ECLI:NL:RBAMS:2024:5081

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
24/1664
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de AOW-pensioen vaststelling voor gehuwden in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 9 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn AOW-pensioen per 26 maart 2024 voor de norm van gehuwde beoordeeld. Eiser, die sinds 14 jaar in Thailand woont, ontving voorheen een WAO-uitkering die stopte toen hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte. Hij heeft in Thailand een huwelijk gesloten met zijn verzorgster, maar dit huwelijk is niet in Nederland geregistreerd. De Sociale Verzekeringsbank heeft eiser een AOW-pensioenoverzicht gestuurd waarin hij recht heeft op een gehuwden AOW-uitkering, wat eiser betwist omdat hij het huwelijk enkel vanuit medische noodzaak heeft gesloten.

De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de AOW-uitkering afhankelijk is van de opbouw en de leefvorm. Eiser heeft slechts 72% van het AOW-recht opgebouwd en is aangemerkt als gehuwd, omdat hij op het aanvraagformulier heeft aangegeven dat hij gehuwd is en met zijn vrouw op hetzelfde adres woont. De rechtbank stelt vast dat het voor de AOW-systematiek niet van belang is met welke reden het huwelijk is gesloten; een huwelijk is een huwelijk. Eiser heeft niet aangetoond dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn vrouw, wat een voorwaarde zou zijn om een uitzondering te maken op de toekenning van het gehuwdenpensioen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt dat de dwingendrechtelijke bepalingen van de AOW niet toestaan dat de hoogte van het pensioen anders wordt vastgesteld dan voor gehuwden, zolang er geen bewijs is van duurzaam gescheiden leven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/1664

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (Thailand), eiser,

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Pieterse).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn AOW [1] -pensioen per 26 maart 2024 voor de norm van gehuwde.
2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.

Wat aan deze procedure voorafging

4. Eiser woont sinds 14 jaar in Thailand. Hij ontving een WAO [2] -uitkering, deze is per 26 maart 2024 gestopt. Eiser heeft namelijk de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en ontvangt per dan een AOW-uitkering voor gehuwden. De hoogte van deze uitkering is 72% van het ouderdomspensioen voor een gehuwde.
5. Eiser is toentertijd om medische redenen naar Thailand verhuisd, namelijk omdat hij daar 24-uur per dag verzorging voor zijn Prikkelbare Darm Syndroom kan krijgen. In Thailand is hij getrouwd met zijn verzorgster, om zo in Thailand een verblijfsvisum te krijgen. Hij heeft dit huwelijk niet in Nederland geregistreerd.
6. Verweerder heeft eiser op 27 november 2023 een AOW-pensioenoverzicht gestuurd, waarin staat dat eiser recht heeft op een gehuwden AOW-uitkering. Met het bestreden besluit van 23 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
Standpunt eiser
7. Eiser voert aan dat zijn huwelijk enkel gesloten is vanuit medische noodzaak. Hij is het niet eens met het feit dat hij een gehuwden AOW-pensioen toegekend heeft gekregen.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt de vaststelling van de hoogte van eiser zijn AOW-pensioen naar de norm van gehuwde. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De hoogte van de te ontvangen AOW-uitkering is afhankelijk van de opbouw en de leefvorm. Eiser heeft niet het volledige (100%) AOW-recht opgebouwd, maar slechts 72%. Daarnaast is eiser aangemerkt als gehuwd. De hoofdregel is dat als je gehuwd bent, je een gehuwdenpensioen ontvangt. [3]
Huwelijk
11. Eiser staat aangemerkt als gehuwd omdat hij op het aanvraagformulier voor een AOW-pensioen heeft aangegeven dat hij is gehuwd en met zijn vrouw op hetzelfde adres woont. Eiser heeft tevens verklaard dat dit een rechtsgeldig huwelijk in Thailand betreft en heeft aan verweerder een Thaise huwelijksakte toegestuurd. Als je met iemand trouwt, dan mag verweerder ervan uitgaan dat dit een ‘echt’ huwelijk is en mag zij dit huwelijk overnemen. [4] Het is voor de systematiek van de AOW niet van belang met welke reden het huwelijk is gesloten. Een huwelijk is een huwelijk. Het feit dat eiser geen liefdeshuwelijk heeft, doet niet af aan het feit dat eiser wel getrouwd is.
Samenwonen
12. Zelfs als de rechtbank eiser volgt en ervan uitgaat dat hij enkel is getrouwd voor de zorgrelatie, leidt dit voor eiser ook niet tot het gewenste resultaat. Hij woont immers samen met zijn vrouw in hetzelfde huis. Ook in het geval van een gezamenlijke huishouding wordt een gehuwdenpensioen toegekend. [5] Hier kan enkel een uitzondering op worden gemaakt indien eiser kan aantonen dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn vrouw. [6]
13. Volgens vaste rechtspraak is van duurzaam gescheiden leven van gehuwden sprake als de echtelijke samenleving is geëindigd door de wil van één of beide echtgenoten, zij ieder afzonderlijk hun eigen leven leiden alsof zij niet getrouwd zijn en het de bedoeling van ten minste één van beide echtgenoten is dat die situatie blijvend is. [7] Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden, zoals: is het samenwonen in één huis gestopt en blijft dit zo? Is er sprake van zorgen voor elkaar, bijvoorbeeld: elkaar helpen bij ziekte, meegaan naar de dokter, de tuin onderhouden, boodschappen doen. Om duurzaam gescheiden leven aan te nemen is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. [8] De echtelijke samenleving kan namelijk bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. [9]
14. Eiser betwist niet dat hij samenwoont met zijn vrouw, noch is er voor verweerder reden om te twijfelen aan het feit dat eiser en zijn vrouw samenleven. Eiser heeft dus ook niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Aangezien er sprake is van een dwingendrechtelijke bepaling [10] , kon verweerder niet anders dan de hoogte van het AOW-pensioen van eiser vaststellen voor de norm van gehuwde.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3.Zie artikel 9, eerste lid, AOW.
4.Zie artikel 10:31, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
5.Zie artikel 9, vierde en vijfde lid, AOW.
6.Zie artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, AOW, de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 7 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:237 en SVB Beleidsregel SB1002.
7.Zie onder meer de uitspraken van de Raad van 17 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:171 en van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:821.
8.Zie de uitspraak van de Raad van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:821.
9.Zie de uitspraak van de Raad van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932.
10.Artikel 9 AOW.