ECLI:NL:RBAMS:2023:5556

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/732456 / FA RK 23-2493
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot meerderjarigenadoptie onder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot meerderjarigenadoptie. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.P.J. Appelman, heeft verzocht om de adoptie van [belanghebbende 2], die op dat moment 25 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel niet voldaan werd aan het wettelijk vereiste dat de geadopteerde ten tijde van de adoptie minderjarig dient te zijn, er sprake was van zeer bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de relatie tussen de verzoeker, de moeder van [belanghebbende 2] en [belanghebbende 2] zelf in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de adoptie in het belang van [belanghebbende 2] was, gezien haar traumatische verleden met haar biologische vader en de noodzaak om een formele familierechtelijke band met de verzoeker te creëren. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en gelast dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toevoegt. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 20 juli 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/732456 / FA RK 23-2493
Beschikking van 20 juni 2023 betreffende stiefouderadoptie van een meerderjarige
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen verzoeker,
advocaat mr. E.P.J. Appelman.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [belanghebbende 2] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het op 13 april 2023 ingekomen verzoek, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 juni 2023.
Verschenen zijn:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- [belanghebbende 2] , bijgestaan door haar partner.
1.3.
De rechtbank heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt daarvan de schriftelijke uitwerking.

2.De feiten

2.1.
[belanghebbende 2] is geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats] uit de relatie van de moeder met [naam] (hierna te noemen [naam] ). [naam] heeft [belanghebbende 2] op 1 april 1997 erkend. Daarbij is gekozen voor de geslachtsnaam [naam] .
2.2.
De relatie tussen de moeder en [naam] is in 1998 verbroken. Vanaf medio 2006 had [belanghebbende 2] geen contact meer met [naam] . [naam] is overleden te Amsterdam op 13 oktober 2008.
2.3.
De moeder en verzoeker hebben sinds 2010 een relatie. In 2012 hebben zij samen een kind gekregen: [minderjarige] .
2.4.
Bij Koninklijk Besluit van 28 juni 2012 is de geslachtsnaam van [belanghebbende 2] gewijzigd in [belanghebbende 1] .
2.5.
Verzoeker, de moeder en [belanghebbende 2] hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker verzoekt de adoptie door hem van [belanghebbende 2] uit te spreken en te verstaan dat de geslachtsnaam van [belanghebbende 2] zal blijven luiden: [belanghebbende 1] . Verzoeker stelt hiertoe – kort
weergegeven – dat, hoewel niet wordt voldaan aan het wettelijk vereiste dat de geadopteerde ten tijde van de adoptie minderjarig dient te zijn, sprake is van bijzondere omstandigheden die terzijdestelling van deze bepaling rechtvaardigen.

4.De beoordeling

Wettelijk kader
4.1.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen.
De rechtbank overweegt dat het verzoek ingevolge artikel 1:227 lid 3 BW vervolgens slechts kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
4.2.
Op grond van artikel 1:228 lid 1 BW dient voorts aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
- dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
- het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
- dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
- dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
- dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
- dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
- dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat aan alle voorwaarden voor adoptie is voldaan, behalve aan de in artikel 1:228 lid 1 BW onder a. genoemde voorwaarde. Vaststaat dat [belanghebbende 2] ten tijde van de indiening van het verzoekschrift meerderjarig (25 jaar) was. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden en moet het verzoek in beginsel worden afgewezen.
4.4.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of sprake is van zodanige omstandigheden dat de adoptie toch kan worden uitgesproken.
4.5.
Verzoeker stelt dat het feit dat [belanghebbende 2] meerderjarig is niet in de weg mag staan aan de door hen gewenste adoptie. Gesteld wordt dat de weigering deze adoptie toe te staan een ongeoorloofde inmenging in het gezinsleven of privéleven van verzoeker, de moeder en [belanghebbende 2] oplevert.
4.6.
De rechtbank leidt uit deze stelling af dat verzoeker een beroep doet op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
4.7.
In artikel 8 lid 1 EVRM is bepaald dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. In lid 2 is bepaald dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
4.8.
Artikel 8 EVRM heeft niet de strekking een recht op adoptie te garanderen. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is zonder dat wordt voldaan aan de door de nationale wet voor adoptie gestelde eisen, levert geen ongeoorloofde inbreuk in de zin van artikel 8 EVRM op (zie Hoge Raad 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6339). Zeer bijzondere omstandigheden kunnen daarentegen wel een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 EVRM met zich brengen en meebrengen dat het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 sub a BW om die reden terzijde dient te worden gesteld. Daarbij zijn twee aspecten van belang: in de eerste plaats de vraag of de omstandigheden dermate uitzonderlijk zijn dat geoordeeld moet worden dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, en in de tweede plaats, of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek -de tijd die verstreken is na afloop van de minderjarigheid van het adoptiefkind - verschoonbaar is. De staat maakt immers geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift (Conclusie A-G P. Vlas, ECLI:NL:PHR:2013:BY5053, bij HR 25 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5063).
4.9.
De rechtbank overweegt dat, hoewel adoptie door de wetgever van oorsprong werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, adoptie in haar effecten verder gaat dan voor het doel van kinderbescherming is vereist. Bovendien grijpt adoptie diep in op het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder(s) en zijn/hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en de eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van het kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens die meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan, waar dit voor bijvoorbeeld erkenning en gerechtelijke vaststelling van ouderschap wel geldt.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die maken dat het onderhavige verzoek tot adoptie dient te worden toegewezen, hoewel niet aan het minderjarigheidsvereiste is voldaan. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
4.11.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, blijkt dat [belanghebbende 2] getraumatiseerd is geraakt door hetgeen zij op jonge leeftijd heeft meegemaakt met haar biologische vader. De relatie tussen de moeder en hem is beëindigd toen [belanghebbende 2] nog zeer jong was, na fysiek geweld jegens de moeder. [belanghebbende 2] heeft daarna nog wel een omgangsregeling gehad met hem, maar hij had last van heftige woedeaanvallen en stemmingswisselingen. [belanghebbende 2] had daar veel last van. In 2006 is de vakantie afgebroken en [belanghebbende 2] wilde geen contact meer met haar biologische vader. Hij is in 2008 overleden. Toen de moeder en verzoeker een relatie kregen, heeft [belanghebbende 2] verzoeker jarenlang op afstand gehouden omdat zij bang was dat hij hetzelfde gedrag zou (gaan) vertonen als haar biologische vader. Zij had geen ruimte om verzoeker toe te laten in haar leven en een band met hem op te bouwen. [belanghebbende 2] had in de loop van de jaren al wel last van wat zij had meegemaakt in haar vroege jeugd en toen zij 12 jaar oud was, kreeg zij last van paniekaanvallen. Deze aanvallen gingen na een paar maanden vanzelf over en er is toen geen professionele hulp gezocht. In 2018, [belanghebbende 2] was toen meerderjarig, kwamen de paniekaanvallen echter terug en waren zij veel hevigerr. Daarom heeft zij toen professionele hulp gezocht. [belanghebbende 2] heeft ook langere tijd niet buitenshuis kunnen werken omdat zij de deur niet uit durfde. Zij heeft hulpverlening gehad van een psycholoog en een psychosomatische fysiotherapeut. Tijdens haar therapie werd duidelijk dat zij haar verleden onvoldoende had verwerkt.
4.12.
De rechtbank acht het, mede gelet op de toelichting van [belanghebbende 2] , verzoeker en de moeder op zitting, aannemelijk dat [belanghebbende 2] voor haar 18e in het geheel nog niet toe was aan het aangaan van een verbinding met verzoeker en om na te denken over de eventuele mogelijkheid van adoptie. Er is ook pas professionele hulp gezocht toen zij al 21 was. Vervolgens heeft het nog een aantal jaren geduurd voordat zij haar trauma’s, en de daardoor ontstane angst om zich aan verzoeker te binden, heeft kunnen overwinnen. Zoals zij ter zitting heeft toegelicht, is zij zich tijdens de therapie gaan realiseren dat haar plek in het gezin met haar moeder, verzoeker en haar halfbroertje anders was doordat zij een andere biologische vader had, en dat zij vol deel uit wilde maken van dit gezin. Te meer, nu [belanghebbende 2] en haar partner nadenken over het vormen van een eigen gezin en het krijgen van kinderen. [belanghebbende 2] wil heel graag dat verzoeker ook een echte opa van haar kinderen wordt. Daarnaast heeft [belanghebbende 2] de sterke verwachting dat een adoptie door verzoeker maakt dat zij het verleden definitief een plek kan geven en positief naar de toekomst kan kijken en verder kan met haar leven. Rond Kerst 2022 ontstond voor het eerst ruimte bij [belanghebbende 2] om na te denken over de mogelijkheid van adoptie. Na een aantal weken heeft zij de moed opgevat om dit met verzoeker en de moeder te bespreken. Drs. A.J. Barteling, GZ-psycholoog bij wie [belanghebbende 2] in behandeling is geweest, heeft vervolgens bij brief van 5 maart 2023 onderschreven dat [belanghebbende 2] baat kan hebben bij adoptie door verzoeker. Vervolgens is het verzoek tot adoptie ingediend op 13 april 2023.
4.13.
Verzoeker heeft ter zitting meegedeeld dat hij niets liever wil dan [belanghebbende 2] adopteren. Hij had dat wel al veel eerder willen doen, maar gelet op de houding van [belanghebbende 2] hebben hij noch de moeder dat onderwerp eerder ter sprake gebracht.
4.14.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank ervan overtuigd geraakt dat het voor het (psychisch) welzijn van [belanghebbende 2] en voor haar verdere functioneren in de toekomst van groot belang is dat er in formele zin een familierechtelijke betrekking met verzoeker als haar vader stand komt. De rechtbank acht het van belang, ondanks dat [belanghebbende 2] meerderjarig is, dat zij ook formeel deel uit gaat maken van het gezin dat mede wordt gevormd door de moeder, verzoeker en haar halfbroertje. De rechtbank acht de termijnoverschrijding voor de indiening van het verzoek, gelet op de hiervoor geschetste tijdlijn en de toelichting ter zitting, verschoonbaar.
4.15.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het in artikel 1:228 lid 1 sub a BW gestelde minderjarigheidsvereiste voorbij dient te worden gegaan.
4.16.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de adoptie uitspreken.
4.17.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat [belanghebbende 2] ter zitting heeft verklaard dat zij de geslachtsnaam [belanghebbende 1] zal behouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de adoptie van [belanghebbende 2] , geboren op [geboortedatum 1] 1997 te [geboorteplaats] , door
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum 2] 1967.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Dinjens, mr. P.B. Martens en mr. M.R. Bruning, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, op 20 juni 2023 [1]
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 juli 2023

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).