7.4Gelet op hetgeen bij punt 6 is overwogen komt de verzetrechter tot de conclusie dat de bestuursrechter terecht heeft geoordeeld dat de beroepen prematuur zijn ingediend.
De uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2022
8. In de door opposant aangehaalde uitspraak van de Afdeling heeft de Afdeling het herhaalde beroep, ondanks dat dit beroepschrift tijdens de op dat moment nog lopende dwangsomtermijn dwangsomtermijn was ingediend, ontvankelijk geacht en het bestuursorgaan een nieuwe beslistermijn en dwangsom opgelegd. De verzetrechter maakt daaruit op dat het bestuursorgaan in die zaak, ook na afloop van de opgelegde dwangsomtermijn én dat ten tijde van de uitspraak van de Afdeling, nog geen besluit had genomen. In dat geval wordt een aanvankelijk prematuur ingediend (hoger) beroepschrift alsnog ontvankelijk geacht en is een nieuwe dwangsomvergoeding gerechtvaardigd.
9. In de onderhavige zaken is echter sprake van een andere situatie, nu ten tijde van de uitspraak van 2 mei 2024 de dwangsomtermijnen nog niet waren verstreken. Naar het oordeel van de verzetrechter moet voorkomen worden dat een rechter zich tweemaal over hetzelfde geschil uitspreekt. Omdat verweerder nog dwangsommen verbeurde op het moment dat opposant de beroepen heeft ingesteld, kon opposant redelijkerwijs niet in een gunstiger positie komen. Opposant heeft ook in verzet geen gunstigere positie aangevoerd, anders dan zijn aanspraak op hogere dwangsomvergoedingen. Hiervoor ziet de verzetrechter geen grond. Het doel van paragraaf 4.1.3.2. uit de Awb en van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is dat het bestuursorgaan een prikkel moet krijgen om alsnog zo snel mogelijk te beslissen. Het systeem van de dwangsommen per dag maakt die prikkel mogelijk. Uit de systematiek van voornoemde regelingen volgt niet dat het de bedoeling is om dwangsomvergoedingen te stapelen, of nog tijdens de looptijd van de dwangsomtermijn de vergoeding te verhogen.
10. De conclusie blijft daarom, dat de bestuursrechter de beroepen van eiser terecht
niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de beroepen prematuur waren en de dwangsomtermijnen ten tijde van de uitspraak van 2 mei 2024 nog niet waren verstreken.
11. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak niet verandert.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.