ECLI:NL:RBAMS:2024:5081
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de AOW-pensioen vaststelling voor gehuwden in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn AOW-pensioen per 26 maart 2024 voor de norm van gehuwde beoordeeld. Eiser, die sinds 14 jaar in Thailand woont, ontving voorheen een WAO-uitkering die stopte toen hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte. Hij heeft in Thailand een huwelijk gesloten met zijn verzorgster, maar dit huwelijk is niet in Nederland geregistreerd. De Sociale Verzekeringsbank heeft eiser een AOW-pensioenoverzicht gestuurd waarin hij recht heeft op een gehuwden AOW-uitkering, wat eiser betwist omdat hij het huwelijk enkel vanuit medische noodzaak heeft gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de AOW-uitkering afhankelijk is van de opbouw en de leefvorm. Eiser heeft slechts 72% van het AOW-recht opgebouwd en is aangemerkt als gehuwd, omdat hij op het aanvraagformulier heeft aangegeven dat hij gehuwd is en met zijn vrouw op hetzelfde adres woont. De rechtbank stelt vast dat het voor de AOW-systematiek niet van belang is met welke reden het huwelijk is gesloten; een huwelijk is een huwelijk. Eiser heeft niet aangetoond dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn vrouw, wat een voorwaarde zou zijn om een uitzondering te maken op de toekenning van het gehuwdenpensioen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt dat de dwingendrechtelijke bepalingen van de AOW niet toestaan dat de hoogte van het pensioen anders wordt vastgesteld dan voor gehuwden, zolang er geen bewijs is van duurzaam gescheiden leven.