopen, ondanks eerdere mededelingen. De rechtbank heeft vervolgens op 28 september 2022 het onderzoek opnieuw geschorst om de officier van justitie de gelegenheid te geven een terugkeergarantie van de Poolse autoriteiten te verkrijgen. Op 12 oktober 2022, na het sluiten van het onderzoek, heeft de rechtbank geoordeeld dat de terugkeergarantie voldoende was en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan, mits de terugkeergarantie wordt gewaarborgd. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de rechtszekerheid van de opgeëiste persoon werd gewaarborgd.