ECLI:NL:RBAMS:2024:7835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
C/13/750789 / HA ZA 24-534
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling openstaande facturen en schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid in civiele procedure

In deze civiele procedure vorderde 123Security B.V. betaling van openstaande facturen van Palladium B.V. De rechtbank Amsterdam oordeelde op 18 december 2024 dat Palladium de openstaande facturen moest betalen, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. De zaak draaide om de vraag of er sprake was van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. 123Security stelde dat het contract dat op 11 oktober 2018 was ondertekend door [naam 1] geldig was, ondanks dat Palladium betwistte dat [naam 1] bevoegd was om te ondertekenen. De rechtbank oordeelde dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was gewekt, omdat Palladium niet had aangetoond dat [naam 1] onbevoegd handelde. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomst tussen partijen geldig was en dat Palladium de openstaande facturen moest voldoen. Daarnaast werd Palladium veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de algemene voorwaarden van 123Security van toepassing waren, ook al waren deze niet expliciet ter hand gesteld aan Palladium. De vordering van 123Security werd in grote lijnen toegewezen, met uitzondering van enkele specifieke verzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/750789 / HA ZA 24-534
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
123SECURITY B.V.,
te Beverwijk,
eisende partij,
hierna te noemen: 123Security,
advocaat: mr. M. Bonefaas,
tegen
PALLADIUM B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Palladium,
advocaat: mr. H.A. van Hapert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 1 mei 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 31 juli 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 november 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1. 123
Security heeft sinds 2016 beveiligingswerkzaamheden verricht voor Palladium, een horecagelegenheid in de binnenstad van Amsterdam. Dhr. [naam 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van 123Security, dhr. [naam 2] is indirect enig aandeelhouder en bestuurder van Palladium. Voor de beveiligingswerkzaamheden heeft 123Security maandelijks facturen aan Palladium gestuurd. Vanaf april 2023 zijn deze facturen grotendeels onbetaald gebleven.
2.2.
Op 21 oktober 2024 heeft 123Security twee keer conservatoir derdenbeslag laten leggen op de bankrekening van Palladium en conservatoir beslag op een onroerende zaak in eigendom van Palladium.

3.Het geschil

3.1. 123
Security vordert betaling van de openstaande facturen. Daarbij vordert 123Security primair dat het bedrag aan openstaande facturen wordt verhoogd met de rente en buitengerechtelijke kosten zoals opgenomen in de algemene voorwaarden. Subsidiair vordert 123Security dat het bedrag aan openstaande facturen wordt verhoogd met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast vordert 123Security – na vermeerdering van eis – betaling van verschillende andere kosten. Ten slotte vordert 123Security dat het vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
3.2. 123
Security stelt hiervoor, samengevat, het volgende. In 2018 hebben partijen hun samenwerking vastgelegd in een contract, waarop ook de algemene voorwaarden van 123Security van toepassing zijn. In die overeenkomst is afgesproken dat 123Security beveiligingswerkzaamheden voor Palladium verricht, tegen een uurtarief van € 70,-. Op basis van die overeenkomst heeft 123Security in de periode april 2023 tot en met januari 2024 beveiligingswerkzaamheden verricht en daarvoor facturen gestuurd. 123Security vordert dat de overeenkomst wordt nagekomen en de facturen worden betaald. Op grond van de overeengekomen algemene voorwaarden moet Palladium bovendien de contractuele rente en 20% van de hoofdsom als buitengerechtelijke incassokosten betalen.
3.3.
Palladium is het niet eens met de stellingen van 123Security en voert daartegen, samengevat, het volgende aan. Er is tussen partijen een overeenkomst gesloten, maar de inhoud van die overeenkomst volgt niet uit het contract dat 123Security heeft overgelegd. Dat contract is namelijk niet ondertekend door iemand die daarvoor bevoegd was. Ook de algemene voorwaarden zijn niet overeengekomen. Verder erkent Palladium dat er wel een bedrag aan 123Security betaald moet worden, maar de hoogte van de openstaande facturen wordt betwist. Het aantal uur op de facturen klopt namelijk niet, en het uurtarief is te hoog. Palladium concludeert daarom dat 123Security niet-ontvankelijk moet worden verklaard of dat de vorderingen moeten worden afgewezen met veroordeling van 123Security in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait in de kern om de vraag wat 123Security en Palladium met elkaar overeen zijn gekomen en wat 123Security op grond daarvan nog van Palladium te vorderen heeft. De rechtbank is van oordeel dat het contract dat 123Security heeft overgelegd een weergave is van de overeenkomst tussen partijen. Daarbij zijn ook de algemene voorwaarden van toepassing. Palladium moet de openstaande facturen betalen, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.2. 123
Security heeft een stuk in het geding gebracht, gedateerd op 10 oktober 2018 en ondertekend op 11 oktober 2018, dat volgens haar het contract is, waarin de overeenkomst tussen partijen is neergelegd (hierna: het contract). In dit contract is het volgende opgenomen:

Hierbij komen Palladium en 123Security, gevestigd(…)
, overeen, dat wij per ingang van oktober 2018, de beveiligingswerkzaamheden zullen verrichten voor palladium voor onbepaalde tijd, het uur tarief zal zoals besproken: €70,- ex btw per uur per beveiliger zijn.(…)
Voor deze opdracht gelden ook de aangehechte Algemene voorwaarden van 123Security.”
4.3.
Volgens 123Security is het contract namens Palladium ondertekend door dhr. [naam 1] , die daartoe op dat moment bevoegd was. In ieder geval is volgens 123Security de schijn gewekt dat [naam 1] op het moment van ondertekening vertegenwoordigingsbevoegd was. Palladium betwist zowel de ondertekening door [naam 1] als de (schijn van) vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Contract is getekend door [naam 1]
4.4.
De rechtbank stelt vast dat het contract op 11 oktober 2018 is ondertekend door [naam 1] . [naam 1] heeft immers zelf verklaard dat hij het contract heeft ondertekend en hij heeft zijn schriftelijke verklaring ondertekend met een handtekening die voldoende lijkt op de handtekening onder het contract. Daarnaast heeft dhr. [naam 2] tijdens de mondelinge behandeling enkel verklaard dat hij niet weet of de handtekening wel of niet van [naam 1] is. Daarmee heeft hij de ondertekening onvoldoende betwist.
Schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt
4.5.
Er is geen discussie tussen partijen over het feit dat [naam 1] volgens de informatie in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel niet bevoegd was om Palladium te vertegenwoordigen. [naam 1] kon dus alleen op basis van een volmacht namens Palladium het contract met 123Security ondertekenen.
4.6.
Uit het dossier blijkt niet dat deze volmacht is afgegeven. Palladium heeft echter wel de schijn gewekt dat [naam 1] op het moment van ondertekening een volmacht had en dus bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. Dat blijkt uit het volgende.
4.7.
Volgens artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is er sprake van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid als een partij in naam van een ander zegt te hebben gehandeld en de wederpartij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen, en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen, dat die partij inderdaad in naam van die ander mocht handelen. De ander in wiens naam is gehandeld kan zich er in zo’n situatie niet op beroepen dat die partij niet in zijn naam mocht handelen. Het is vaste jurisprudentie dat naast een verklaring of een gedraging van de ander ook sprake kan zijn van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de ander komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Van zodanige feiten en omstandigheden kan ook sprake zijn ingeval van een niet-doen, waaronder het laten voortbestaan van een bepaalde situatie. Daarbij hoort volgens de Hoge Raad dat de wederpartij er onder omstandigheden ook op mag vertrouwen dat de organisatie van de ander zo is ingericht dat zij handelt met de daartoe bevoegde personen. [1]
4.8. 123
Security heeft aangevoerd dat [naam 2] namens Palladium onder meer de schijn heeft gewekt dat [naam 1] vertegenwoordigingsbevoegd was, doordat [naam 2] op 11 oktober 2018 het volgende bericht via Whatsapp heeft gestuurd:
“(…),
ik ben er vanavond niet bij maar [naam 1][ [naam 1] , rb.]
gaat straks namens mij met jou zitten om paar dingen door te spreken.”
Volgens 123Security zag dit bericht op de samenwerking tussen 123Security en Palladium.
4.9.
[naam 3] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [naam 1] op de avond van 11 oktober 2018 naar hem toekwam en liet weten dat [naam 2] er die avond niet kon zijn en dat [naam 1] het contract zou ondertekenen. Het contract is toen ook door [naam 1] ondertekend. Omdat [naam 2] in zijn Whatsappbericht aan [naam 3] eerder die avond [naam 1] expliciet naar voren had geschoven, mocht [naam 3] erop vertrouwen dat [naam 1] op dat moment – zoals hij zei – inderdaad bevoegd was om het contract te ondertekenen.
4.10.
Dat [naam 2] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat hij niet weet waar het Whatsappbericht naar verwijst en dat dit beoordeeld moet worden aan de hand van de andere berichten tussen hem en [naam 3] maakt deze conclusie niet anders. Op de screenshot van het bericht van 11 oktober 2018 zijn ook de berichten zichtbaar die direct voor (op 27 augustus 2018) en direct na het bericht van 11 oktober 2018 (op 9 maart 2019) zijn verstuurd. Deze berichten gaan over andere onderwerpen en zijn zodanig eerder of later verstuurd, dat daar geen verdere betekenis aan toe komt. Uit de andere Whatsappberichten kon 123Security dus niet afleiden dat [naam 1] met 123Security die avond iets anders dan de samenwerking zou bespreken. Palladium heeft ook geen andere berichten overgelegd die het bericht van 11 oktober 2018 in een ander daglicht plaatsen.
4.11.
Daarnaast mocht 123Security erop vertrouwen dat Palladium haar bedrijfsvoering zo heeft ingericht dat zij handelde met de daartoe bevoegde persoon. [naam 2] heeft op de mondelinge behandeling over de bedrijfsvoering van Palladium verklaard dat hij contact met toeleveranciers en het betalen van facturen gewoonlijk overliet aan medewerkers en dat hij daar zelf niet mee bezig was. Ook heeft [naam 2] verklaard dat [naam 1] allerlei klusjes voor Palladium verrichtte. [naam 1] kon zelfstandig facturen namens Palladium betalen, heeft ook de facturen van 123Security betaald, en had contact met toeleveranciers, zelfs terwijl [naam 1] volgens [naam 2] niet in dienst van Palladium was. Dat komt overeen met wat [naam 1] zelf ook heeft verklaard:

De heer [naam 2] , directeur van Palladium bv, heeft het ondertekenen van deze overeenkomst met 123Security B.V. overgedragen aan mij zoals hij dat vaker bij toeleveranciers deed.”
Kennelijk was het in de bedrijfsvoering van Palladium gebruikelijk dat ook anderen dan [naam 2] Palladium vertegenwoordigden. Dat komt voor risico van Palladium. 123Security mocht uit de gang van zaken in ieder geval naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid afleiden.
4.12.
Het doet daarom ook niet meer ter zake of Palladium het handelen van [naam 1] heeft bekrachtigd, zoals Palladium nog heeft aangevoerd. Een bekrachtiging is namelijk alleen relevant als vast staat dat iemand onbevoegd heeft vertegenwoordigd, [2] en de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid niet is gewekt. Dat is hier echter juist wel geval. Palladium hoefde het sluiten van het contract dus niet te bekrachtigen voordat het contract tussen partijen werking zou hebben.
Afspraken volgen uit het contract
4.13.
Dat het contract door [naam 1] is getekend terwijl Palladium de schijn heeft gewekt dat [naam 1] bevoegd was om Palladium te vertegenwoordigen, betekent dat het contract de afspraken weergeeft zoals die tussen 123Security en Palladium zijn overeengekomen.
4.14.
Palladium heeft betwist dat de algemene voorwaarden overeen zijn gekomen, omdat deze niet aan haar ter hand zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat de algemene voorwaarden wel overeen zijn gekomen. In het contract is namelijk opgenomen dat de algemene voorwaarden van 123Security op de overeenkomst tussen 123Security en Palladium van toepassing zijn. Het doet daarbij niet ter zake of de algemene voorwaarden ter hand zijn gesteld. Een partij hoeft namelijk niet bekend te zijn met de algemene voorwaarden om daar toch aan gebonden te zijn. [3]
4.15.
Voor zover Palladium met haar standpunt heeft bedoeld dat een beding uit de algemene voorwaarden vernietigd moet worden omdat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld, geldt dat de overeenkomst vermeld dat deze waren ‘aangereikt’:

Voor deze opdracht gelden ook de aangereikte Algemene voorwaarden van l23Security.
4.16.
Daarnaast heeft [naam 1] verklaard dat hij de algemene voorwaarden bij het tekenen van het contract heeft ontvangen en ondertekend:

Ik heb de overeenkomst met 123 Security B.V. ondertekend. Ook heb ik de algemene voorwaarden van 123Security B.V. gezien en in opdracht getekend. Die zijn mij door de directeur van 123 Security B.V., de heer [naam 3] afgegeven.
Dat [naam 1] de algemene voorwaarden heeft ontvangen en ondertekend geldt als ontvangst en ondertekening van de algemene voorwaarden door Palladium, omdat Palladium de schijn heeft gewekt dat [naam 1] vertegenwoordigingsbevoegd was. Daarmee staat vast dat de algemene voorwaarden aan Palladium ter hand zijn gesteld en dat een beroep op vernietiging van enig beding – voor zover dat in de stellingen van Palladium besloten lag – niet kan slagen.
4.17.
Nu is vastgesteld dat de afspraken tussen partijen uit het contract volgen, moet aan de hand van het contract en de algemene voorwaarden worden bepaald welk bedrag Palladium nog aan 123Security verschuldigd is.
Openstaande facturen moeten worden betaald
4.18. 123
Security heeft betaling gevorderd van elf openstaande facturen. Palladium heeft de hoogte van de openstaande facturen betwist. Volgens Palladium is het gehanteerde uurtarief te hoog, evenals het aantal gefactureerde uren. 123Security heeft daartegen aangevoerd dat Palladium niet op tijd heeft gereclameerd tegen de hoogte van het uurtarief op sommige facturen of het aantal gefactureerde uren, zodat Palladium moet worden geacht akkoord te zijn met de facturen.
4.19.
Artikel 5.1 van de algemene voorwaarden bepaalt dat “
reclames met betrekking tot facturen binnen veertien dagen na factuurdatum schriftelijk ter kennis van 123Security [dienen] te worden gebracht, bij gebreke waarvan de facturen geacht worden akkoord te zijn bevonden door opdrachtgever.” Uit het dossier blijkt dat Palladium niet binnen de termijn van veertien dagen na factuurdatum heeft gereclameerd. Pas in deze procedure heeft Palladium het uurtarief en het aantal gefactureerde uren betwist. Dat is te laat. De facturen worden daarom geacht akkoord te zijn bevonden door Palladium.
4.20.
Palladium heeft nog aangevoerd dat twee facturen (te weten facturen [fact.nr. 10] en [fact.nr. 11] ) al contant zijn voldaan. Palladium heeft deze stelling echter onvoldoende onderbouwd. De stelling dat facturen al contant zijn betaald is een bevrijdend verweer waarvoor Palladium de stelplicht en bewijslast draagt. Palladium heeft weliswaar verwezen naar betaalkaarten die zich in het dossier bevinden, maar op deze betaalkaarten staan andere data dan de data die op de facturen [fact.nr. 10] en [fact.nr. 11] zijn genoemd. Verder heeft [naam 2] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij niet kan zeggen waaruit blijkt dat die contante betaling is gedaan. Dhr. [naam 4] , die bij Palladium in dienst is, heeft ook tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat er contante betalingen zijn geweest, maar dat hij er meer niet over kan zeggen. De stelling dat er twee facturen al contant zijn betaald is dus niet voldoende onderbouwd.
4.21.
Omdat Palladium te laat tegen de hoogte van de facturen heeft gereclameerd en onvoldoende heeft onderbouwd dat twee facturen al contant zouden zijn betaald, zal Palladium worden veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen. Een overzicht van de openstaande facturen en de bijbehorende bedragen is opgenomen in 4.25.
Rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten
4.22. 123
Security heeft in het petitum van de dagvaarding primair betaling gevorderd van een contractuele rente over de openstaande facturen, voor elke factuur vanaf de vervaldatum tot de datum van voldoening. In het lichaam van de dagvaarding stelt 123Security dat het percentage van de contractuele rente 14% is, hetgeen zij baseert op artikel 5.1 van de algemene voorwaarden. In het petitum heeft 123Security subsidiair betaling gevorderd van de wettelijke handelsrente uit artikel 6:119a BW vanaf de vervaldatum.
4.23.
In artikel 5.1 van de algemene voorwaarden is voor zover relevant opgenomen:
“(…)
Betaling dient plaats te vinden binnen 14 dagen na factuurdatum.(…)
Indien de opdrachtgever niet tijdig betaalt, zal hij van rechtswege in verzuim zijn en zal 123Security zonder dat enige sommatie of ingebrekestelling nodig zal zijn, gerechtigd zijn een vertragingsrente in rekening te brengen gelijk aan de wettelijke rente, vermeerderd met 1.5 % en ingaande per de factuurdatum,(…).”
4.24.
Omdat de facturen niet tijdig zijn betaald, is Palladium op grond van dit artikel een contractuele rente verschuldigd. Het is echter onduidelijk hoe 123Security op basis van deze bepaling op een percentage van 14% uitkomt. Op grond van artikel 5.1 van de algemene voorwaarden is de contractuele rente de wettelijke rente vermeerderd met 1,5%. Kennelijk is 123Security bij het formuleren van haar vordering uitgegaan van de wettelijke handelsrente. Artikel 5.1 van de algemene voorwaarden spreekt echter over wettelijke rente. De wettelijke rente was in 2023 4% en later 6 % en in 2024 7%, zodat de contractuele rente – de wettelijke rente vermeerderd met 1,5% – in de periode dat de facturen verschuldigd zijn geworden tussen de 5,5% en 8,5 % lag. De primaire vordering uit het petitum wordt dus toegewezen, maar wel met een rentepercentage van de wettelijke rente + 1,5%.
4.25. 123
Security is in haar renteberekeningen in de dagvaarding zelf ervan uitgegaan dat de rente is gaan lopen vanaf de dag na de uiterste dag van betaling, in plaats van vanaf de factuurdatum, zoals genoemd in artikel 5.1 van de algemene voorwaarden. Daar zal de rechtbank bij aansluiten, omdat een vertragingsrente naar zijn aard pas verschuldigd is nadat het uiterste moment waarop betaald mag worden is verstreken. Uit artikel 5.1 van de algemene voorwaarden volgt dat betaling binnen veertien dagen moet plaats vinden. De uiterste dag van betaling is dus uiterlijk veertien dagen na factuurdatum van iedere factuur. Voor iedere factuur zal vanaf deze datum zal de contractuele rente toegewezen worden, tot het moment van volledige betaling. Uiteraard moet bij de berekening van die rente rekening worden gehouden met de al gedane betalingen. Een overzicht van de openstaande facturen en de bijbehorende vervaldata, en de gedane betalingen is in onderstaande tabel weergegeven.
Factuur nummer / betaling
Bedrag
Factuurdatum
Vervaldatum
[fact.nr. 1]
€ 10.841,60
06-04-2023
20-04-2023
[fact.nr. 2]
€ 11.180,40
03-05-2023
17-05-2023
[fact.nr. 3]
€ 9.211,13
03-06-2023
17-06-2023
[fact.nr. 4]
€ 7.855,93
03-07-2023
17-07-2023
Betaling aan 123Security
€ 5.000,00
08-07-2023
[fact.nr. 5]
€ 6.691,30
01-08-2023
15-08-2023
[fact.nr. 6]
€ 3.144,79
01-08-2023
15-08-2023
[fact.nr. 7]
€ 4.042,91
02-10-2023
16-10-2023
[fact.nr. 8]
€ 5.190,90
03-11-2023
17-11-2023
Betaling aan 123Security
€ 2.000,00
14-11-2023
[fact.nr. 9]
€ 4.924,70
03-12-2023
17-12-2023
[fact.nr. 10]
€ 1.609,30
27-12-2023
10-01-2023
[fact.nr. 11]
€ 1.185,80
15-01-2024
29-01-2024
Betaling aan 123Security
€ 1.000,00
17-01-2024
Betaling aan 123Security
€ 20.000,00
19-02-2024
Totaal openstaand
€ 37.878,76
4.26.
Verder heeft 123Security betaling gevorderd van buitengerechtelijke kosten. Daarbij vordert 123Security primair betaling van buitengerechtelijke kosten van 20% van de openstaande facturen, op grond van artikel 5.2 van de algemene voorwaarden. Daarin staat voor zover relevant:

Bij gebreke van tijdige betaling is de opdrachtgever gehouden aan 123Security alle buitengerechtelijke en gerechtelijke incassokosten te vergoeden die 123Securtty moet maken om tot incasso te komen. De buitengerechtelijke incassokosten worden geacht tenminste 20% van het verschuldigde bedrag te belopen. (…)”
4.27.
Omdat Palladium de openstaande facturen niet tijdig heeft betaald kan de primaire vordering worden toegewezen. Palladium moet dus 20% betalen over het bedrag aan openstaande facturen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de betalingen die Palladium voorafgaand aan het incassotraject – dus voorafgaand aan de eerste sommatiebrief op 22 januari 2024 – heeft gedaan. Die betalingen komen namelijk in mindering op de hoofdsom waarover de buitengerechtelijke kosten worden berekend. In haar berekening van de buitengerechtelijke kosten in de dagvaarding heeft 123Security daar geen rekening mee gehouden. De betaling van € 20.000 op 19 februari 2024, wordt niet in mindering gebracht op de hoofdsom waarover de buitengerechtelijke kosten worden berekenend, omdat dat bedrag als onderdeel van het incassotraject is betaald. Het bedrag waarover de buitengerechtelijke kosten worden berekend is dan € 57.878,76. Palladium moet daarom € 11.575,75 aan buitengerechtelijke kosten betalen.
4.28. 123
Security heeft ook gevorderd om de buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met primair de contractuele rente en subsidiair met de wettelijke handelsrente vanaf 25 april 2024. De primaire vordering kan niet worden toegewezen. Artikel 5.1 van de algemene voorwaarden is immers toegespitst op de betaling van vertragingsrente in geval van te laat betaalde facturen. Uit het artikel volgt niet dat de vertragingsrente ook kan worden gerekend voor andere kosten. Ook de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente kan niet worden toegewezen. De wettelijke handelsrente is slechts verschuldigd over de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten, die als primaire verplichting uit een handelsovereenkomst voortvloeit. [4] De wettelijke handelsrente ziet dus niet op andere geldelijke verplichtingen waartoe zo’n overeenkomst aanleiding kan geven, zoals in dit geval de buitengerechtelijke kosten waar 123Security op basis van de algemene voorwaarden recht op heeft. Wel kan de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW worden toegewezen over de buitengerechtelijke kosten. Het doet er daarbij niet toe dat deze rente niet expliciet is gevorderd. Omdat 123Security vergoeding van wettelijke handelsrente vordert, moet worden aangenomen dat zij ook aanspraak maakt op het mindere, namelijk de wettelijke rente. [5] 123Security vordert de rente vanaf 25 april 2024, maar heeft niet gesteld dat zij op die datum vermogensschade als gevolg van de buitengerechtelijke kosten heeft geleden. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten wordt daarom toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, zijnde 1 mei 2024.
4.29.
Als afzonderlijk onderdeel van de buitengerechtelijke kosten heeft 123Security vergoeding gevorderd van de kosten die zij heeft gemaakt voor het aanvragen van het faillissement van Palladium. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. 123Security heeft na het indienen van de faillissementsaanvraag er zelf voor gekozen om deze aanvraag weer in te trekken. De kosten komen dan voor haar eigen rekening.
4.30.
Verder heeft 123Security gevorderd Palladium te veroordelen tot betaling van de kosten voor het conservatoir beslag. Palladium heeft hier op de mondelinge behandeling het verweer tegen gevoerd dat het beslag onnodig is gelegd, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat de horeca het moeilijk heeft en dat daarom van tevoren duidelijk was dat het beslag geen doel zou treffen. Dit verweer slaagt niet. Los van de vraag óf het een feit van algemene bekendheid is dat de horeca het op dit moment moeilijk heeft, betekent dat niet dat 123Security wist of hoorde te weten dat het beslag geen doel zou treffen. Ook als de horeca het moeilijk heeft, kunnen er bij Palladium immers vermogensbestanddelen zijn waar beslag op gelegd kan worden. Daarom was het beslag niet onnodig en zijn de beslagkosten op grond van artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op:
- exploot conservatoir derdenbeslag 1
236,13
- exploot conservatoir derdenbeslag 2
233,28
- exploot beslag onroerende zaak
277,35
- exploot overbetekening
80,64
- salaris advocaat
1.214,00
(1 punt × € 1.214,00)
Totaal
2.041,40
4.31.
Palladium is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van 123Security worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.607,37
4.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Palladium om aan 123Security te betalen een bedrag van € 37.878,76, te vermeerderen met de contractuele rente (zijnde de wettelijke rente + 1,5%) over de hoogte van onderliggende facturen, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, zoals opgenomen in het overzicht in 4.25, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Palladium om aan 123Security te betalen een bedrag van € 11.575,75 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Palladium om aan 123Security te betalen een bedrag van € 2.041,40 aan beslagkosten,
5.4.
veroordeelt Palladium in de proceskosten van € 5.607,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Palladium niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt Palladium tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.H.C. Van der Roest en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1456, r.o. 3.2.
2.Artikel 3:69 BW.
3.Artikel 6:232 BW.
4.Hoge Raad 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1710, r.o. 3.1.2.
5.Hoge Raad 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70, r.o. 3.5.