ECLI:NL:RBAMS:2024:6345

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
13/071566-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en afpersing na onvoldoende bewijs en beïnvloeding bij herkenning

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en afpersing. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 28 februari 2024 in Amsterdam, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een portemonnee en pinpas van een persoon te stelen. Tijdens de rechtszitting op 7 juni 2024 heeft de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, gepleit voor een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.C. Jonge Vos, pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identificatie van de verdachte door de aangeefster en getuige niet onafhankelijk was, aangezien deze plaatsvond na een suggestieve vraag van de verbalisant. De rechtbank oordeelde dat het signalement niet specifiek genoeg was om de betrokkenheid van de verdachte te bevestigen. Bovendien waren er geen camerabeelden of andere getuigen die de verdachte konden identificeren. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel de diefstal met geweld als de afpersing. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de huidige beschuldigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/071566-24 en 13/063789-23 (TUL)
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – primair ten laste gelegd dat hij zich op 28 februari 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een portemonnee en pinpas van [persoon] . Subsidiair is dit feit als afpersing ten laste gelegd.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld. De subsidiair ten laste gelegde afpersing kan wel worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die de straatroof heeft gepleegd. Verdachte heeft vanaf het eerste moment ontkend. Het opgegeven signalement is onvoldoende specifiek en komt niet geheel overeen met dat van verdachte. Verder bevat het dossier geen camerabeelden, zijn er geen getuigen gehoord en zijn de weggenomen goederen niet bij verdachte aangetroffen.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de dader is. Het door aangeefster en getuige [getuige] opgegeven signalement is niet dusdanig specifiek en onderscheidend dat alleen op basis daarvan de betrokkenheid van verdachte kan worden aangenomen. Bovendien heeft [getuige] verklaard dat de dader een zwarte jas aan had, mogelijk van leer, met een wit logo op de linkermouw. De jas van verdachte was niet van leer en had geen logo op de mouw. Aangeefster en getuige [getuige] hebben verdachte weliswaar als één van de daders aangewezen, maar dit gebeurde nadat de verbalisant aan hen vroeg of de verdachte bij de groep personen zat die volgens de verbalisant aan het opgegeven signalement voldeden. De rechtbank vindt dat deze vraag van verbalisant als sturend kan worden gezien en is daarom van oordeel dat het in dit geval niet om een onafhankelijke herkenning gaat die zonder beïnvloeding tot stand is gekomen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat verdachte een half uur nadat de beroving had plaatsgevonden is aangehouden en de weggenomen goederen toen niet bij hem zijn aangetroffen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte degene is die het ten laste gelegde heeft begaan.

4.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/063789-23, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 6 maart 2023 van de politierechter, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De door de officier van justitie gevorderde ten uitvoerlegging van de onder parketnummer 13/063789-23 opgelegde voorwaardelijke straf zal de rechtbank afwijzen, omdat verdachte wordt vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/063789-23 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. S. van Gerven en T. Alexeas, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2024.
[…]