ECLI:NL:RBAMS:2024:6317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
24/1976
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van zelfredzaamheid en belangen van het kind

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2024, in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang beoordeeld. Eiseres, een Ethiopische vrouw die sinds 2015 in Nederland verblijft, heeft een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Het college heeft haar aanvraag afgewezen op 19 oktober 2023, en deze afwijzing is in het bestreden besluit op bezwaar van 19 februari 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft op 9 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het college na zorgvuldig onderzoek tot de conclusie kon komen dat eiseres voldoende zelfredzaam is. De GGD heeft op 23 augustus 2023 een screening uitgevoerd en geconcludeerd dat eiseres geen hulpvragen heeft op meerdere leefgebieden, wat een voorwaarde is voor maatschappelijke opvang. Eiseres betwist deze conclusie en stelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar haar situatie, met name met betrekking tot haar psychische gezondheid en de veiligheid van haar dochter. De rechtbank overweegt dat de GGD voldoende informatie heeft verzameld en dat eiseres rechtmatig verblijft in Nederland en in staat is om zelfstandig op woningen te reageren.

De rechtbank concludeert dat het college de belangen van het kind voldoende heeft meegewogen en dat er geen sprake is van een schrijnende situatie die een maatwerkvoorziening rechtvaardigt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/1976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. B. Blanckenburg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,het college
(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015 [1] .
Met het besluit van 19 oktober 2023 heeft het college het verzoek van eiseres om maatschappelijke opvang afgewezen. Met het bestreden besluit op bezwaar van
19 februari 2024 is het college bij de afwijzing gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen
G. Ogbamichael . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1984 en heeft de Ethiopische nationaliteit. Zij is in 2015 naar Nederland gekomen en verblijft sinds augustus 2021 rechtmatig in Nederland. Uit een rapport van Veilig Thuis blijkt dat zij melding heeft gedaan van huiselijk geweld door haar ex-partner. Deze relatie is in de zomer van 2021 beëindigd, waarna haar huisvestingsprobleem is ontstaan. Haar urgentieaanvraag is afgewezen. Vanaf juli 2021 staat eiseres ingeschreven bij Woningnet en reageert zij regelmatig op woningen. Eiseres verblijft sinds november 2023 samen met haar dochter van vier jaar oud in de noodopvang.
2. Naar aanleiding van haar aanvraag maatschappelijke opvang heeft er op
23 augustus 2023 een screening bij de GGD plaatsgevonden. De GGD adviseert om de aanvraag af te wijzen, omdat er geen sprake is van problematiek of hulpvragen op meerdere leefgebieden waarvoor een zorgtraject binnen de maatschappelijke opvang noodzakelijk is. Volgens de GGD ziet de hulpvraag alleen op de huisvesting.
3. Het college heeft de aanvraag afgewezen. Op grond van zijn beleid komen personen alleen in aanmerking voor maatschappelijke opvang, als zij onvoldoende zelfredzaam zijn op meerdere leefgebieden. Uit de screening van de GGD volgt dat eiseres voldoende zelfredzaam is.
4. Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan en is uitgegaan van een onjuiste vaststelling van de feiten. Naast het gebrek aan huisvesting, is eiseres niet zelfredzaam op het gebied van psychische gezondheid, huiselijke relaties en de veiligheid van het kind. Volgens eiseres heeft college haar situatie ernstig medisch onderschat. Zij legt ter onderbouwing een tweetal verklaringen over van haar GZ-psycholoog van 23 augustus en 30 augustus 2024. Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen om zich uit te laten over de vraag of de GGD terecht tot de conclusie is gekomen dat eiseres voldoende zelfredzaam is. Daarnaast legt zij een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2024 over, waaruit volgens haar blijkt dat zij strijd heeft met de vader over de zorg voor hun dochter waardoor zij niet voldoende zelfredzaam is. Het college heeft de belangen van haar dochter onvoldoende meegewogen. Eiseres verwijst hierbij naar recente uitspraken waarin een ander zelfredzaamheidscriterium wordt gehanteerd en de rechtbank heeft geoordeeld dat er expliciet naar de belangen van het kind moet worden gekeken. [2] Op zitting heeft eiseres verklaard dat zij door de omstandigheden op de noodopvang niet in staat is om goed voor haar dochter te zorgen en dat haar dochter er ook niet goed kan slapen. Deze schrijnende situatie is volgens haar reden om bij wijze van uitzondering een indicatie voor maatschappelijke opvang te verlenen.

Beoordeling door de rechtbank

5. In deze procedure ligt de vraag voor of het college de aanvraag van eiseres om maatschappelijke opvang heeft mogen afwijzen. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Toetsingskader
6. Voor een recht op maatschappelijk opvang is bepalend of eiseres in staat is zich te handhaven in de samenleving. [3] De vraag die moet worden beantwoord, is of eiseres door problemen bij het zich handhaven in de samenleving niet in staat is zelf in onderdak voor haarzelf en haar dochter te kunnen voorzien.
7. In de regelgeving is vastgelegd wanneer iemand in aanmerking kan komen voor maatschappelijk opvang. [4] Eén van de voorwaarden is dat iemand beperkt zelfredzaam is op meerdere leefgebieden. [5] Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) is het zelfredzaamheidscriterium een juiste beoordelingsmaatstaf. [6] De Raad zet deze beoordelingsmaatstaf uiteen in de vorm van een stappenplan. [7] Op grond van dit stappenplan moet het college voorafgaand aan het besluit voldoende informatie verzamelen om de relevante feiten en omstandigheden in het kader van het besluit af te kunnen wegen. Daarvoor zal het college bij een melding eerst moeten vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Vervolgens moet het college vaststellen welke problemen eiseres ervaart rond de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie (stap 2). Als die problemen voldoende concreet in kaart gebracht zijn, kan het college bepalen welke ondersteuning nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van eiseres (stap 3). Ten slotte moet het college onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Alleen wanneer die mogelijkheden ontoereikend zijn, moet het college een maatwerkvoorziening verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken.
Heeft het college voldoende informatie verzameld?
8. De GGD heeft op 23 augustus 2023 onderzoek verricht, onder meer naar de hulpvraag (stap 1) en naar de lichamelijke, psychische en de overige omstandigheden van eiseres, waaronder huiselijke relaties en het sociaal netwerk (stap 2). De GGD heeft ook aandacht besteed aan de opvoeding, veiligheid en gezondheid van de dochter van eiseres. Verder heeft de GGD e-mailcontact gehad met het Buurtteam en het kinderdagverblijf van de dochter. Op basis van al deze informatie heeft de GGD geconcludeerd dat eiseres voldoende zelfredzaam is en daarnaast geadviseerd om de ondersteuning door het Buurtteam voort te zetten en, als dat wenselijk is, hulp in te roepen van een praktijkondersteuner bij de huisarts (POH) of psycholoog (stap 3 en 4). Ook de in beroep overgelegde stukken heeft het college ter beoordeling aan de GGD voorgelegd. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat er onvoldoende informatie is verzameld over de feiten en omstandigheden.
Is eiseres voldoende zelfredzaam?
9. De rechtbank overweegt dat eiseres rechtmatig verblijft in Nederland, zelfstandig reageert op woningen op Woningnet en het taalexamen A2 heeft behaald. Voor ondersteuning bij haar dochter kan zij terecht bij het Ouder- en Kindteam. Dit duidt erop dat ze zich kan redden in de Nederlandse maatschappij. Uit het huisartsenjournaal van 7 november 2023 en uit de door eiseres overgelegde brieven van haar GZ-psycholoog komt naar voren dat zij behoefte heeft aan psychologische zorg, maar hierin staat niet dat zij door psychische problemen niet in staat is om zelf in onderdak te voorzien. De GZ-psycholoog heeft bij de intake vastgesteld dat eiseres lijdt aan Posttraumatische Stress-stoornis (PTSS), waarvoor zij behandeld zal worden. De rechtbank ziet daarom geen aanknopingspunten voor de stelling dat eiseres op het gebied van psychische gezondheid niet voldoende zelfredzaam is.
10. De rechtbank volgt eiseres ook niet in de stelling dat sprake is van onvoldoende zelfredzaamheid op het leefgebied huiselijke relaties en veiligheid van het kind. Uit de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2024 blijkt dat de dochter hoofdverblijf heeft bij eiseres en dat er in onderling overleg met de vader afspraken zijn gemaakt over een zorgregeling en de veiligheid van hun dochter. Het standpunt dat eiseres daarin niet zelfredzaam is, is niet aannemelijk gemaakt.
Moet de rechtbank een deskundige benoemen?
11. Het verzoek van eiseres om een deskundige te benoemen wordt afgewezen. Uit punt 8 volgt dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. Eiseres heeft in verschillende fases van de procedure de gelegenheid gehad om zelf (medische) stukken over te leggen en heeft dit ook gedaan. Met betrekking tot de in beroep overgelegde stukken komt de GGD tot conclusie dat deze informatie het eerder gegeven advies bevestigt. De psychisch problemen van eiseres zijn meegewogen in de screening van 23 augustus 2023 en daarom is geadviseerd om naar POH of psycholoog te gaan. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om de juistheid van de conclusies van de GGD in twijfel te trekken. Daarom bestaat geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Heeft het college de belangen van het kind voldoende meegewogen?
12. Uit artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (het IVRK) volgt dat dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van die kinderen moeten worden betrokken. De bestuursrechter moet in dit verband toetsen of de gemeente zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en of zij bij de uitoefening van haar bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. [8] De rechtbank overweegt hierbij dat zij geen steun vindt in de relevante wet- en regelgeving of vaste rechtspraak voor de stelling van eiseres dat er ter zake de belangen van het kind een ander zelfredzaamheidscriterium wordt gehanteerd. De verwijzing van eiseres naar andere uitspraken slaagt ook niet. De situatie van eiseres en haar dochter is namelijk niet vergelijkbaar met die van de personen waarop die uitspraken betrekking hebben. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college bovendien voldoende oog gehad voor de belangen van de dochter. Bij de screening is namelijk de situatie van de dochter uitgebreid aan de orde gekomen. In het bestreden besluit heeft het college ook de door eiseres overgelegde stukken bij de heroverweging betrokken, waaronder een brief van het Ouder- en Kindteam en een rapport van Veilig Thuis.
13. De rechtbank oordeelt tenslotte dat het college voldoende heeft gedaan om de ontstane dakloosheid tijdelijk te ondervangen en de belangen en rechten van de dochter te waarborgen. Met de noodopvang wordt voorkomen dat er een acute noodsituatie ontstaat voor het gezin. De rechtbank begrijpt dat de noodopvang geen ideale situatie is voor eiseres en haar dochter. Door de aanwezigheid van andere kinderen wordt de nachtrust van eiseres en haar dochter verstoord, wat maakt dat ze vaker vermoeid zijn. Verder is het een tijdelijke voorziening en is de toekomst onzeker. Dit maakt echter niet dat de noodopvang ongeschikt is als tijdelijke voorziening ter ondersteuning van eiseres om een meer structurele oplossing te vinden. Het besluit van het college voldoet aan de minimale vereisten van de belangen van het kind zoals bepaald in het IVRK.
Uitkomst
14. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het college na zorgvuldig onderzoek tot de conclusie kon komen dat eiseres voldoende zelfredzaam is. Gezien hetgeen onder punt 13 is overwogen, is de rechtbank tevens van oordeel dat niet is gebleken van een schrijnende situatie die het college aanleiding had moeten geven om de hardheidsclausule toe te passen en eiseres een maatwerkvoorziening te verlenen. Het college mocht dus beslissen dat eiseres niet in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G. Elfferich, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.Kasimu, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
3.Dat blijkt uit de definitie van het begrip ‘opvang’ in artikel 1.1.1, aanhef en eerste lid, en uit artikel 1.2.1, aanhef en onder c, van de Wmo.
4.Zie artikel 4.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 (hierna de Verordening) en paragraaf 4.6.1. van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam.
5.Dit volgt uit artikel 4.5, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening.
6.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1651 en ECLI:NL:CRVB:2020:1653.
7.Zie CRvB 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
8.Zie CRvB 13 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3446.