ECLI:NL:RBAMS:2023:4626

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
13/132277-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse verdachte

Op 27 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Lublin, Polen. De zaak betreft de overlevering van een verdachte, geboren in Polen in 1988, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 juli 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. Mcgivern, aanwezig was. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Petrescu, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet in persoon aanwezig was bij het proces in Polen dat leidde tot het vonnis van 25 juni 2021, waartegen het EAB is uitgevaardigd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte op de hoogte was van de strafzaak en dat zijn verdedigingsrechten niet zijn geschonden, omdat hij zelf heeft gekozen om naar Nederland te verhuizen zonder een nieuw correspondentieadres door te geven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de overlevering niet in strijd is met de vereisten van dubbele strafbaarheid, aangezien het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar is.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw verworpen, die stelde dat de overlevering moest worden geweigerd vanwege de hoge strafoplegging in Polen in vergelijking met Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit geen weigeringsgrond oplevert. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde zijn die een individueel reëel gevaar voor de verdachte met zich meebrengen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke eisen is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/132277-23
Datum uitspraak: 27 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 juni 2022 door
the District Court in Lublin(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juli 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. Mcgivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam (waarnemend voor
mr. P.D. Popescu, eveneens advocaat te Amsterdam), en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Regional Court in Wlodawa(Polen) van 25 juni 2021 (dossiernummer: II K 101/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt, met de raadsvrouw en de officier van justitie, vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en zonder dat de uitvaardigende justitiële autoriteit een verklaring/garantie heeft gegeven als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW. Dat betekent dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De rechtbank ziet echter, anders dan betoogd door de raadsvrouw en in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie, aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De Poolse autoriteiten hebben de volgende informatie verstrekt.
In het EAB:
“Notification of the date of the court hearing during which the judgment was passed was sent on 18th May 2021 to the residence address provided by [opgeëiste persoon] : [adres] . [opgeëiste persoon] did not collect the parcel Therefore it was sent back to Regional Court in Wlodawa and was filed in the case files and deemed served. “
In de brief van 13 juni 2023 (District Court in Wlodawa):
“District Court [Sad Rejonowy] in Wlodawa II Criminal Division in executing the instruction of 7th June 2023 kindly informs that [opgeëiste persoon] during interrogation as a suspect on the date 3rd March 2021 provided the address for service to which a notification about the trial date was sent.
[opgeëiste persoon] did not collect the correspondence, and he did not inform the Court about change of address for service, either. During the interrogation named above he was instructed about obligation to inform about possible new address for service and consequences of failure to meet such obligation. He confirmed receiving such instruction with his own signature (page 17, 19-20v, 37 of file case).”
De opgeëiste persoon heeft tijdens het verhoor door de officier van justitie op 30 mei 2023 het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik in deze zaak ben aangehouden.
(…)
Het klopt dat ik toen een adres heb doorgegeven waarop ik correspondentie in deze zaak zou ontvangen.
(…)
Het klopt dat ik niet bij die zitting aanwezig was. U vraagt mij waarom niet. Omdat ik toen in Nederland was.
Nee, ik heb niet aan de Poolse autoriteiten doorgegeven dat ik naar Nederland vertrok en heb ook geen nieuw adres doorgegeven. Het adres dat ik had doorgegeven is inderdaad [adres] .”
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat een strafrechtelijke procedure tegen hem liep vanwege die verdenking. Verder kan worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon impliceert, omdat hij door zijn vertrek naar Nederland en het niet opgeven van een nieuw correspondentieadres uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces.

5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede/derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.

6.Verweer van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon in zijn belangen is geschaad vanwege de hoge strafoplegging in Polen in vergelijking met Nederland.
De officier van justitie heeft opgemerkt dat er binnen Europa verschillen zijn wat betreft de strafoplegging en dat dit geen weigeringsgrond oplevert.
De rechtbank sluit zich aan bij wat de officier van justitie heeft opgemerkt. Wat de raadsvrouw heeft aangevoerd, kan niet leiden tot weigering van de overlevering.

7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak], is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 van de OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Lublin(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (