Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- een aanvulling van de gronden van het hoger beroep van belanghebbende (zeven keer; door de griffier aan de ontvanger doorgezonden op 5 juli 2022);
- een verweerschrift van de ontvanger, tevens houdende de gronden van het incidenteel hoger beroep (ter griffie van het Hof ingekomen op 16 augustus 2022), en
- een zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep van belanghebbende (in het stuk aangeduid als ‘conclusie van repliek/antwoord’).
2.Feiten
- belanghebbende, waarvan hij werknemer is;
- [bedrijf 1] , waarvan hij dus enig bestuurder is;
- [C] , zijn vader;
- [D] en [E] , bewoners van een woning waarvan zijn vader eigenaar is;
- [F] , voormalig werknemer van belanghebbende (vrachtwagenchauffeur);
- [B] , van 1998 tot en met 2006 bestuurder (secretaris) van [bedrijf 1] , en
- [G] , de partner van [B] .
3.Uitspraak van de rechtbank
- verklaart zich niet bevoegd voor zover het beroep zich richt tegen de verrekenings-beschikkingen;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betreft het niet tijdig beslissen op de bij beschikkingen in rekening gebrachte invorderingsrente en kosten;
- verklaart het beroep ongegrond voor zover het zich richt tegen de verstrekte proceskostenvergoeding in bezwaar;
- stelt vast dat verweerder als gevolg van het niet tijdig beslissen op het bezwaar [
- stelt vast dat verweerder als gevolg van het niet tijdig beslissen op het bezwaar [
- stelt vast dat verweerder als gevolg van het niet tijdig beslissen op het bezwaar [
4.Geschil in het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep
5.Beoordeling
6.Kosten
7.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover daarin is beslist over dwangsommen en voor zover daarin niet is beslist over wettelijke rente;
- stelt vast dat de ontvanger eenmaal een dwangsom van € 1.442 heeft verbeurd voor het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar over de beschikkingen invorderingsrente die zijn te kennen uit de in 1.1 vermelde mededelingen;
- bepaalt dat de ontvanger over de verbeurde dwangsom de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 22 mei 2020 tot de dag van de algehele voldoening;
- gelast de ontvanger het voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 548 aan belanghebbende te vergoeden,
- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 8,22, en
- bepaalt dat de ontvanger de wettelijke rente is verschuldigd over de proceskosten waarin hij is veroordeeld en over het te vergoeden griffierecht vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot de dag van de algehele voldoening.
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.