Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2024 in de zaak tussen
Vereniging Van Eigenaars Van Het Gebouw Sarphatipark [huisnummer 11] Te Amsterdam,
de Staat, de minister van Justitie en Veiligheid.
[Vergunninghouder]uit Amsterdam, vergunninghouder,
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
[huisnummer 9] .
Beoordeling door de rechtbank
24 april 2019 [4] juist wel feiten heeft betrokken die dateren van na de beslissing op bezwaar, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover eisers doelen op rechtsoverweging 4.4, alinea 2; de latere stukken die daar zijn betrokken gaan over de vaststelling van de feitelijke situatie zoals die was ten tijde van de vergunningverlening. In dit geval is het latere stuk het civiele vonnis en dat stuk wijzigt niet de feitelijke situatie zoals die was op het moment dat het college het bestreden besluit nam.
hoevente geven. De verwijzing van eisers naar de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019 [5] ter onderbouwing van hun standpunt maakt dat niet anders. In die zaak ging het over de aanleg van een dakgoot over andermans perceel. Omdat de eigenaar van dat perceel toestemming weigerde, vond de Afdeling geen nader onderzoek nodig en nam zij aan dat de belemmering evident was. Er was daar dus, anders dan hier, geen sprake van mandeligheid.
11 juni 2008 vastgesteld. Op 19 september 2018 heeft de gemeenteraad het nieuwe bestemmingsplan ‘ [Bestemmingsplan] ’ vastgesteld. In de toelichting bij dat plan staat beschreven dat dit nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld ter vervanging van het oude plan, omdat dat plan vanwege de bepalingen in de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening verouderd is en er een actueel plan moest worden vastgesteld. Oude bestemmingsplannen zijn door inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘ [Bestemmingsplan] ’ niet meer geldig. [6] Het betoog van eisers slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding van vergunninghouder toe en veroordeelt de Staat tot betaling van € 1.038,- en het college tot betaling van € 462,- aan vergunninghouder;
- veroordeelt het college tot betaling van € 218,75 aan proceskostenvergoeding aan vergunninghouder;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) ook tot betaling van € 218,75 aan proceskostenvergoeding aan vergunninghouder.
mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 augustus 2024.