ECLI:NL:RBAMS:2023:4703

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AMS 22/2946
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering onder de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. O. Labordus, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. S. Elfert. Eiseres heeft een beroep ingesteld tegen besluiten van verweerder met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid en het recht op een IVA-uitkering onder de Wet WIA. Eiseres was werkzaam als kassamedewerker en meldde zich op 13 augustus 2019 ziek wegens psychische klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering, heeft verweerder haar arbeidsongeschiktheid in verschillende besluiten beoordeeld, waarbij de percentages varieerden van 41,91% tot 80-100%. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres per 10 augustus 2021 volledig arbeidsongeschikt is, maar niet duurzaam, en heeft geoordeeld dat zij geen recht heeft op een IVA-uitkering. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen als voldoende gemotiveerd beschouwd en geconcludeerd dat er een redelijke kans op verbetering van de belastbaarheid van eiseres bestaat. Het beroep tegen het bestreden besluit I is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2946

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. O. Labordus),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. S. Elfert).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam], te Sassenheim, die te kennen heeft gegeven alleen een kopie van de uitspraak te willen ontvangen.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres vanaf
10 augustus 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 41,91%.
Bij besluit van 3 mei 2022 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd naar 64,30%.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Bij besluit van 9 maart 2023 (het besteden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het bestreden besluit I herroepen en beslist dat eiseres vanaf 10 augustus 2021 recht heeft op een WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 – 100%.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2023.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Geen toestemming voor het delen van medische gegevens
1. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om haar medische informatie te delen met haar werkgever. Omdat de werkgever een kopie van de uitspraak krijgt, zal de rechtbank in deze uitspraak geen medische informatie vermelden, maar alleen in algemene termen de medische situatie van eiseres beschrijven.
Wat aan deze procedure voorafging
2.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als kassamedewerker voor gemiddeld 32,71 uur per week. Op 13 augustus 2019 meldde eiseres zich ziek voor dit werk wegens psychische klachten. Op 10 mei 2021 vraagt eiseres vervolgens een WIA-uitkering aan.
2.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder eiseres per 10 augustus 2021 voor 41,91% arbeidsongeschikt geacht. Verweerder heeft daarbij medegedeeld dat eiseres met ingang van 10 augustus 2021 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts van 20 augustus 2021 en de rapportage van de arbeidsdeskundige van 26 augustus 2021 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
23 augustus 2021.
2.3.
Met het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 april 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 mei 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van het bezwaar de FML gewijzigd en een beperking toegevoegd ten aanzien van beroepsmatig autorijden in de FML van 26 april 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de primaire geduide functie van ‘bezorger pakketten, tijdschriften e.d. (auto)’ verworpen. Vervolgens heeft hij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is eiseres per 10 augustus 2021 64,30% arbeidsongeschikt.
2.4.
Met het bestreden besluit II heeft verweerder eiseres volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt geacht per 10 augustus 2021. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 16 januari 2023 en 27 januari 2023 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 30 januari 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de beroepsgronden de FML gewijzigd en een aantal aanvullende beperkingen toegevoegd in de FML van 24 januari 2023. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft alle primair geduide functies verworpen en eiseres arbeidsongeschikt geacht op arbeidskundige gronden voor 80 - 100%, omdat niet voldoende geschikte functies geselecteerd kunnen worden.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres voert aan dat zij per 10 augustus 2021 niet alleen volledig arbeidsongeschikt is, maar ook duurzaam. Daarom heeft zij recht op een IVA-uitkering, aldus eiseres.
Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling bestreden besluit I
4. Gelet op artikel 6:19 van de Awb, heeft het beroep tegen het bestreden besluit I, van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. Nu het bestreden besluit I door verweerder – naar de rechtbank begrijpt – niet is gehandhaafd en is vervangen door het bestreden besluit II en niet is gebleken dat eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk verklaren.
Beoordeling bestreden besluit II
5. Niet in geschil is dat eiseres per 10 augustus 2021 volledig arbeidsongeschikt is. De vraag ligt voor of de arbeidsongeschiktheid van eiseres op 10 augustus 2021 moet worden geacht volledig en duurzaam te zijn, zodat eiseres recht heeft op een IVA-uitkering.
6. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
7. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
8. Volgens vaste rechtspraak [1] van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
9. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt informatie ingebracht van haar behandelaar bij Mentrum. In de brief van 25 februari 2022 schrijft de behandelaar van eiseres dat zij gedurende haar hele leven kwetsbaar zal blijven voor psychische ontregeling. Daarnaast schrijft de behandelaar van Mentrum dat eiseres langdurig in de GGZ-zorg zal blijven. Het is dan ook niet de inschatting dat eiseres over één jaar veel beter zal functioneren.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 27 januari 2023, 11 mei 2023 en 19 mei 2023 gesteld dat er een redelijk goede kans op verbetering van de belastbaarheid van eiseres valt te verwachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat eiseres op allerlei vlakken adequaat begeleid en behandeld wordt voor haar psychische klachten. Haar behandeling bij Mentrum bestaat momenteel uit farmacotherapie bij een psychiater, traumabehandeling bij een klinisch-psycholoog en steunende/structurerende gesprekken bij de verpleegkundig specialist GGZ. Via Roads heeft eiseres gesprekken over haar dagbesteding met een trajectcoach en volgt zij assertiviteitstraining. Deze behandelingen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep evident gericht op herstel, vermindering van klachten en verbeteren van functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt zich daarom op het standpunt dat de behandelopties op datum in geding niet zijn uitgeput en dat geen sprake is van een medische eindtoestand. De nog te benutten behandelmogelijkheden en interventies kunnen leiden tot verbetering van persoonlijk en sociaal functioneren en van de belastbaarheid in uren, die bepalend zijn voor de mate van arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt verder dat verbetering van overgewicht mogelijk een gunstig effect kan hebben op de dynamische beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt, hoewel niet te verwachten is dat beperkingen op het sociaal-psychisch vlak helemaal zullen overgaan, dat de belastbaarheid zoals die is opgenomen in de FML van 24 januari 2023 wel degelijk kan verbeteren. Ten aanzien van de door eiseres ingediende brief van Mentrum van 25 februari 2022 stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat slechts door haar behandelaar wordt aangegeven dat eiseres een langdurig herstel nodig heeft en altijd kwetsbaar zal blijven voor een terugval. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep betekent dat echter niet dat eiseres nooit zou kunnen of mogen werken.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd welk (positief) resultaat de bij eiseres ingezette medische behandelingen zullen hebben op haar functionele mogelijkheden. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep en stelt dat er een goede kans is op verbetering binnen het eerstkomende jaar, dan wel binnen afzienbare tijd daarna, gelet op de meerdere therapieën die zijn ingezet en die eiseres momenteel nog ondergaat. De rechtbank oordeelt dat de brief van Mentrum van 25 februari 2022 daar niets aan af doet, omdat hieruit niet blijkt dat verbetering is uitgesloten.
12. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen twee FML’s heeft opgesteld, één met tijdelijke en duurzame beperkingen en één met alleen de duurzame beperkingen. Eiseres heeft namelijk een blijvende stoornis op basis waarvan ook beperkingen zijn opgenomen in de FML van
23 januari 2023. Als er met alleen de duurzame beperkingen geen functies geduid kunnen worden, moet een IVA-uitkering worden toegekend.
13. De Raad heeft overwogen dat in een (bijzonder) geval, waarin de verzekeringsgeneeskundige beoordeling uitwijst dat sprake is van zeer aanzienlijke en blijvende arbeidsbeperkingen, verweerder ter onderbouwing van het standpunt dat geen recht bestaat op een IVA-uitkering omdat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid niet zal kunnen volstaan met de enkele inschatting door de verzekeringsarts dat de belastbaarheid op een slechts beperkt (deel)terrein of in een slechts beperkte mate nog zal kunnen verbeteren. In een dergelijk geval zal aan de hand van een toereikend arbeidskundig onderzoek aannemelijk moeten worden gemaakt dat aan die beperkte verbetering van de belastbaarheid relevantie toekomt voor de beoordeling van de mogelijkheden die de betrokkene heeft om weer aan het arbeidsleven deel te nemen en voor het door hem daaraan te ontlenen verdienvermogen. [2]
14. De rechtbank vindt dat geen sprake is van een bijzonder geval zoals bedoeld in deze uitspraak van de Raad. De rechtbank stelt vast dat verbetering van de blijvende stoornis niet is uitgesloten. Door therapie en medicatie krijgt eiseres momenteel handvatten aangereikt om beter met de blijvende stoornis om te gaan. Het is daarbij niet uitgesloten dat de blijvende stoornis mogelijk meer leefbaar wordt voor eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen tweede FML had moeten opstellen.
Conclusie
15. Het beroep tegen het bestreden besluit I is niet-ontvankelijk. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 10 augustus 2021 niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
16. Nu verweerder in de beroepsfase besluit I heeft herroepen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank zal verweerder ook veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3313.
2.Zie de uitspraak van 25 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2519.