In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de minister van Buitenlandse Zaken als verweerder. Eiser had op 13 augustus 2022 een verzoek ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) om documenten met betrekking tot het Aanspreekpunt Potentiële Buitenlandse Investeerders (APBI) van de Belastingdienst over de periode van 1995 tot heden. Verweerder heeft in het primaire besluit van 2 september 2022 meegedeeld dat er geen documenten zijn aangetroffen die onder het verzoek vallen, en dit besluit is door eiser bestreden. Eiser heeft op 13 december 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar, en op 2 februari 2023 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep wegens niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat eiser prematuur in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ongeloofwaardig heeft verklaard dat er geen documenten beschikbaar zijn die onder het Woo-verzoek vallen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er toch documenten bij verweerder aanwezig zijn. De rechtbank heeft wel een motiveringsgebrek geconstateerd in het bestreden besluit, maar dit heeft geen invloed gehad op de einduitkomst van de zaak. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt verweerder op het griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.