In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 juni 2024 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres, Truck Care Amsterdam C.V., was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag was al in bezwaar vernietigd, waardoor eiseres geen procesbelang meer had bij haar beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, maar oordeelde dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten van eiseres moest vergoeden, omdat eiseres niet op de hoogte was van de vernietiging van de naheffingsaanslag.
De heffingsambtenaar had op 20 mei 2022 een naheffingsaanslag opgelegd, welke door eiseres in bezwaar werd aangevochten. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet op de hoogte was van de vernietiging van de aanslag en dat de heffingsambtenaar geen bewijs kon overleggen van deze vernietiging. Eiseres had verzocht om een schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de redelijke termijn van twee jaar was overschreden met acht dagen, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 500,- voor eiseres.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 365,- en de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 6,-. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres geen recht had op een forfaitaire vergoeding voor rechtsbijstand, omdat niet was aangetoond dat haar gemachtigde beroepsmatig rechtsbijstand verleende. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.Y. Exterkate, en de mogelijkheid van hoger beroep werd aan partijen uitgelegd.