Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nederlander op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Münster in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 17 januari 2024 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1999, heeft de Nederlandse nationaliteit en is in Nederland ingeschreven. Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat haar persoonsgegevens correct zijn en heeft zij zich laten bijstaan door haar advocaat, mr. S.M. Hof.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, vallen onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW) en betreft illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd en heeft de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en de garantie is gegeven dat zij haar straf in Nederland kan ondergaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De beslissing om de overlevering toe te staan is genomen op basis van de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.