ECLI:NL:RBAMS:2023:3209

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
10230827 CV EXPL 22-15958
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een incasso-overeenkomst en de gevolgen voor incassoprovisie en kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Juresta & Partners B.V. (eiser) en Oranjemarine B.V. (gedaagde) over een incasso-overeenkomst. De partijen sloten op 20 juli 2021 een overeenkomst voor de duur van één jaar, waarbij Oranjemarine incasso-opdrachten aan Juresta kon geven. De overeenkomst bevatte bepalingen over de verschuldigde incassoprovisie en vertragingsrente. Oranjemarine trok in juni 2022 de incasso-opdrachten in en stelde Juresta in gebreke wegens wanprestatie. Juresta vorderde betaling van de openstaande facturen, inclusief incassoprovisie, rente en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter oordeelde dat Oranjemarine niet voldoende had onderbouwd dat Juresta tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. De e-mail van Oranjemarine van 22 juni 2022 werd niet als een geldige ontbindingsverklaring beschouwd, omdat Juresta niet in verzuim was geraakt. De kantonrechter wees de vordering van Juresta toe, inclusief de gevorderde incassoprovisie, rente en buitengerechtelijke kosten. Oranjemarine werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.282,41 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en onderbouwing bij het intrekken van opdrachten en de gevolgen daarvan voor de betalingsverplichtingen uit een overeenkomst. De rechter bevestigde dat de bepalingen in de algemene voorwaarden van Juresta van toepassing waren en dat Oranjemarine niet kon ontsnappen aan haar verplichtingen op basis van de gestelde tekortkomingen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10230827 \ CV EXPL 22-15958
Vonnis van 19 mei 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JURESTA & PARTNERS B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: Juresta,
gemachtigde: M.V. Karansingh,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORANJEMARINE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Oranjemarine,
gemachtigde: mr. M.P.A. Hollander.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 november 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 21 februari 2023, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- de mondelinge behandeling van 17 april 2023, waarvan de door partijen opgestelde spreekaantekeningen en de aantekeningen van de griffier zich in het procesdossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 20 juli 2021 een overeenkomst gesloten met als titel ‘incasso-overeenkomst Nederland’ (hierna: overeenkomst) voor de duur van één jaar. Op grond van de overeenkomst kon Oranjemarine incasso-opdrachten bij Juresta in behandeling geven. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Juresta van toepassing (‘voorwaarden Juresta m.b.t. de incasso-overeenkomst Nederland’).
2.2.
In artikel 5 van de overeenkomst staat dat de opdrachtgever de aan de incasso-opdracht verbonden kosten en de incassoprovisie verschuldigd is. De incassoprovisie is een ‘fixed fee’, die te allen tijde verschuldigd is nadat Juresta een incasso-opdracht in behandeling heeft genomen. De hoogte van de incassoprovisie is geregeld in artikel 1.A.a van de algemene voorwaarden. Daar staat dat Juresta de incassoprovisie in rekening brengt over de som van de te vorderen hoofdsom en de daarover verschuldigde vertragingsrente op basis van een staffel, met een minimum van € 125,00 exclusief btw.
2.3.
In artikel 1.B.g van de algemene voorwaarden staat (onder meer) dat de opdrachtgever de volledige incassoprovisie aan Juresta verschuldigd is als hij de opdracht intrekt.
2.4.
In artikel 7 van de overeenkomst staat dat de opdrachtgever vertragingsrente van 2% cumulatief per maand verschuldigd is bij het uitblijven van betaling van de facturen van Juresta. Ook staat in dit artikel dat de opdrachtgever in dat geval buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is ter hoogte van 15% van het openstaande totaalbedrag.
2.5.
Oranjemarine heeft in september 2021 drie incasso-opdrachten bij Juresta in behandeling gegeven: een vordering van € 13.015,57 op de heer Weeling, een vordering van € 9.873,15 op de heer [naam 1] en een vordering van € 1.099,78 op [naam 3] .
2.6.
Juresta heeft de behandeling van de incasso-opdrachten opgedragen aan mr. R.W. [naam 4] , die werkt bij een advocatenkantoor waarmee Juresta een samenwerkingsovereenkomst heeft. [naam 4] heeft vervolgens aan Oranjemarine bevestigd dat hij de dossiers in behandeling heeft genomen.
2.7.
In april 2022 heeft [naam 2] , directeur van Oranjemarine, telefonisch contact opgenomen met Juresta, omdat hij niet tevreden was over de behandeling van de incassoopdrachten. Met een e-mail van 30 mei 2022 heeft [naam 2] zijn klacht nogmaals kenbaar gemaakt. Hierbij heeft hij Juresta verzocht om per omgaande te laten weten hoe de klacht wordt opgelost en wat het vervolg is van de incasso-opdrachten.
2.8.
In een e-mail van 22 juni 2022 heeft [naam 2] aan Juresta geschreven dat hij niet tevreden is over de behandeling van de incasso-opdrachten, dat hij Juresta in gebreke stelt vanwege wanprestatie en dat hij de uitstaande incasso’s intrekt.
2.9.
Met een brief van 30 augustus 2022 heeft Juresta gereageerd dat geen sprake is van wanprestatie. Ook heeft Juresta Oranjemarine erop gewezen dat zij op grond van artikel 1.B.g van de algemene voorwaarden de volledige incassoprovisie verschuldigd is.
2.10.
Op 22 september 2022 heeft Juresta Oranjemarine drie facturen gestuurd voor de incassoprovisie en de gemaakte kosten. De factuur voor het dossier Weeling bedraagt € 2.840,68, de factuur voor het dossier [naam 1] € 1.915,51 en de factuur voor het dossier [naam 3] € 291,53 (alle inclusief btw).
2.11.
In een e-mail van 5 oktober 2022 heeft Juresta Oranjemarine verzocht de facturen te betalen. Dezelfde dag heeft [naam 2] hierop gereageerd dat sprake is van een wanprestatie van Juresta en heeft hij Juresta verzocht de facturen te crediteren.
2.12.
Op 18 oktober 2022 heeft Juresta Oranjemarine gesommeerd de openstaande facturen te betalen, vermeerderd met de tot dan toe verschuldigde contractuele vertragingsrente en de buitengerechtelijke incassokosten.

3.Het geschil

3.1.
Juresta vordert - samengevat - dat de kantonrechter Oranjemarine bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van:
I. € 6.078,37, vermeerderd met de cumulatieve contractuele maandrente over € 5.285,54 vanaf 14 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, tezamen met een maximum van € 25.000,00;
II. de proces- en nakosten.
Het bedrag van € 6.078,37 is opgebouwd uit een bedrag van € 5.047,72 aan openstaande facturen, € 237,82 aan contractuele rente tot en met 13 december 2022 en € 792,83 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Juresta legt aan haar vordering ten grondslag dat Oranjemarine de opdracht heeft ingetrokken en dat zij daarom op grond van artikel 1.B.g van de algemene voorwaarden de volledige incassoprovisie verschuldigd is. Ook vordert Juresta cumulatieve vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 7 van de overeenkomst.
3.3.
Oranjemarine voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

is de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden?
4.1.
Oranjemarine voert aan dat de e-mail van 22 juni 2022 niet moet worden gezien als een intrekking, maar als een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring. Zij stelt dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, omdat Juresta de zorgplicht uit artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft geschonden bij de behandeling van de drie incasso-opdrachten. Daarnaast was geen sprake van correcte informatievoorziening, zoals beschreven in artikel 6 van de algemene voorwaarden. Oranjemarine stelt dat haar e-mail van 30 mei 2022 als ingebrekestelling moet worden gezien, dat Juresta na deze e-mail niet met een oplossing is gekomen en dat zij daarom in verzuim is. Tegen deze achtergrond moet de e-mail van 22 juni 2022 worden gezien als een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring, waardoor de incassoprovisie niet hoeft te worden betaald, aldus Oranjemarine.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat het aan Oranjemarine is om te onderbouwen, en zo nodig te bewijzen, dat Juresta is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Oranjemarine is namelijk de partij die zich op het rechtsgevolg van de gestelde tekortkoming beroept. Juresta betwist dat sprake is van een tekortkoming. Het had op de weg van Oranjemarine gelegen om haar stelling nader te onderbouwen. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. Daartoe geldt het volgende.
4.3.
Oranjemarine heeft e-mailcorrespondentie tussen haar en [naam 4] overgelegd uit de dossiers [naam 3] en [naam 1] . Zij heeft toegelicht dat dit de enige correspondentie is en dat [naam 4] dus niet veel heeft gedaan, maar dat is te kort door de bocht. Oranjemarine heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [naam 4] buiten deze e-mailcorrespondentie niets anders heeft gedaan. Daarnaast leidt de wel overgelegde e-mailcorrespondentie tot een ander beeld. Zo blijkt uit de e-mailwisseling in het dossier [naam 3] onder andere dat [naam 2] een sommatie heeft verzonden en Oranjemarine advies heeft gegeven over het vervolg van de incasso-opdracht, waarbij hij gemotiveerd heeft uiteengezet wat het proces- en bewijsrisico is als Oranjemarine een gerechtelijke procedure zou willen starten. Uit de stukken in dossier [naam 1] blijkt dat [naam 4] Oranjemarine heeft laten weten dat hij [naam 1] heeft gesommeerd tot betaling en dat [naam 1] niet reageerde op zijn sommaties. Ook heeft [naam 4] met Oranjemarine gecorrespondeerd over (het achterhalen van) het adres waarop [naam 1] kon worden aangeschreven. Hieruit volgt dat [naam 4] wel degelijk uitvoering heeft gegeven aan de incasso-opdrachten. Dat Oranjemarine ontevreden is over de resultaten maakt dit niet anders.
4.4.
Maar ook als wel sprake zou zijn van een tekortkoming, kan niet worden geoordeeld dat de overeenkomst met de e-mail van 22 juni 2022 buitengerechtelijk is ontbonden. Uit artikel 6:265 lid 2 BW volgt dat de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat als de schuldenaar (in dit geval: Juresta) in verzuim is. Aan deze voorwaarde is niet voldaan. Uit de e-mail van 30 mei 2022 blijkt dat Oranjemarine niet tevreden was over de dienstverlening, maar in de e-mail staat niet wat Juresta precies anders moest doen bij het behandelen van de incasso-opdrachten en nog belangrijker, binnen welke termijn alsnog kon nakomen. Juresta is dus niet in verzuim geraakt nu aan de eisen van een ingebrekestelling niet is voldaan. Dat betekent dat met de email van 22 juni 2022 de overeenkomst niet is ontbonden en Oranjemarine door deze e-mail niet bevrijd is van haar verplichtingen uit de overeenkomst.
is de gevorderde incassoprovisie verschuldigd?
4.5.
Oranjemarine voert aan dat artikel 1.B.g van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:248 lid 2 BW buiten toepassing moet blijven, omdat het beroep van Juresta op dit beding in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De bepaling is eenzijdig opgesteld door Juresta en niet met Oranjemarine besproken. Ook wijkt de bepaling af van de wettelijke regeling in artikel 7:411 lid 2 BW, waarin is bepaald dat bij een aan de opdrachtgever toe te rekenen voortijdige beëindiging van de opdracht, de opdrachtnemer slechts recht heeft op het volle loon indien dat gelet op alle omstandigheden van het geval redelijk is. Deze afwijking is jegens consumenten niet toegestaan (artikel 7:413 lid 2 BW). Oranjemarine is weliswaar geen consument, maar stelt dat afwijking van de wettelijke regeling jegens haar op grond van reflexwerking ook niet is toegestaan, omdat zij een klein bedrijf is met maar vijf medewerkers. Ten slotte heeft Juresta nauwelijks uitvoering gegeven aan de overeenkomst en de klachten van Oranjemarine niet goed opgepakt. Als Juresta de werkzaamheden deugdelijk had uitgevoerd, dan had Oranjemarine de opdracht nooit hoeven intrekken. Als onderbouwing van haar verweer verwijst Oranjemarine naar een vonnis van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Arnhem. [1]
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat de maatstaf uit artikel 6:248 lid 2 BW met terughoudendheid moet worden toegepast. Als uitgangspunt geldt dat partijen zich moeten houden aan de afspraken die zij onderling hebben gemaakt. Voor een afwijking van deze afspraken bestaat daarom alleen in uitzonderingsgevallen plaats.
4.7.
De omstandigheden die Oranjemarine heeft aangedragen geven geen aanleiding om de betreffende bepaling uit de algemene voorwaarden buiten toepassing te laten. Oranjemarine is een besloten vennootschap en daarmee een professionele partij is. Ook als juist is dat zij vijf werknemers heeft maakt dat niet dat Oranjemarine gelijkgesteld kan worden met een consument. Anders dan de zaken waar Oranjemarine naar heeft verwezen, is in deze zaak daarnaast onvoldoende gebleken dat Juresta de behandeling van de incasso-opdrachten niet goed heeft opgepakt (zie overweging 4.2 en 4.3). De omstandigheden in deze zaak leiden er daarom niet toe dat toepassing van artikel 1.B.g van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.8.
Juresta heeft verder toegelicht dat de facturen zijn opgesteld aan de hand van de staffel uit de algemene voorwaarden. Oranjemarine heeft een aantal bezwaren aangevoerd over de facturen, die erop neerkomen dat onduidelijk is hoe de factuurbedragen zijn opgebouwd, maar zonder nader toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk waarom de berekening van Juresta niet klopt. De vordering tot betaling van de openstaande facturen wordt daarom toegewezen.
rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
Oranjemarine voert aan dat ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. Dit verweer wordt gepasseerd. Tegen de achtergrond van de in overweging 4.6 beschreven terughoudendheid zijn de door Oranjemarine genoemde omstandigheden (substantieel hogere rente dan de huidige wettelijke handelsrente en incassokosten berekend over de openstaande facturen met contractuele rente) onvoldoende voor de conclusie dat toepassing van de betreffende bepaling uit de algemene voorwaarden in deze zaak onaanvaardbaar is.
4.10.
Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de rente wordt toegewezen.
proceskosten
4.11.
Oranjemarine is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Juresta als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
660,00
(2 punten × € 330,00)
Totaal
1.282,41
4.12.
De nakosten worden toegewezen op de manier die onder 5.3 wordt vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Oranjemarine om aan Juresta te betalen een bedrag van € 6.871,20, te vermeerderen met de cumulatieve contractuele maandrente van twee procent over een bedrag van € 5.285,54 met ingang van 14 december 2022 tot de dag van volledige betaling, tezamen tot een maximum van € 25.000,00,
5.2.
veroordeelt Oranjemarine in de proceskosten, aan de zijde van Juresta tot dit vonnis vastgesteld op € 1.282,41,
5.3.
veroordeelt Oranjemarine in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 132,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de explootkosten van betekening als Oranjemarine niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis vervolgens wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, kantonrechter, bijgestaan door mr. C.C.H. Hersbach, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.