ECLI:NL:RBAMS:2023:6043

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
13/091388-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 7 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen, België. De rechtbank behandelde de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB, dat was uitgevaardigd op 22 juni 2023. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1995, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw tijdens de zitting op 24 augustus 2023. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij de raadsvrouw betoogde dat overlevering zou leiden tot een schending van de mensenrechten, met name vanwege de psychiatrische zorg in Belgische gevangenissen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de garanties die door de Belgische autoriteiten zijn gegeven, voldoende zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en rapporten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en het Europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT).

Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, met inachtneming van de waarborgen die zijn gegeven door de Belgische autoriteiten met betrekking tot de detentieomstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/091388-23
Datum uitspraak: 7 september 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 23 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 juni 2023 door het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres], [plaats],
gedetineerd in het [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.V. Kuypers die waarneemt voor haar kantoorgenoot mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Beschikking raadkamer Antwerpen d.d. 3 juli 2017, waarbij de internering werd bevolen.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces waarbij de interneringsmaatregel is opgelegd. Het EAB vermeldt ook een beslissing tot de herroeping van invrijheidstelling op proef van 25 april 2023 vanwege het niet naleven van de bijzondere voorwaarden. Dat is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [3] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de interneringsmaatregel is opgelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een interneringsmaatregel, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De maatregel is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde beschikking van de raadkamer Antwerpen van 3 juli 2017.
Deze beschikking betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsvrouw heeft betoogd dat overlevering een (flagrante) schending van de mensenrechten oplevert.
In de eerste plaats heeft de raadsvrouw herhaald wat in een eerdere overleveringsprocedure [5] van de opgeëiste persoon naar voren is gebracht over de psychiatrische behandeling en zorg in Belgische gevangenissen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst de raadsvrouw naar verschillende uitspraken van het EHRM [6] , naar een public statement concerning Belgium van het CPT van 13 juli 2017 [7] en naar brieven van de Belgische advocaat Segers, die gespecialiseerd is in interneringszaken. Daaruit blijkt onder meer dat de wachttijden voor plaatsing in een FPC (te) lang zijn. De raadsvrouw heeft betoogd dat er sinds de uitspraak van 25 augustus 2022 nieuwe, objectieve informatie is bijgekomen die maakt dat op dit moment, anders dan in die uitspraak is geoordeeld, wél een algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling kan worden aangenomen.
De raadsvrouw wijst hiertoe op het rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) uit 2022, waarin staat dat de psychiatrische en psychologische zorg in de psychiatrische annexen van reguliere gevangenissen nog steeds onder de maat is. Volgens het CPT leidt de onvoldoende aanwezigheid van gevangenispersoneel ertoe dat therapeutische activiteiten niet naar behoren kunnen worden uitgevoerd. Bovendien heeft de opgeëiste persoon de detentieomstandigheden en de termijn waarbinnen doorplaatsing naar een FPC plaatsvindt na de beslissing tot overlevering van de rechtbank van vorig jaar immers aan den lijve ondervonden. De opgeëiste persoon heeft toen ruim zes maanden (van 7 september 2022 tot en met 17 maart 2023) in de gevangenis verbleven, alvorens hij werd overgeplaatst naar een psychiatrische residentiële voorziening of een FPC. De overweging dat er geen naar behoren bijgewerkte gegevens beschikbaar zijn om te kunnen aannemen dat een actueel algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU, is naar het oordeel van de verdediging op dit moment dan ook alles behalve houdbaar. In aanvulling op het voorgaande is nog van belang dat uit de informatie zoals vermeld in het EAB blijkt dat de rechter - in dit geval de KBM - beslist in welke instelling een geïnterneerde wordt geplaatst. De Belgische Staat zal dan ook, gelet op de scheiding der machten, geen uitvoerbare garantie kunnen geven dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in een instelling waar zijn mensenrechten niet zullen worden geschonden in het geval de overlevering wordt toegestaan. Ook wijst de raadsvrouw op een nieuwsbericht uit De Tijd van 11 januari 2020 waarin wordt vermeld dat Merksplas bekend staat als de “vergeetput” voor geïnterneerden en dat de psychiatrische zorg hier beneden alle peil is. Bovendien werden aan geïnterneerden die langer dan vier maanden in Merksplas
verbleven schadevergoedingen uitgekeerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de afgegeven detentiegarantie afdoende is.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er op dit moment voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet (ECLI:NL:RBAMS:2022:7536). Bij brief van 4 augustus 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de
gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
In de aanvullende informatie van 14 augustus 2023 staat dat de gevangenis Antwerpen ook een interneringsafdeling heeft.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 4 Handvest hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [9] Uit voormelde garantie blijkt dat dit de gevangenis in Antwerpen is. De rechtbank zal daarom alleen de detentieomstandigheden aldaar beoordelen.
Specifiek ten aanzien van hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd over psychiatrische behandeling en zorg in Belgische gevangenissen overweegt de rechtbank het volgende. In haar voornoemde uitspraak van 25 augustus 2022 heeft de rechtbank al geoordeeld dat het statement van het CPT van 2017 en ook de overige arresten van het EHRM waar de raadsvrouw naar verwijst niet kunnen worden aangemerkt als naar behoren bijgewerkte gegevens. De rechtbank is van oordeel dat het CPT-rapport van 2022 niet voldoende aanknopingspunten biedt om een algemeen gevaar aan te nemen voor de psychiatrische annexen van reguliere gevangenissen. Voor zover daaruit blijkt dat daar te weinig psychiaters dan wel klinisch psychologen beschikbaar zijn (paragraaf 31) geldt dat dit zorgelijk is, maar nog geen reëel risico van onmenselijke of vernederende behandeling oplevert. Voor zover een dergelijk gevaar wel zou kunnen worden aangenomen als gevolg van de verslechterde materiële condities (paragraaf 32), wordt dit gevaar weggenomen door de voornoemde individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon. De eigen ervaring van de opgeëiste persoon dat hij ruim zes maanden heeft gewacht op doorplaatsing naar FPC is weliswaar met recente stukken onderbouwd, maar tegen de achtergrond van de informatie waarover de rechtbank beschikt onvoldoende om een algemeen gevaar voor geïnterneerden in België aan te nemen. Daar komt bij dat de mogelijkheid bestaat om een kort geding aan te spannen bij Belgische rechter wanneer de doorplaatsing te lang duurt. Er is dus sprake van
effective remedyin België. [10] Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de procureur des Konings te Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 september 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Rechtbank Amsterdam 25 augustus 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7014
6.EHRM 6 september 2016, W.D. t. België, EHRM 9 januari 2014, Saadouni t. België, EHRM 9 januari 2014, Gelaude t. België en EHRM 6 april 2021, Venken e.a. t. België.
7.CPT/Inf (2017)18.
8.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.
9.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.