ECLI:NL:RBAMS:2023:3459

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/032964-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van de Republiek bij de rechtbank van Genua, Italië. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 28 maart 2023, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Dit artikel stelt dat overlevering kan worden geweigerd als de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De rechtbank oordeelt dat er geen garantie is verstrekt dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. De officier van justitie stelde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure, maar de rechtbank was van mening dat dit niet voldoende was om te concluderen dat de overlevering niet in strijd zou zijn met de rechten van de verdediging.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en de overleveringsdetentie opgeheven. De rechtbank heeft daarbij de relevante wetsbepalingen, waaronder artikel 2, 5 en 12 OLW, in acht genomen. De beslissing is genomen in het belang van de rechtsbescherming van de opgeëiste persoon, die niet adequaat in de gelegenheid is gesteld om zijn verdediging te voeren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/032964-23 (EAB V)
Datum uitspraak: 6 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 februari 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 november 2022 door
the Office of the Prosecutor of the Republic at the Court of Genoa(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 maart 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
executive sentence of the Court of Genoa(Italië)
, issued on 4th March 2014 and enforceable on 29th March 2014(referentienummer: 4531/2013 R G TRIB).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
De officier van justitie bij de rechtbank van Genua (Italië) heeft op 20 oktober 2022 een zogenaamde cumulatiebeslissing (
provvedimento di cumolo) genomen (referentienummer: 1064/2022 SIEP). In die cumulatiebeslissing [1] worden de openstaande (vrijheids)straffen van de opgeëiste persoon genoemd, waaronder de hiervoor vermelde vrijheidsstraf van vier maanden. Overwogen wordt dat ter nakoming van het beginsel van samenvallende straffen één straf moet worden vastgesteld die
in concretodoor de veroordeelde moet worden uitgezeten. De cumulatiebeslissing bepaalt dat de totale resterende vrijheidsstraf 8 jaar, 2 maanden en 8 dagen bedraagt en ten uitvoer moet worden gelegd.
Deze in de cumulatiebeslissing vermelde resterende vrijheidsstraf is ook vermeld in het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich de in artikel 12, sub a en sub c, OLW genoemde omstandigheden hebben voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het vonnis niet aan de eisen van artikel 12 OLW voldoet en er ook geen reden is om af te zien van weigering op grond van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b, OLW en de weigeringsgrond van artikel 12 OLW daarom niet van toepassing is. Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat kan worden afgezien van weigering op grond van artikel 12 OLW. Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure, omdat hij een advocaat heeft gemachtigd en domicilie heeft gekozen op het adres van de door hem gekozen advocaat en dat de officiële correspondentie naar deze advocaat is verzonden. Overlevering houdt geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in, omdat het de verantwoordelijkheid is van de opgeëiste persoon om contact te onderhouden met zijn advocaat. [2]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat geen sprake is van de omstandigheid als bedoeld in artikel 12 sub b OLW. Uit de aanvullende informatie van 27 februari 2023 blijkt slechts dat de opgeëiste persoon domicilie heeft gekozen bij een door hem aangewezen advocaat en dat het verstekvonnis naar die advocaat is gezonden. Daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en zijn gekozen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, laat staan dat die advocaat daadwerkelijk tijdens het proces zijn verdediging heeft gevoerd.
Gelet op het voorgaande kan de overlevering worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Er is geen informatie beschikbaar waaruit kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen, terwijl ook onvoldoende informatie beschikbaar is waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot - bijvoorbeeld - zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie met betrekking tot de procedure. Uit het EAB en de aanvullende informatie van 27 februari 2023 blijkt niet wanneer de opgeëiste persoon een advocaat heeft gekozen door domicilie te kiezen op het adres van deze advocaat. Evenmin is informatie beschikbaar waaruit blijkt dat de oproep voor de zitting naar het adres van zijn gekozen advocaat is gezonden.
De rechtbank zal de overlevering dan ook weigeren. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieromtrent nadere vragen te stellen, omdat de beslistermijn op korte termijn verstrijkt (om welke reden de rechtbank vervroegd uitspraak doet).

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW zal de rechtbank de overlevering weigeren.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 2, 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor of the Republic at the Court of Genoa(Italië).
HEFT OPde overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en D. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2023.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.een Nederlandse vertaling daarvan bevindt zich in het dossier.
2.Rechtbank Amsterdam 12 december 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:7239 en Rechtbank Amsterdam 10 januari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:107.