ECLI:NL:RBAMS:2023:1759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
22/2996 en 22/2997
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 28 februari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaren tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting beoordeeld. Eiseres, woonachtig in Almere, had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen die waren opgelegd op 4 en 6 maart 2022. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, wat eiseres aanvecht.

De rechtbank heeft op 9 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar ten onrechte de bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres was pas op 12 mei 2022 op de hoogte van de naheffingsaanslagen, waardoor haar bezwaren tijdig zijn ingediend. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraken en verklaart de bezwaren alsnog ongegrond, omdat eiseres op de data van de naheffingsaanslagen niet beschikte over een geldige parkeervergunning.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, aangezien eiseres geen geldige vergunning had op de momenten van parkeren. De uitspraak houdt in dat de heffingsambtenaar het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- dient te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/2996 en 22/2997

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , uit Almere, eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam

( [gem. verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaren tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting met de nummers [kenmerk 1] en [kenmerk 2] .
1.1.
Met de uitspraken op bezwaar van 12 juni 2022 (bestreden uitspraken) is de heffingsambtenaar bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de neef van eiseres de heer M. Wielingen en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 4 maart 2022 om 19:34 uur stond de auto met [kenteken] (de auto) geparkeerd ter hoogte van [adres 1] terwijl daar geen of te weinig parkeerbelasting voor was betaald. Op 6 maart 2022 om 3:19 uur stond de auto geparkeerd ter hoogte van [adres 2] terwijl daar geen of te weinig parkeerbelasting voor was voldaan.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid van de bezwaren
3. De rechtbank beoordeelt allereerst of verweerder de bezwaren van eiseres tegen de naheffingsaanslagen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiseres een notificatie heeft ontvangen van het plaatsen van de naheffingsaanslagen in haar MijnOverheid Berichtenbox. Verweerder heeft desgevraagd verklaard niet te weten of eiseres heeft aangevinkt dat zij notificaties wenst te ontvangen en ook niet te weten of in deze gevallen tijdig een notificatie is verstuurd. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij voorafgaand aan plaatsing van andere berichten in de Berichtenbox wel notificaties heeft ontvangen. Mocht het zo zijn dat eiseres zou hebben aangevinkt bij het activeren van haar MijnOverheid account dat zij geen e-mail notificatie wil ontvangen, dan had het op de weg van de heffingsambtenaar gelegen om contact op te nemen met eiseres om te informeren of zij op de hoogte is van haar keuze en de gevolgen daarvan. [1] Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
6. De naheffingsaanslagen zijn op verzoek van eiseres naar haar gemaild nadat zij per post een betalingsherinnering heeft ontvangen. De besluiten zijn, gelet op hetgeen onder 5 overwogen, naar het oordeel van de rechtbank niet op de juiste wijze bekendgemaakt. Eiseres was pas bekend met de naheffingsaanslagen op 12 mei 2022 en haar bezwaren zijn daarom tijdig ingediend.
7. Dit betekent dat de bestreden uitspraken niet in stand kunnen blijven. De bezwaren zijn ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn daarom gegrond en de bestreden uitspraken zullen worden vernietigd. Op de zitting heeft de rechtbank met partijen ook inhoudelijk over de zaak gesproken. De rechtbank zal hierna beoordelen of de heffingsambtenaar de bezwaren gegrond of ongegrond had moeten verklaren. Daarvoor moet de vraag worden beantwoord of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
De naheffingsaanslagen
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geparkeerd stond op een fiscale parkeerplaats zonder parkeerbelasting te hebben betaald.
9. Het standpunt van eiseres dat zij op 2 maart 2022 een verlenging heeft aangevraagd van haar parkeervergunning en deze op 3 maart 2022 heeft aangevuld met het juiste bewijs, maakt niet dat zij over een geldige parkeervergunning beschikte op het moment van parkeren op 4 maart 2022 en op 6 maart 2022. Eiseres heeft een parkeervergunning toegewezen gekregen per 10 maart 2022. Haar vorige vergunning was geldig tot 23 februari 2022. Op het moment van parkeren, namelijk op 4 maart 2022 en op
6 maart 2022, was eiseres dus niet in het bezit van een geldige parkeervergunning. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft ten onrechte de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaken te voorzien en de bezwaren alsnog ongegrond te verklaren. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslagen terecht heeft opgelegd.
10. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, dient de heffingsambtenaar aan eiseres het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraken op bezwaar;
  • verklaart de bezwaren tegen de naheffingsaanslagen ongegrond;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraken op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2174.