ECLI:NL:RBAMS:2022:804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
13/296610-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een wapen in Amsterdam

Op 21 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een wapen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2022. De officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, vorderde een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De verdachte, geboren in Suriname in 1981 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een omgebouwd pistool van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9x17mm, op of omstreeks 30 oktober 2021 in Amsterdam.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank vond op basis van de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en DNA-analyse, dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van het wapen. De rechtbank overwoog dat het bezit van een vuurwapen in de openbare ruimte onaanvaardbaar is en dat dit bijdraagt aan de onrust in de samenleving.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichtverstandelijke beperking en een instabiele leefsituatie. De rechtbank besloot de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en stelde een proeftijd van drie jaren vast. Tevens werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/296610-21
Parketnummers vorderingen: 13/068004-18 en 23/002276-20
Datum uitspraak:
21 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1981,
in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres
[adres 1] ,
thans gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.P.A. Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 oktober 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en Munitie, te weten een omgebouwd pistool van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9x17mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over het wapen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen genoemd in de bijlage bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen op 30 oktober 2021 en overweegt hiertoe als volgt.
De zus van verdachte belt om 01.24 uur de meldkamer van 112 en vertelt dat verdachte – die zij op dat moment ook aan de telefoon heeft – met een pistool op straat in de [wijk] rondloopt en al een schot heeft gelost. Hij loopt daar volgens haar met een bruine hond. Tijdens het gesprek vertelt verdachte haar dat hij bij een vriend is, die op het [adres 2] woont. Later in het gesprek geeft hij aan dat hij het pistool naast hem heeft op de bank onder een kussen. Verbalisanten hoorden kort daarvoor die nacht omstreeks 01.16 uur een knal en zagen een man in een bomberjack met een grote bruine vechthond lopen in de [wijk] in de omgeving waar de knal vandaan komt. Verdachte voldoet aan dit signalement. Verdachte wordt later die nacht aangehouden als hij uit de woning gelegen aan het [adres 2] komt. In deze woning wordt in een televisiekast een wapen (omgebouwd pistool van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9x17mm) gevonden. Onderzoek van het TFMI wijst uit dat het hoofdprofiel van op dat wapen aangetroffen DNA-materiaal matcht met het DNA-profiel van verdachte. Het wapen is geladen met een knalpatroon. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de man is die omstreeks 01.16 uur een schot heeft gelost en het vuurwapen zowel in de woning als op straat voorhanden heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 30 oktober 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en Munitie, te weten een omgebouwd pistool van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9x17mm, voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft voorgesteld.
8.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft ze betoogd dat een straf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk deel met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld met een proeftijd van drie jaren afdoende is gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op straat in de [wijk] een geladen pistool bij zich gehad en ermee geschoten, vermoedelijk met een knalpatroon. Ten aanzien van vuurwapenbezit geldt in het algemeen dat de veiligheid van mensen in gevaar wordt gebracht en dat het voor veel onrust bij mensen zorgt. Dat is onaanvaardbaar.
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over de hoogte van op te leggen straffen. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte is een gevangenisstraf van acht maanden het uitgangspunt. De rechtbank vindt strafverzwarend dat verdachte op straat een geladen pistool bij zich had en met name dat hij hier ook een schot mee heeft gelost. Weliswaar was het vuurwapen van verdachte met knalpatronen geladen, maar dat maakt het gevoel van onrust als ermee geschoten wordt op straat niet minder. Daarnaast was het vuurwapen wel geschikt om echte munitie mee te verschieten. Ook heeft de rechtbank daarbij in strafverzwarende zin rekening gehouden met de lokale vuurwapenproblematiek in Amsterdam. Met name een wijk als de [wijk] heeft de laatste jaren veel te maken gehad met (vuur)wapengeweld, waardoor voor wijkbewoners extra overlast en onrust ontstaat door dergelijk gedrag.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 5 januari 2022 en de aanvullende e-mails van 25 januari 2022 en 2 februari 2022, waarin staat – kort gezegd – dat verdachte een lichtverstandelijke beperking heeft en dat sprake is van een instabiele leefsituatie en overmatig drankgebruik. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog en adviseert dat bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, een ambulante behandeling gericht op middelengebruik, traumaverwerking en mogelijk agressieregulatie en begeleid wonen zouden moeten worden opgelegd. De rechtbank sluit zich aan bij de conclusies van de reclassering en vindt het daarom aangewezen dat verdachte onder toezicht van de reclassering blijft en dat hij een voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf als stok achter de deur heeft om herhaling te voorkomen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 11 januari 2022. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het gegeven dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is in verband met een eerdere veroordeling na dit feit.
Alles afwegend vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.
8.4
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 13/068004-18
Bij de stukken bevindt zich de op 27 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/068004-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 20 augustus 2019 van de politierechter in Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot gevangenisstraf van twee weken, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
8.5
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 23/002276-20
Bij de stukken bevindt zich een vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/002276-20, betreffende het onherroepelijk geworden arrest van 31 augustus 2021 van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot één maand niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De vordering vermeldt niet de datum van het arrest van het gerechtshof en de hierbij opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Evenmin staat in de vordering wanneer deze ter griffie is ontvangen. Gelet op deze onduidelijkheden is de rechtbank, met partijen, van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Veroordeelt verdachte,
[verdachte], tot een gevangenisstraf voor de duur van
tien (10) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot drie (3) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit en/of indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, ook als dit inhoudt verdiepende diagnostiek. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling nodig vindt;
- veroordeelde zich meldt bij Leger des Heils Reclassering op het [adres 3] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- veroordeelde verblijft in stichting Indaad of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct zodra de aanmeldingen rond zijn. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft aan Reclassering Leger des Heils de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij Reclassering Leger des Heils op het [adres 3] zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 20 augustus 2019 met parketnummer 13/068004-18, namelijk een gevangenisstraf van twee weken.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het arrest met parketnummer 23/002276-20 van 31 augustus 2021.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Yeşilgöz, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2022.
[...]
1.24
[...]
1.27
[...]
1.4
[...]
2.03
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]