ECLI:NL:RBAMS:2023:7376

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
C/13/740314 / KG ZA 23-889
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterechte registratie van kredietverstrekker in incidentenregister en BKR-codering

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], dat de coöperatie Rabobank U.A. hen ten onrechte had geregistreerd in het Incidentenregister, het Externe Verwijzingsregister en het Interne Verwijzingsregister. De eisers stelden dat de registratie voortkwam uit een onterecht beschuldiging van het vervalsen van een mutatieoverzicht bij een kredietaanvraag. Tijdens de zitting op 1 november 2023 werd duidelijk dat Rabobank de registratie van [eiser 2] had heroverwogen en deze had verwijderd, waardoor [eiser 2] haar vordering introk. De voorzieningenrechter deed mondeling uitspraak, met schriftelijke vastlegging op 15 november 2023.

De feiten wezen uit dat [eiser 1] en [eiser 2] een kredietaanvraag hadden ingediend bij Rabobank, maar dat er onduidelijkheden waren over de bij- en afschrijvingen op het mutatieoverzicht. Rabobank had hen geregistreerd in de frauderegisters op basis van de verdenking dat [eiser 1] een vervalst rekeningafschrift had ingediend. De eisers betwistten deze beschuldiging en stelden dat de afwijkingen in het mutatieoverzicht het gevolg waren van een storing bij ABN AMRO. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van vervalsing en dat de registratie in de registers onterecht was. Rabobank werd veroordeeld om de registraties te verwijderen en de kosten van de procedure te vergoeden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/740314 / KG ZA 23-889 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 1 november 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers bij conceptdagvaarding van 16 oktober 2023,
advocaat mr. J. Hagers te Amsterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. D. Volleberg te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] en Rabobank worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 1 november 2023 hebben [eiser 1] en [eiser 2] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Rabobank heeft verweer gevoerd mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties ingediend en [eiser 1] en [eiser 2] tevens een pleitnota. Rabobank heeft de BKR-registratie van [eiser 2] in aanloop naar dit kort geding opnieuw beoordeeld en verwijderd. Daarop heeft [eiser 2] ter zitting haar daartoe strekkende vordering ingetrokken.
1.2.
Ter zitting waren aanwezig:
  • [eiser 1] en [eiser 2] met mr. Hagers;
  • aan de zijde van Rabobank: [medewerker] jurist, afdeling veiligheidszaken, met mr. Volleberg.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is na het debat ter zitting mondeling uitspraak gedaan en is meegedeeld dat de schriftelijke vastlegging (en uitwerking) daarvan op 15 november 2023 zal worden afgegeven. Het hierna volgende is die schriftelijke vastlegging, welke op 15 november 2023 aan partijen is afgegeven.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] (32 jaar oud) en [eiser 2] (29 jaar oud) hebben drie kinderen, van 8, 6 en 1 jaar. [eiser 1] werkt als fiscalist bij een groot accountantskantoor.
2.2.
[eiser 1] heeft bij Freo (onderdeel van Rabobank en hierna Rabobank genoemd) geprobeerd zijn doorlopend krediet van € 22.946,29 over te sluiten. In dat kader heeft hij op 29 mei 2023 een kredietaanvraag ingediend bij Rabobank voor een krediet van € 56.725,38. Bij deze aanvraag heeft hij onder meer een mutatieoverzicht (hierna: het mutatieoverzicht) van de bij- en afschrijvingen van zijn bankrekening bij ABN AMRO over de periode 19 april tot en met 19 mei 2023 aangeleverd.
2.3.
Een medewerker van Rabobank heeft op 31 mei en 6 juni 2023 gebeld met [eiser 1] en hem vragen gesteld over het mutatieoverzicht. De geluidsopnamen van die telefoongesprekken zijn door Rabobank in het geding gebracht. Bij e-mail van 6 juni 2023 heeft Rabobank aan [eiser 1] gevraagd opnieuw een rekeningafschrift over de periode 19 april tot en met 19 mei 2023 toe te sturen. [eiser 1] heeft aan dit verzoek gehoor gegeven.
2.4.
Na vergelijking van het mutatieoverzicht met het later toegestuurde overzicht is gebleken dat de bij- en afschrijvingen op het mutatieoverzicht niet overeenkomen met de bij- en afschrijvingen die in werkelijkheid hebben plaatsgevonden op de bankrekening van [eiser 1] bij ABN AMRO. Een aantal bijschrijvingen op het mutatieoverzicht zijn ten onrechte als afschrijvingen gerubriceerd. Ook staan op het mutatieoverzicht meer afschrijvingen en minder bijschrijvingen dan in werkelijkheid het geval is.
2.5.
Via een chatfunctie op de website van ABN AMRO heeft [eiser 1] op 6 juni 2023 aan een medewerker van ABN AMRO gevraagd hoe het kan dat er verschillen zijn opgetreden bij het uitdraaien van mutatieoverzichten. Deze medewerker heeft aan [eiser 1] laten weten dat er “
een storing is geweest rondom de afschriften”.
2.6.
Bij brief van 13 juni 2023 heeft Rabobank aan [eiser 1] bericht dat Rabobank zijn persoonsgegevens voor de duur van acht jaar heeft opgenomen in het Interne Verwijzingsregister (IVR) en het Incidentenregister (IR) en bijbehorende Externe Verwijzingsregister (EVR). Als reden voor deze registraties heeft Rabobank opgegeven dat [eiser 1] bij zijn kredietaanvraag gebruik heeft gemaakt van een vervalst rekeningafschrift van ABN AMRO. Verder staat in die brief dat Rabobank aangifte heeft gedaan bij de politie.
2.7.
Bij brief van 15 juni 2023 heeft Rabobank het doorlopende krediet van [eiser 1] en [eiser 2] met onmiddellijke ingang beëindigd en hen verzocht het nog openstaande bedrag van € 22.946,29 voor 30 juni 2023 terug te betalen. Verder staat in die brief dat in het BKR bij het krediet een code 2 is geplaatst. Dit betekent dat er een betalingsachterstand is en de kredietaanbieder de betaling van het gehele bedrag in één keer opeist.
2.8.
[eiser 1] heeft bezwaar gemaakt tegen zijn registratie in de frauderegisters door Rabobank. Bij brief van 7 juli 2023 heeft Rabobank dat bezwaar afgewezen.
2.9.
[eiser 1] heeft ook een klacht ingediend bij ABN AMRO. Bij e-mail van 28 juli 2023 heeft ABN AMRO, voor zover van belang, het volgende geschreven aan [eiser 1] :

Uit ons onderzoek is niet gebleken of er storingen zijn geweest op 15 mei 2023 via Internet Bankieren. Daarnaast ook niet welk effect die mogelijke storingen dan hadden op gebruikers. Wij kunnen ook niet uitsluiten dat het probleem bij u ontstaan is op uw apparaat/gebruikte programma’s. (…) Het spijt mij dat u lang op mijn reactie heeft moeten wachten. (…)”.
2.10.
Bij e-mail van 1 augustus 2023 heeft [eiser 1] aan ABN AMRO gevraagd of de IT-afdeling van ABN AMRO kan aangeven of de verschillen in de mutatieoverzichten het gevolg kunnen zijn van toegepaste Optical Character Recognition-technologie dan wel een niet optimale communicatie tussen zijn laptop en de server. Bij e-mail van 3 augustus 2023 heeft ABN AMRO aan [eiser 1] bericht dat ABN AMRO zijn verzoek niet in behandeling kan nemen.
2.11.
Bij e-mail van 25 augustus 2023 heeft [eiser 1] aan ABN AMRO gevraagd uit te zoeken en te bevestigen dat er diverse verklaringen mogelijk zijn voor de verschillen op de mutatieoverzichten.
2.12.
Bij e-mail van 13 september 2023 heeft ABN AMRO, voor zover van belang, [eiser 1] als volgt bericht:

(…) De bank heeft eerder naar uw uitdraaien gekeken en de systemen van de bank erop nagekeken. U heeft gelijk dat er verschillen zijn in de uitdraaien die u heeft meegestuurd. Dat heeft de bank eerder ook aan u medegedeeld. De conclusie is dat er waarschijnlijk een kleine storing moet zijn geweest ergens in de systemen van de bank tijdens de opmaak van dat rapport in Internet Bankieren. Helaas kan dat een keer gebeuren. Indien u nogmaals hetzelfde rapport zou opvragen, gaat het waarschijnlijk goed. Ook als u het 10 x doet. (…)
Conclusie
De bank heeft uw uitdraaien en de systemen nagekeken. De conclusie van de bank is dat er storing moet zijn geweest toen u de uitdraaien opvroeg. Een eenmalig incident kan gebeuren. (…)”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen – samengevat en na vermindering van eis – Rabobank:
I. te gebieden, op straffe van een dwangsom, alle uitvoeringshandelingen te verrichten om [eiser 1] te (laten) verwijderen uit het interne incidentenregister en het externe verwijzingsregister (bedoeld zal zijn: het Interne Verwijzingsregister (IVR) en het Incidentenregister (IR) en bijbehorende Externe Verwijzingsregister (EVR), zie 2.6, vzr);
II. te gebieden, op straffe van een dwangsom, alle uitvoeringshandelingen te verrichten om de BKR-codering A2 van [eiser 1] te verwijderen;
III. te veroordelen in de proces- en nakosten, beide te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen hiertoe het volgende. [eiser 1] betwist dat hij het mutatieoverzicht heeft vervalst. ABN AMRO heeft bevestigd dat de afwijkingen op het mutatieoverzicht zijn ontstaan door een storing in de systemen van de bank tijdens de opmaak van het mutatieoverzicht. Er is ook geen logische verklaring voor de afwijkingen op het mutatieoverzicht. Een aantal bijschrijvingen is ten onrechte gerubriceerd als afschrijvingen. Hierdoor ontstaat er een lager saldo, wat voor de kredietaanvraag bij Rabobank juist nadelig is. De valse beschuldiging van valsheid in geschrifte en/of (poging tot) oplichting heeft grote impact op [eiser 1] , [eiser 2] en hun kinderen. Bovendien vormt deze beschuldiging een bedreiging voor de baan van [eiser 1] . Als fiscalist kan hij hier niet mee in verband worden gebracht. Bovendien vreest [eiser 1] dat zijn hypotheekverstrekker door de externe registratie de hypotheek zal gaan opeisen.
3.3.
Rabobank heeft het volgende verweer gevoerd. [eiser 1] heeft het door hem bij de kredietaanvraag aangeleverde mutatieoverzicht vervalst. Diverse afschrijvingen blijken in werkelijkheid bijschrijvingen (storneringen) te zijn. Juist storneringen zijn van essentieel belang bij de beoordeling van de kredietwaardigheid van een potentiële klant. Het is zeer onaannemelijk dat de aanpassingen op het mutatieoverzicht zijn ontstaan door een storing bij ABN AMRO dan wel een foutieve download. In een telefoongesprek tussen een medewerker van Rabobank en [eiser 1] heeft hij verklaard dat hij het mutatieoverzicht heeft gedownload ten behoeve van een kredietaanvraag bij het Warmtefonds en dat het Warmtefonds het liefst een afschrift wilde met een positief saldo en zonder terugstortingen. Deze verklaring is zeer opmerkelijk en niet aannemelijk. Dit zou namelijk betekenen dat het Warmtefonds de strenge regelgeving omtrent het consumentenkrediet met voeten zou treden. Het Warmtefonds heeft desgevraagd aan Rabobank bevestigd dat zij nimmer zulke specifieke instructies geeft bij het opvragen van bankafschriften. Een aanvullende indicatie dat [eiser 1] het mutatieoverzicht heeft aangepast is te ontlenen aan zijn afwijkende handelwijze. Bij zijn eerdere kredietaanvragen heeft hij namelijk wel, zoals ook vereist, een regulier bankafschrift van zijn zelfde rekening bij ABN AMRO aangeleverd. Een bankafschrift is niet, dan wel veel moeilijker, aan te passen dan een mutatieoverzicht, dat makkelijk(er) is aan te passen. Aan de verklaring van ABN AMRO mag geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Uit de correspondentie en de door [eiser 1] in het geding gebrachte telefoongesprek(ken) met ABN AMRO ontstaat de indruk dat ABN AMRO de noodzaak van een diepgravend onderzoek niet inziet, omdat het later gedownloade mutatieoverzicht wel klopt en ABN AMRO de indruk wekt toch niet te kunnen achterhalen wat er mis is gegaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Rabobank heeft aangevoerd dat [eiser 1] en [eiser 2] geen spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Dit verweer faalt. Indien geconcludeerd wordt dat persoonsgegevens van [eiser 1] in het BKR, IVR, IR en EVR ten onrechte zijn geregistreerd, is aannemelijk dat hij voor de uitoefening van zijn functie als fiscalist bij een groot accountantskantoor hiervan (ernstige) hinder ondervindt.
Registratie in het IR en EVR
4.2.
Het vervalsen van een document en het gebruik daarvan bij de aanvraag, om op basis van niet correcte gegevens een financiering te verkrijgen die op basis van de juiste gegevens mogelijk niet zou worden verstrekt, worden aangemerkt als valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht (Sr)) en poging tot oplichting (artikel 326 Sr). Rabobank verdenkt [eiser 1] ervan zich schuldig te hebben gemaakt aan deze strafbare feiten en heeft daarom zijn persoonsgegevens in het IR en het daaraan gekoppelde EVR geregistreerd.
4.3.
Voor verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens in IR en het EVR is geen strafrechtelijke veroordeling vereist. Anderzijds is de enkele verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit daartoe niet voldoende. Er dient sprake te zijn van zodanige concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) kunnen dragen. Als maatstaf geldt daarvoor dat de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Uitgangspunt is verder dat het aan de financiële instelling is te onderbouwen en te concretiseren waarom zij tot registratie is overgegaan [1] .
4.4.
Begrijpelijk is dat bij Rabobank alle alarmbellen afgingen toen bleek dat maar liefst vijftien transacties op het mutatieoverzicht niet overeenkwamen met transacties die in werkelijkheid hebben plaatsgevonden op de bankrekening van [eiser 1] bij ABN AMRO, te meer omdat storneringen waren omgezet in afschrijvingen. Dat Rabobank vervolgens vragen is gaan stellen aan [eiser 1] wekt dan ook geen verbazing.
4.5.
[eiser 1] heeft bij ABN AMRO nagevraagd hoe het mogelijk is dat mutatieoverzichten over dezelfde periode van elkaar afwijken. Op uitdrukkelijk aandringen van [eiser 1] heeft ABN AMRO onderzoek gedaan. Aangenomen wordt dat ABN AMRO zorgvuldig onderzoek heeft verricht, omdat het een klachtenprocedure betrof en het hier gaat om een mogelijk fraudegeval.
De conclusie van het onderzoek van ABN AMRO is dat “
er waarschijnlijk een kleine storing moet zijn geweest ergens in de systemen van de bank tijdens de opmaak van dat rapport in Internet Bankieren”. ABN AMRO heeft bij haar onderzoek niet alleen gekeken naar de mutatieoverzichten van [eiser 1] , maar heeft ook haar eigen systemen erop nagekeken, zo volgt uit de onder 2.12 geciteerde e-mail van 13 september 2023 van ABN AMRO.
4.6.
Tegen deze conclusie van ABN AMRO heeft Rabobank niks concreets ingebracht. Rabobank heeft niet bij ABN AMRO om nadere informatie gevraagd en heeft ook niet haar eigen IT-afdeling onderzoek laten doen. Ter zitting heeft Rabobank desgevraagd bevestigd dat haar fraude-afdeling onderzoek heeft gedaan. Dat onderzoek heeft zich beperkt tot het vergelijken van de mutatieoverzichten en twee telefoongesprekken met [eiser 1] . In een van die gesprekken zegt [eiser 1] inderdaad tegen de medewerker van Rabobank, zoals Rabobank heeft aangevoerd, dat het Warmtefonds een afschrift wilde zien “
het liefst met een positief saldo en zonder terug stortingen”. De voorzieningenrechter ziet hierin geen (begin) van een bevestiging van [eiser 1] dat hij het mutatieoverzicht heeft vervalst, zoals Rabobank lijkt te beweren. Eerder het omgekeerde is het geval: het verklaart waarom [eiser 1] het mutatieoverzicht (over juist die periode) – dat hij nog op zijn laptop had staan (zoals hij in het telefoongesprek zegt) – aan Rabobank heeft toegestuurd. Het klopt ook in de tijd: de ingangsdatum van de lening bij het Warmtefonds is 22 mei 2023 (zo heeft [eiser 1] ter zitting kunnen laten zien) en het mutatieoverzicht betreft de periode 19 april tot en met 19 mei 2023.
4.7.
Daarbij komt dat de afwijkingen in het mutatieoverzicht wel erg opmerkelijk zijn (en met uitzondering van mogelijk de door Rabobank genoemde storneringen) en niet te verklaren als [eiser 1] werkelijk had willen doen voorkomen dat zijn financiële situatie beter was dan in werkelijkheid. Dit zijn de opvallendste: op het mutatieoverzicht staat een totaal bedrag aan afschrijvingen met vier decimalen (€ 7.518,1811); dit bedrag is bovendien groter dan het werkelijke bedrag aan afschrijvingen (€ 6.380,63); en het saldo op het mutatieoverzicht is meer negatief per 19 mei 2023 (€ -2.899,46) dan in werkelijkheid (€ -2.811,02).
4.8.
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder de conclusie van het onderzoek van ABN AMRO is er geen reden [eiser 1] te verdenken van het vervalsen van het mutatieoverzicht, laat staan dat sprake is van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld. Dit alles betekent dat, voorshands geoordeeld, er onvoldoende grond bestond voor opneming van gegevens van [eiser 1] in het IR en het EVR.
Registratie in het IVR
4.9.
Voor opneming van persoonsgegevens in het IVR gelden minder strenge eisen dan voor opneming in het incidentenregister en EVR, omdat deze registraties alleen voor de instelling zelf (en de met haar verbonden rechtspersonen) zichtbaar zijn. Een redelijk vermoeden van betrokkenheid bij oplichting/fraude is een gebeurtenis die opname in het IVR rechtvaardigt.
4.10.
Zoals onder 4.8 overwogen, is er geen reden [eiser 1] te verdenken van het vervalsen van het mutatieoverzicht. Dit betekent dat, voorshands geoordeeld, er ook onvoldoende grond bestond voor opneming van [eiser 1] in IVR.
A2-codering bij het BKR
4.11.
Rabobank heeft bij het BKR een A2-codering geplaatst bij het doorlopend krediet van [eiser 1] . Omdat de grondslag van de A2-codering is gelegen in de onterechte verdenking van het vervalsen van het mutatieoverzicht door [eiser 1] , moet Rabobank deze registratie verwijderen.
Conclusie en proceskostenveroordeling
4.12.
Dit alles betekent dat de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] zullen worden toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen, omdat Rabobank te kennen heeft gegeven vrijwillig aan dit vonnis te zullen voldoen. Er bestaat geen aanleiding om daaraan te twijfelen.
4.13.
Rabobank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] begroot op € 314,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan salaris advocaat.
4.14.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt Rabobank om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle uitvoeringshandelingen te verrichten om [eiser 1] te (laten) verwijderen uit het Interne Verwijzingsregister (IVR) en het Incidentenregister (IR) en bijbehorende Externe Verwijzingsregister (EVR),
5.2.
gebiedt Rabobank om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle uitvoeringshandelingen te verrichten om de BKR-codering A2 van [eiser 1] te verwijderen,
5.3.
veroordeelt Rabobank in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] begroot op € 1.393,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na heden, tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt Rabobank in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na heden, tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 november 2023. [2]

Voetnoten

1.zie HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, r.o. 4.4. en hof Arnhem-Leeuwarden 7 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8710, r.o. 5.4
2.type: MvG