ECLI:NL:RBAMS:2023:1304

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
26Marengo
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.J. van der Meer
  • P. de Vries
  • I.N. Weski
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in de strafzaak 26Marengo

In de strafzaak 26Marengo heeft de rechtbank Amsterdam op 7 maart 2023 beslissingen genomen naar aanleiding van verzoeken die zijn ingediend door de verdediging van verschillende verdachten. De verzoeken betroffen onder andere onderzoekswensen die door mr. I.N. Weski, de raadsman van enkele verdachten, zijn ingediend. Deze verzoeken werden besproken tijdens de regiezitting op 22 februari 2023. De verdediging vroeg om informatie en het horen van getuigen in verband met een publicatie in het dagblad NRC, waarin vragen werden gesteld over de betrouwbaarheid van verklaringen van het Openbaar Ministerie en de rol van de kroongetuige in de zaak. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de verzoeken toe te wijzen. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden die in de NRC-publicatie werden genoemd niet nieuw waren en dat er al voldoende informatie in het dossier aanwezig was om de vragen van de verdediging te beantwoorden. De rechtbank heeft de verzoeken om aanvullende informatie en het horen van getuigen afgewezen, met verwijzing naar eerdere beslissingen en de reeds beschikbare informatie in het dossier. De rechtbank benadrukte dat het hebben van communicatiemiddelen in detentie niet automatisch als gunstbetoon kan worden aangemerkt en dat de verzoeken van de verdediging onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

Beslissingen van de rechtbank op verzoeken in 26Marengo, besproken op de regiezitting van 22 februari 2023
1. Bij e-mailberichten van 8 december 2022 heeft mr. I.N. Weski namens verdachten [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] een aantal onderzoekswensen ingediend. De verdediging van verdachte [verdachte 4] heeft zich bij e-mailbericht van 9 december 2022 bij deze onderzoekswensen aangesloten. Het Openbaar Ministerie heeft in een schriftelijke reactie van 9 december 2022 op deze onderzoekswensen gereageerd. De verdediging van verdachte [verdachte 5] heeft zich bij e-mailbericht van 12 december 2022 eveneens aangesloten bij de onderzoekswensen van mr. I.N. Weski. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat deze onderzoekswensen kunnen worden besproken en toegelicht op de regiezitting van 22 februari 2023.
2. Ter zitting van 22 februari 2023 heeft mr. I.N. Weski de reeds ingediende onderzoekswensen verder toegelicht. De verdediging van verdachten [verdachte 5] , [verdachte 4] en [verdachte 6] heeft zich (opnieuw) daarbij aangesloten. Op die zitting heeft mr. I.N. Weski namens verdachten [verdachte 1] en [verdachte 3] tevens een tweetal aanvullende, bij e-mailbericht van 17 februari 2023 aangekondigde, onderzoekswensen toegelicht. Het Openbaar Ministerie heeft ter zitting aan de hand van een schriftelijk stuk op de (aanvullende) onderzoekswensen gereageerd.
3. Hieronder volgen de beslissingen van de rechtbank op de gedane verzoeken.
In de zaken van verdachten [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 1] , [verdachte 2] , en [verdachte 3]
Verzoeken om informatie en het horen van getuigen naar aanleiding van perspublicatie
Verzoek van de verdediging
4. De verdediging heeft naar aanleiding van de publicatie
‘Kroongetuige [kroongetuige] . dient tuchtklacht in tegen voormalig advocaat’in dagblad NRC van 7 december 2022 verzocht aan de verdediging te verstrekken (ter eventuele voeging in het dossier) alle door de deal-officier van justitie en andere leden van het Openbaar Ministerie gevoerde correspondentie en verslaglegging, zoals onder andere WhatsApp-berichten, over de kroongetuige, diens deal, bijkomende afspraken over strafvermindering al of niet in de executiefase, beslissingen tot niet vervolging, gunsten, alsmede de door de ‘ [bijnaam directeur] ’ opgestelde notitie over de aan de kroongetuige ter beschikking gestelde/aangetroffen telefoon(s) en eventuele andere activiteiten rond de kroongetuige en zijn communicatiemiddelen, zoals ook de dongel, de X-box, de televisie enzovoorts en de betrokkenheid daarbij van overheidsdienaren en/of derden. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om het horen, bij voorkeur ter zitting onder ede, van de officier van justitie mr. [naam officier van justitie] (hierna: [naam officier van justitie] ) en eventueel andere betrokken leden van het Openbaar Ministerie, mr. [naam advocaat] (hierna: [naam advocaat] ), de directeur ( [bijnaam directeur] ) van de desbetreffende penitentiaire inrichting, de partner van de kroongetuige en de kroongetuige. De verdediging wenst deze personen te horen over de aard en omvang van al dan niet aan de kroongetuige buiten de deal om gedane toezeggingen/gunsten betreffende de WWM-zaak en het gebruik van telefoons, de aard en omvang en achtergrond van de gebreken in de verslaglegging en discrepanties in de getuigenverklaringen van [naam officier van justitie] en [naam advocaat] in het dossier tot op heden, de gang van zaken rond de herkomst, het gebruik en het aantreffen en afvoeren van de aan de kroongetuige tijdens diens detentie ter beschikking staande telefoons en andere communicatiemiddelen en de verslaglegging en de zorgplicht daaromtrent en de gebleken betrokkenheid daarbij van de verzochte getuigen.
5. De verdediging heeft daartoe gesteld dat het Openbaar Ministerie steeds heeft volgehouden dat er buiten de overeenkomst geen andere afspraken met de kroongetuige zijn gemaakt of sprake is geweest van gunstbetoon maar dat uit het artikel in NRC is gebleken dat de verslaglegging onvolledig is. Bovendien roept de in dat artikel beschreven communicatie tussen [naam officier van justitie] en [naam advocaat] vragen op over de betrouwbaarheid van de door hen afgelegde verklaringen bij de rechter(s)-commissaris en, in geval van [naam officier van justitie] , ook in zijn schriftelijke verslaglegging. De verdediging heeft in dit verband gewezen op de navolgende passages in dat artikel:
“Kroongetuige [kroongetuige] . heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in Amsterdam een tuchtklacht ingediend tegen zijn voormalig advocaat [naam advocaat] . Dit is gebeurd nadat een poging tot bemiddeling tussen de kroongetuige en zijn voormalig raadsman op niets is uitgelopen. [kroongetuige] . verwijt [naam advocaat] , die eind 2018 de verdediging heeft neergelegd, dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden in recent contact met de officier van justitie die de besprekingen over de kroongetuigendeal heeft gevoerd. De inhoud van de klacht wordt onderbouwd in documenten die NRC en onderzoeksplatform Follow the Money hebben ingezien. Volgens [kroongetuige] . weigert [naam advocaat] bovendien het complete dossier met al het mail- en WhatsAppverkeer over te dragen aan de huidige advocaten van [kroongetuige] ., Peter Schouten en Onno de Jong. [kroongetuige] . is kroongetuige in het Marengo-proces tegen topcrimineel [verdachte 3] en 16 medeverdachten.”
En:
“De tuchtklacht tegen [naam advocaat] is de culminatie van oplopende spanning tussen [kroongetuige] . en zijn raadsman die teruggaat naar eind 2017. Tijdens de behandeling van de strafzaak Marengo is gebleken dat [kroongetuige] . toen al op zoek was naar een andere advocaat. Hij zoekt in die tijd contact met Onno de Jong, een advocaat die al vaker kroongetuigen heeft bijgestaan. Maar de overstap gaat op dat moment niet door. Uit een bericht dat [naam advocaat] in april 2018 stuurt aan de ‘dealofficier’ blijkt dat die spanning voortduurt. „We zijn (nog) niet ontslagen”, appt [naam advocaat] . „Ondanks daartoe strekkende adviezen van het thuisfront hebben we zelf de handdoek ook nog niet in de ring gegooid....” [kroongetuige] . heeft altijd het idee gehad dat [naam advocaat] niet hard genoeg heeft onderhandeld over de kroongetuigendeal met het OM. [kroongetuige] . zag dat vermoeden bevestigd in recent opgedoken WhatsApp-berichten tussen [naam advocaat] en de dealofficier. „Beste (....)”, appt [naam advocaat] aan de vooravond van de openbare presentatie van de kroongetuigendeal met [kroongetuige] op 23 maart 2018. „Een bijzondere dag morgen. Zonder jouw openheid, duidelijkheid wanneer nodig en meebewegen wanneer mogelijk was dat niet tot stand gekomen. Veel respect en waardering daarvoor!” „Beste [naam advocaat] , co-vader, dat gevoel is geheel wederzijds!”, antwoordt de officier. „Bij toekomstige deals [gaan we] met weemoed terugdenken aan deze. Ik heb diep respect voor de wijze waarop jij je verantwoordelijkheid in dit traject hebt genomen, zowel richting [kroongetuige] , als richting zijn familie als richting ons. Mijn dank is groot.” Uit communicatie tussen [naam advocaat] en de dealofficier leidt [kroongetuige] . af dat die kwestie niet serieus is genomen. „Ben wel even klaar met mensen die qua veiligheid en afscherming hun eigen (waan)ideeen willen doordrukkken”, appt de officier laat op de avond voor een afspraak met enkele familieleden van [kroongetuige] . „Is het nog iets dat ik ze ergens ophaal en dan naar bunker rijd?”, vraagt [naam advocaat] de volgende ochtend. „Ik stuur de laatste mail net aan je door. Hierbij is [naam getuige] een peulenschil.” Hij doelt op [naam getuige] die in die periode getuigt in de strafzaak tegen haar broer [naam broer] .”
En:
“Uit het berichtenverkeer tussen [naam advocaat] en de dealofficier komt nog een saillant element naar boven over een veelbesproken kwestie in het Marengo-proces: de telefoons waarover [kroongetuige] . kon beschikken in het complex waar hij tijdens de dealbesprekingen gedetineerd was. Het is nooit duidelijk geworden hoe en van wie [kroongetuige] . een van die telefoons heeft gekregen. De directeur van de gevangenis, een voormalig militair die ‘ [bijnaam directeur] ’ wordt genoemd, heeft over die kwestie een notitie gemaakt, zo blijkt uit appberichten. „Wel handig als wij het gedoe met de [bijnaam directeur] even goed afronden. Nu staat er volgens mij in zijn interne verslag/p-v [proces-verbaal] dat wij de telefoon naar binnen hebben gebracht,” appt [naam advocaat] aan de dealofficier. „Team getuigenbescherming gaat volgende week bij hem langs om het verhaal op te tekenen”, appt die officier terug. „Ok, goed! [naam 1] en ik willen liever niet nog voor de tuchtrechter verschijnen”, appt [naam advocaat] met een smiley erachter. De dealofficier reageert daarop: „Ik kom volgende week nog even op de lijn over ander dingetje. Dan ga ik jullie verdedigen. No worries.””
En:
“De meest concrete grief van [kroongetuige] . is dat [naam advocaat] zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Daarbij gaat het onder meer over contact tussen [naam advocaat] en een officier van justitie over een straf van zeven maanden die [kroongetuige] . heeft gekregen voor verboden wapenbezit. Dat hangt samen met de aanhouding van [kroongetuige] . begin 2017 vanwege een wapen. Die werd geënsceneerd, blijkt achteraf, om de ware aard van de arrestatie te verhullen. In een overdrachtmemo dat [naam advocaat] bij zijn vertrek schreef voor zijn opvolgers staat dat deze straf „niet in de deal zit” maar dat er „is afgesproken dat de tijd wordt verdisconteerd” bij het uitvoeren van zijn straf. De afspraken hierover staan „deels op schrift”. [naam advocaat] heeft deze gang van zaken in gesprekken met de huidige advocaten van [kroongetuige] . bevestigd, zo blijkt uit gespreksnotities die onderdeel zijn van de tuchtklacht tegen [naam advocaat] . Ook uit handgeschreven notities van [naam 1] over de wapenzaak kan worden afgeleid dat er toezeggingen zijn gedaan op dit punt. „Nog 35 dagen voor WWM-zaak [de wapenzaak]”, schrijft [naam 1] in gespreksnotities. Dat is aanzienlijk minder dan de straf die werd opgelegd. Tijdens het Marengo-proces hebben advocaten van andere verdachten vragen gesteld over deze toezegging. Daarna heeft de officier van justitie met wie [naam advocaat] heeft onderhandeld in juni van dit jaar laten weten dat „er naast de deal geen andere afspraken zijn”. Hierover heeft de betrokken dealofficier ook contact gezocht met [naam advocaat] , zo blijkt uit die brief. Tijdens dat gesprek heeft [naam advocaat] gezegd dat hij geen herinnering heeft aan andere afspraken en geeft hij toestemming om hem op dat punt te citeren. Door met de betrokken officier over deze kwestie te spreken zonder vooraf toestemming te vragen aan zijn cliënt [kroongetuige] . heeft [naam advocaat] zijn geheimhoudingsplicht geschonden, aldus de klacht. [naam advocaat] is recent ook als getuige gehoord over deze kwestie in een besloten verhoor in de Marengozaak. In dat verhoor heeft hij herhaald wat hij tegen de officier heeft gezegd.”
6. Uit deze passages concludeert de verdediging dat er wel degelijk meer afspraken zijn gemaakt en op schrift staan in relatie tot de wapenzaak, namelijk in het kader van de executiefase, en dat die afspraken kennelijk buiten het zicht van de rechtbank gehouden moesten worden. [naam officier van justitie] en [naam advocaat] hebben hierover niet volledig en mogelijk niet naar waarheid verklaard en verslag gedaan. Verder blijkt hieruit dat er al in een vroeg stadium contact is geweest tussen het Openbaar Ministerie en de penitentiaire inrichting ( [bijnaam directeur] ) over de herkomst en het gebruik van communicatiemiddelen door de kroongetuige tijdens zijn detentie, wat in tegenspraak is met de verklaring van [naam officier van justitie] tegenover de rechter-commissaris dat er geen verslaglegging van de gang van zaken over het ontdekken van de telefoon is opgemaakt en er geen contact meer met de raadslieden van de kroongetuige is geweest na de aanvankelijke communicatie over het weg zijn van de telefoon. Ook verklaart [naam officier van justitie] niets over een directeur of een notitie en, sterker, verklaart hij dat hij geen controle in de penitentiaire inrichting naar dat verdwijnen van die telefoon heeft gedaan. Ook zegt hij niets over enig werkelijk onderzoek naar de herkomst van de telefoon of over het afdekken daarvan. Uit het artikel blijkt verder dat het Openbaar Ministerie hiervan afwist. Het lijkt er zelfs op dat de telefoons wellicht vanuit justitie of de penitentiaire inrichting zijn geregeld en dat [naam advocaat] lijkt te willen voorkomen dat de indruk door de [bijnaam directeur] wordt gewekt dat [naam advocaat] en mr. [naam 1] de telefoons zouden hebben geregeld. Bovendien blijkt uit het artikel dat er kennelijk ook afspraken zijn gemaakt over de familie van de kroongetuige in het kader van de dealafspraken. Bij dit alles neemt de verdediging aan, dat een van de zaaksofficieren van justitie in de periode waar dit artikel over gaat, deelnam aan het kroongetuigetraject. Dit volgt uit de verklaringen van [naam officier van justitie] tegenover de rechter-commissaris, aldus ten slotte de verdediging.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
7. Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen toewijzing van de verzoeken. De feiten en omstandigheden over de WWM-zaak die in het artikel worden genoemd zijn niet nieuw. Waar het artikel ziet op het gebruik van telefoons en het invoeren daarvan, geldt dat – als juist is wat er wordt geschreven – dit geen aanwijzingen oplevert dat het Openbaar Ministerie hierover niet de waarheid heeft gesproken. Uit het geciteerde WhatsApp-verkeer tussen [naam advocaat] en [naam officier van justitie] valt hoogstens af te leiden dat [naam advocaat] gevraagd heeft om een correctie van een onjuiste aantekening die mogelijk zou zijn gemaakt op de toenmalige detentielocatie van de kroongetuige. Niet valt in te zien hoe nader onderzoek op dit punt relevant is voor enige beslissing in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het Openbaar Ministerie stelt verder dat de betrokkenheid van het zaaks-Openbaar Ministerie alleen zag op het traject van de toetsing van de overeenkomst in de strafzaak. Het is niet betrokken bij het (van de strafzaak gescheiden) getuigenbeschermingstraject en is evenmin betrokken geweest bij de overleggen tussen de officier van justitie van het Team Bijzondere Getuigen (hierna: TBG-officier van justitie) en de officier van justitie van het Team Getuigenbescherming met de verdediging van de kroongetuige.
Oordeel van de rechtbank
Aftrek van de detentie van de ‘wapenzaak’
8. De laatste aangehaalde passage uit het NRC-artikel over, kort gezegd, de ‘aftrek van de detentie van de wapenzaak’ bevat geen nieuwe feiten of omstandigheden ten opzichte van de al eerder door de verdediging van verdachte [verdachte 5] overgelegde informatie. Deze informatie heeft zij ten grondslag gelegd aan een aantal onderzoekswensen die zagen op haar stellingen dat bij verdachte [verdachte 5] het vertrouwen is gewekt dat de detentie in de ‘wapenzaak’ (acht maanden) zou worden verrekend en dat het mislopen van detentiefasering zou worden gecompenseerd. De rechtbank heeft deze onderzoekswensen afgewezen bij beslissingen van 3 juni 2022 [1] en (laatstelijk) 28 september 2022. [2] In hetgeen door de verdediging van verdachte [verdachte 5] is overgelegd en waarvan de relevante inhoud in de aangehaalde beslissingen is geciteerd, heeft de rechtbank toen wel aanleiding gezien om ambtshalve in de zaken van alle verdachten nader onderzoek te (laten) doen. Dit onderzoek zag toe op hoe de gestelde afspraak zich verhoudt tot hetgeen in de Aanwijzing toezeggingen aan getuigen in strafzaken is opgenomen over niet toelaatbare toezeggingen, in het bijzonder in artikel 5 onder 6. In dit ambtshalve onderzoek heeft [naam officier van justitie] op 17 juni 2022 een schriftelijke reactie gegeven. Vervolgens heeft eveneens in het kader van dat door de rechtbank bevolen ambtshalve onderzoek op 9 november 2022 een verhoor van [naam advocaat] door de rechters-commissaris plaatsgevonden.
De reactie van [naam officier van justitie] en het proces-verbaal van verhoor van [naam advocaat] zijn toegevoegd aan het dossier. Dat dossier bevat reeds de verhoren van [naam officier van justitie] bij de rechter-commissaris van 9 en 15 januari 2020. De duiding van en het debat over de inhoud van de verklaringen kan door de verdediging en het Openbaar Ministerie bij pleidooi (door de verdediging van verdachte [verdachte 4] ), re- en dupliek (door de verdediging van alle verdachten) plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat het dossier over dit onderwerp voorshands voldoende informatie bevat voor de beoordeling van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv en wijst de verzoeken op dit punt daarom af.
Communicatiemiddelen in detentie
9. De rechtbank ziet in de aangehaalde passages over (een) telefoon(s) in detentie in het NRC-artikel geen aanleiding de verzoeken toe te wijzen. Over dit onderwerp bevat het dossier al de nodige informatie, waaronder een verhoor van [naam officier van justitie] bij de rechter-commissaris van 15 januari 2020. Uit de aangehaalde passage uit het NRC-artikel begrijpt de rechtbank dat mogelijk door de directeur van de penitentiaire inrichting waar de kroongetuige destijds verbleef een intern verslag is gemaakt over de (invoer van deze) PGP-telefoon en dat de toenmalige raadslieden van de kroongetuige aan [naam officier van justitie] te kennen zouden hebben gegeven dat zij op dat interne verslag een correctie wilden maken. Dat [naam officier van justitie] hierover mogelijk niet naar waarheid of onvolledig zou hebben verklaard, zoals de verdediging stelt, is de rechtbank voorshands niet gebleken. Eventuele interne verslaglegging door de (directeur van de) penitentiaire inrichting is in dat verhoor niet ter sprake gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier nader onderzoek naar te (laten) doen. Daarbij betrekt de rechtbank dat het hebben van een telefoon in detentie voorshands niet als gunstbetoon kan worden aangemerkt. Ook anderszins ziet de rechtbank vooralsnog niet hoe de omstandigheid dat op de desbetreffende detentielocatie destijds een intern verslag is gemaakt waar een correctie op zou zijn verzocht, relevant kan zijn voor de beoordeling van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. De verzoeken over andere communicatiemiddelen, zoals de dongel, de X-box en de televisie, zijn herhaalde verzoeken zonder nadere onderbouwing. Het dossier is op dit punt naar aanleiding van de beslissing van de rechtbank van 13 juli 2021 [3] al aangevuld met een proces-verbaal van 19 september 2021 van de TBG-officier van justitie. Nieuwe verzoeken naar aanleiding van dat proces-verbaal heeft de rechtbank afgewezen bij beslissing van 8 november 2021. [4] De rechtbank wijst de verzoeken dan ook af met verwijzing naar die laatste beslissing.
Afspraken over de familie van de kroongetuige
10. De rechtbank begrijpt uit de aangehaalde passages uit het NRC-artikel dat tussen [naam advocaat] en [naam officier van justitie] WhatsApp-berichten zouden zijn gestuurd waarin [naam officier van justitie] zijn respect uitspreekt over de wijze waarop [naam advocaat] ‘in dit traject’ zijn verantwoordelijkheid heeft genomen in de richting van onder andere de familie van de kroongetuige en hem daarvoor bedankt. Ook lijkt daarin naar voren te komen dat er bij de familie zorgen zijn over hun veiligheid. Die zorgen worden beschreven in de context van hun komst en/of vervoer naar een afspraak. De vermelding ‘dit traject’ slaat mogelijk op het traject waarbinnen de kroongetuigeovereenkomst tot stand is gekomen. In deze passages leest de rechtbank echter geen bevestiging van de stelling van de verdediging dat over de familie van de kroongetuige in het kader van de kroongetuigeovereenkomst afspraken zijn gemaakt. Ook hierin ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om de verzoeken toe te wijzen.
11. Het voorgaande betekent dat de verzoeken worden afgewezen.

In de zaken van verdachten [verdachte 1] en [verdachte 3]

Verzoeken naar aanleiding van aanvullende PGP-berichten in zaaksdossier Tennis
Standpunt van de verdediging
12. De verdediging heeft naar aanleiding van het proces-verbaal van 11 januari 2023, waarin een aantal aanvullende PGP-berichten is weergegeven, verzocht het Openbaar Ministerie opdracht te geven aan te geven uit welke (selectie uit de) brondata (van de oorspronkelijk gekopieerde servers verkregen bestanden) en aan de hand van welke selectiecriteria en door wie deze aanvullende PGP-berichten zijn geselecteerd en met wiens toestemming dit heeft plaatsgevonden. Verder heeft de verdediging opnieuw verzocht, kort gezegd, om de brondata alsnog op toegankelijke wijze aan de verdediging ter beschikking te stellen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
13. Het Openbaar Ministerie stelt dat de 24 aanvullende PGP-berichten in het proces-verbaal afkomstig zijn uit de Marengo-dataset. Deze zijn toegevoegd naar aanleiding van een stelling van de verdediging in het pleidooi van 20 december 2022 in de zaak van verdachte [verdachte 3] waarin onder andere is gesteld dat “
onmogelijk kan (…) volgen dat [naam 3] bij ‘de criminele organisatie van client’ hoort, en dat hij dan dus in opdracht van cliënt ook die SD-kaartjes moet hebben aangenomen van de kroongetuige.”De berichten zijn gevoegd om de rol van [naam 3] zoals die in het requisitoir is geduid nader te onderbouwen. Voor zover het de wens is om van deze aanvullende berichten de metadata te verkrijgen, kan het Openbaar Ministerie daarvan gelet op de beperktheid van het aantal berichten desgewenst een uitdraai uit Hansken in het dossier voegen.
Oordeel van de rechtbank
14. De rechtbank stelt vast dat het Openbaar Ministerie heeft uitgelegd dat de nieuwe PGP-berichten afkomstig zijn uit de Marengo-dataset en dus niet uit de in De Vink en Sassenheim veiliggestelde brondata. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij bovendien uiteengezet wat de reden is dat deze berichten nu zijn gevoegd. De rechtbank acht de vragen van de verdediging daarmee afdoende beantwoord. Het verzoek om de brondata ter beschikking gesteld te krijgen wordt afgewezen. Dit verzoek is eerder gedaan en afgewezen. De rechtbank verwijst naar de beslissing van 1 april 2021. [5] In hetgeen de verdediging naar aanleiding van de voeging van de 24 aanvullende berichten heeft betoogd ziet de rechtbank geen aanleiding om hierover thans anders te beslissen.

In de zaak van verdachte [verdachte 3]

Verzoek om informatie in verband met publicatie(s) over de vermeende Iran-connectie van verdachte [verdachte 3]
Standpunt van de verdediging
15. De verdediging heeft gewezen op de recente publicatie van uitspraken van journalist [naam journalist] in het boek van [naam 2] waarin [naam journalist] zegt:
“….toen het gerucht de ronde deed dat [verdachte 3] regelmatig vanuit Dubai op en neer ging naar het decadente vakantie-eiland Kish voor de kust van Iran. Het beeld bleek niet te kloppen: 's lands meest gezochte crimineel kwam tijdens zijn laatste periode in vrijheid zelden nog naar buiten.”Naar aanleiding van deze passage heeft de verdediging verzocht het Openbaar Ministerie opdracht te geven een groot aantal vragen te laten beantwoorden in een proces-verbaal. Deze vragen betreffen onder meer hoe het Openbaar Ministerie op de hoogte is gekomen van de publicatie van het artikel van [naam journalist] , of die informatie is geverifieerd voordat werd beslist om de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: de VAE) op die publicatie te wijzen, hoe het Openbaar Ministerie op de hoogte is gekomen van de onjuistheid van de informatie zoals [naam journalist] in het boek aangeeft en of, en zo ja wanneer, de autoriteiten van de VAE geïnformeerd zijn over de onjuistheid van de bewering over de banden van verdachte [verdachte 3] met Iran in die publicatie en zo nee, waarom niet. Volgens de verdediging heeft Nederland het nodig gevonden om Dubai over het artikel te informeren maar was op dat moment wellicht al bekend dat de inhoud onjuist was. Het verstrekken van deze desinformatie is volgens de verdediging tekenend voor en onderdeel van het willens en wetens in strijd handelen met de eisen voor een zorgvuldige, rechtmatige en integere opsporing. Onder verwijzing naar wat in de (deel)pleidooien al naar voren is gebracht, stelt de verdediging dat de verzochte nadere informatie noodzakelijk is voor de beoordeling door de rechtbank.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
16. Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat het verzoek om informatie moet worden afgewezen. Er zijn al veel onderzoekwensen gedaan over Iran en de vermeende mededelingen die door of namens het Openbaar Ministerie zouden zijn gedaan met als doel om de aanhouding en overbrenging van verdachte [verdachte 3] op oneigenlijke wijze te versnellen. Deze wensen van de verdediging zijn eerder afgewezen. Het Openbaar Ministerie herhaalt dat er geen opsporingsinformatie is gedeeld die inhield dat verdachte [verdachte 3] banden met Iran zou hebben of dat hij naar Iran zou reizen. Er is slechts gewezen op een artikel dat op 27 oktober 2019 in De Telegraaf is verschenen. Reeds daarom valt niet in te zien waarom het onderzoek dat de verdediging vraagt, van belang zou kunnen zijn voor enige door de rechtbank te nemen beslissing in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv.
Oordeel van de rechtbank
17. De rechtbank stelt vast dat het desbetreffende artikel van [naam journalist] in De Telegraaf is verschenen en dat de
liaison officerde autoriteiten van Dubai destijds over het aankomende verschijnen van dat artikel heeft geïnformeerd. Deze
liaison officerheeft in het verhoor als getuige bij de rechter-commissaris op 10 november 2021 over (onder meer) dit onderwerp geantwoord op vragen van de verdediging. In de omstandigheid dat [naam journalist] later in een boek zegt dat het beeld van het gerucht waarover in het Telegraaf-artikel is geschreven niet bleek te kloppen, ziet de rechtbank geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. Hieruit valt voorshands namelijk niet af te leiden dat vanuit de Nederlandse autoriteiten welbewust aan de autoriteiten van Dubai onjuiste informatie zou zijn verstrekt. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.