ECLI:NL:RBAMS:2024:6346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
13/073989-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met geslaagd beroep op psychische overmacht

Op 21 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 1 en 2 maart 2024 in Amsterdam en Landsmeer. De verdachte had een pistoolmitrailleur en munitie in zijn bezit, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Tijdens de zitting op 7 juni 2024 heeft de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, de vordering gedaan, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.C. Duin, een beroep deed op noodweer en psychische overmacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte en de aangever over de feitelijke toedracht van het incident uiteenlopen. De rechtbank oordeelde dat het alternatieve scenario van de verdachte niet kon worden uitgesloten, en dat hij in paniek verkeerde na het afpakken van het wapen van de aangever. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van noodweer, maar dat het beroep op psychische overmacht wel slaagde. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het pistool en de patronen, onttrokken worden aan het verkeer. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/073989-24 en 15/125097-22 (TUL)
Datum uitspraak: 21 juni 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
van [detentieplaats] , aldaar
gedetineerd.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L. Vermeulen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Duin, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2024 tot en met 2 maart 2024 te Amsterdam en/of Landsmeer, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistoolmitrailleur (getransformeerd), van het merk Zoraki, model 914, kaliber 9x17 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en/of munitie van categorie III, te weten zes, althans een of meerdere patronen, van het merk GECO, kaliber 9x17 mm, voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen. Zij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van oordeel dat het feit kan worden bewezen. Gelet op het standpunt van de officier van justitie, de bekennende verklaring van verdachte en omdat geen vrijspraak is bepleit, kan worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 2 maart 2024 te Amsterdam en Landsmeer, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistoolmitrailleur (getransformeerd), van het merk Zoraki, model 914, kaliber 9x17 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en munitie van categorie III, te weten zes patronen, van het merk GECO, kaliber 9x17 mm, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit en van verdachte

5.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte een gerechtvaardigd beroep kan doen op noodweer, dan wel noodweerexces. Verdachte valt geen verwijt te maken dat hij het vuurwapen heeft afgepakt en - - verkerende in doodsangst – het vuurwapen gedurende een zeer korte tijd onder zich heeft gehouden. Het verkrijgen van het vuurwapen moet worden aangemerkt als noodweerhandeling. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat sprake was van psychische overmacht bij verdachte.
5.2.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van noodweer(exces), omdat verdachte zelf het vuurwapen naar de ontmoeting heeft meegenomen. Daarnaast was het voorhanden hebben van een vuurwapen disproportioneel. Verdachte kan om die reden ook geen geslaagd beroep doen op psychische overmacht.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast de verklaringen van verdachte en aangever over de feitelijke toedracht van het incident uiteenlopen.
Aangever [aangever] heeft verklaard dat verdachte een jeugdvriend van hem was. [aangever] had een relatie met [persoon 1] . Toen de relatie niet goed ging en [aangever] in het buitenland was, heeft verdachte een relatie met [persoon 1] gekregen. Na een jaar ging aangever weer bij [persoon 1] wonen en sindsdien valt verdachte hem lastig. Op 24 februari 2024 was er bij [aangever] en [persoon 1] thuis ingebroken, waarbij onder andere een Chanel tas was weggenomen. Een vriend van [aangever] zag dat de Chanel tas op Marktplaats werd aangeboden en zag dat het telefoonnummer van de verkoper het telefoonnummer van verdachte was. [aangever] heeft vervolgens met een nep account een afspraak gemaakt om de tas te kopen in een portiek aan [adres] . Zijn vriend [persoon 2] is naar de afspraak gegaan. [aangever] en [persoon 1] bleven in de auto zitten. [persoon 2] herkende de Chanel tas en heeft [aangever] via een WhatsApp bericht op de hoogte gesteld. [aangever] is toen het portiek ingegaan en zag [persoon 2] en verdachte staan. Toen verdachte hem zag greep hij meteen naar zijn jaszakken. [aangever] was bang dat verdachte een mes zou pakken en heeft verdachte vastgepakt en mee naar buiten genomen. Hij hield hem vast en vroeg om zijn spullen terug te geven. Hij liep met verdachte naar zijn auto om de spullen terug te halen. [aangever] had zijn rechterarm om de linkerarm van verdachte geslagen zodat hij niet weg kon rennen. [persoon 2] liep achter hen. [aangever] hoorde [persoon 2] zeggen tegen verdachte: “wat heb jij in je jaszak”. [aangever] zag dat verdachte een zilverkleurig vuurwapen uit zijn jaszak trok en op hem richtte. [aangever] heeft op hem ingepraat en gezegd dat hij geen domme dingen moest doen. Verdachte is vervolgens weggerend.
Verdachte heeft verklaard dat hij via Marktplaats een afspraak had gemaakt om een tas te verkopen. Hij had op 1 maart 2024 met de koper afgesproken in een portiek aan [adres] . Toen de koper de tas aan het bekijken was, stormde [aangever] opeens het portiek binnen. Verdachte werd door beide mannen in de hoek van het portiek in elkaar geslagen. Vervolgens hebben ze verdachte uit het portiek getrokken. Toen ze buiten waren werd hij door beide mannen vastgehouden. [aangever] zei toen dat verdachte mee moest komen naar de auto en dat hij hem dood zou maken. Toen ze naar de auto liepen zag verdachte dat [aangever] een vuurwapen vasthad. Verdachte was doodsbang en in paniek. Op een gegeven moment heeft hij zich los weten te trekken en het wapen van [aangever] afgepakt. Verdachte is toen weggerend met het vuurwapen in zijn hand. Even later is hij terug naar zijn auto gegaan en weggereden. Hij was in shock en had het vuurwapen nog bij zich. Toen hij een afslag nam op de snelweg, zag hij dat een onopvallend voertuig hem bleef volgen. Verdachte dacht dat hij door [aangever] en de andere man gevolgd werd en was erg bang. Toen hij moest stoppen in een doodlopende straat zag hij pas dat hij werd gevolgd door meerdere politieauto’s.
De rechtbank is van oordeel dat het alternatieve scenario van verdachte niet kan worden uitgesloten. Vooropgesteld moet worden dat de verklaring van [aangever] over de ontmoeting met verdachte op belangrijke onderdelen niet overeenkomt met wat er op de camerabeelden is te zien. Zo blijkt, anders dan [aangever] verklaart, dat [aangever] direct agressief op verdachte is afgekomen en dat verdachte vervolgens door hem en [persoon 2] wordt meegenomen naar buiten. In zoverre sluit de beschrijving die verdachte heeft gegeven van het incident beter aan bij de beelden.
Op het vuurwapen zijn meerdere DNA-sporen aangetroffen. De bemonstering van de ruwe delen van het pistool betreft een DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren aangetroffen, waarbij verdachte de mogelijke donor is van het DNA-hoofdprofiel. Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen heeft afgepakt van [aangever] , hetgeen de aanwezigheid van zijn DNA op het vuurwapen verklaart. Uit het DNA-rapport blijkt dat alleen het DNA-profiel van verdachte is vergeleken met het sporenmateriaal. De rechtbank kan daarom niet uitsluiten dat [aangever] het vuurwapen heeft vastgehad. Verder kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte gezien moet hebben dat hij werd achtervolgd door de politie. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben verdachte rond 00:12 uur in een onopvallend dienstvoertuig gevolgd. Even later zijn verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in een opvallend dienstvoertuig aangesloten, maar onduidelijk is op hoeveel afstand zich zij van het voertuig van verdachte bevonden. Bovendien vond de achtervolging in de nacht plaats.
Nu het alternatieve scenario van verdachte niet kan worden uitgesloten, zal de rechtbank dit alternatieve scenario als uitgangspunt nemen voor de beoordeling van het gevoerde verweer.
5.3.1.
Noodweer(exces)
Volgens artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dient voor een geslaagd beroep op noodweer sprake te zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen. Naar het oordeel van de rechtbank is van een noodweersituatie geen sprake, zodat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt. Immers, verdachte is, nadat hij volgens zijn eigen verklaring in bezit is gekomen van het wapen, er vandoor gegaan en is pas enige tijd later teruggekeerd naar zijn auto om weg te rijden. Van een ogenblikkelijke aanranding of onmiddellijk dreigend gevaar waartegen hij zich noodzakelijkerwijs diende te verdedigen was op dat moment geen sprake meer. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
5.3.2.
Psychische overmacht
De rechtbank overweegt dat verdachte enige tijd een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte, nadat hij het wapen van [aangever] had afgepakt, in paniek was en niet wist wat hij met dit wapen moest doen. Verdachte had in 2023 van de politie bericht gekregen dat hij op een dodenlijst stond van [aangever] . Er was sprake van een ingewikkelde driehoeksrelatie tussen verdachte, [aangever] en de partner van [aangever] , met wie verdachte een relatie had en samenwoonde tijdens een eerdere detentie van [aangever] . Bij de politie zijn meerdere incidenten geregistreerd waarin zij elkaar over en weer verwijten maken bedreigend te zijn naar de ander. Gezien de paniek waarin verdachte verkeerde als gevolg van de gebeurtenissen, en de omstandigheid dat hij dacht dat hij werd achtervolgd door [aangever] , is de rechtbank van oordeel dat het beroep op psychische overmacht slaagt.
Verdachte dient dan ook voor het bewezen geachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Pistool (goednummer: G6469788)
2. 1 DV Patroon (goednummer: G6469789)
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

7.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

De door de officier van justitie gevorderde ten uitvoerlegging van de onder parketnummer 15/125097-22 opgelegde voorwaardelijke straf zal de rechtbank afwijzen, omdat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met een wapen van categorie II;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (goednummer: G6469788)
  • 1 DV Patroon (goednummer: G6469789)
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/125097-22 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. S. van Gerven en T. Alexeas, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2024.
[.]