8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van meerdere winkelgoederen. Winkeldiefstal is een vervelend feit dat overlast en veelal schade veroorzaakt. Verdachte heeft door het plegen van deze diefstal laten zien dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen. Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht door in Nederland te verblijven terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard en het hem dus niet was toegestaan in Nederland te verblijven. Door het opzettelijk handelen in strijd met de bepalingen van de vreemdelingenwetgeving heeft verdachte het gezag van de autoriteiten ondermijnd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 9 augustus 2024 van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten en dat aan verdachte in 2021 een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd voor de duur van een jaar.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van het Leger Des Heils van 9 september 2024, opgemaakt door [persoon 1] (reclasseringswerker) en [persoon 2] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
De reclassering heeft te weinig informatie voorhanden uit het gesprek met verdachte, het reclasseringsdossier en het proces-verbaal om delictsverbanden te kunnen leggen. Vooralsnog kunnen zij alleen concluderen dat verdachte tijdens het plegen van de delicten mogelijk een pro-criminele houding heeft gehad. Verdachte heeft aan de reclassering aangegeven geen verslavingsproblematiek te hebben en benoemt geen onderliggende psychische problematiek. De reclassering heeft geen zicht op de financiële situatie van verdachte, anders dan dat hij in Nederland niet via regulier werk een inkomen mag verdienen of aanspraak kan maken op voorzieningen. Ook heeft de reclassering geen zicht op de familiebanden van verdachte, zijn sociale netwerk, zijn leven in [geboorteland] en zijn motivatie om elders in Europa zijn geld te willen verdienen. Verder beschikt de reclassering alleen over de justitiële antecedenten van verdachte in Nederland. Verdachte heeft in 2021 de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Na dat traject werd hij tot ongewenst vreemdeling verklaard en op 3 juni 2024 werd verdachte, met behulp van zijn ID-kaart, teruggestuurd naar [geboorteland] . Verdachte is vaker uit Nederland verwijderd, waarop hij vaker weer is teruggekeerd.
Van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) heeft de reclassering begrepen dat verdachte uitzetbaar is. Zij beschikken over zijn paspoort welke tot 2032 geldig zou zijn. Voor de terugkeer van verdachte is een ISD-kader niet noodzakelijk. Het zou zijn terugkeer op dit moment zelfs kunnen vertragen. Zodra verdachte is afgestraft, kan hij in vreemdelingenbewaring worden geplaatst. Gezien het feit dat verdachte geen hulpvragen heeft en de reclassering geen delictsverbanden kan leggen, zou een ISD-maatregel in de praktijk uitdraaien op een kaal traject, waarin de nadruk op detentie en terugkeer zou liggen. Re-integratie doelen voor terugkeer naar [geboorteland] kunnen op dit moment niet opgesteld worden.
Gezien het verleden is de kans op terugkeer naar Nederland volgens de reclassering aanwezig, waarbij de kans op recidive met betrekking tot vermogensfeiten eveneens aanwezig is.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering om aan verdachte voorwaardelijk de ISD-maatregel op te leggen, zodat deze slechts ten uitvoer wordt gelegd indien verdachte opnieuw in Nederland wordt aangehouden, zonder dat er sprake is van een rechtmatig verblijf of als hij opnieuw een vermogensfeit zou plegen. De preventieve waarde van het voorwaardelijk opleggen van de ISD-maatregel is in optiek van de reclassering groter dan het onvoorwaardelijk opleggen van de ISD-maatregel.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting de heer [persoon 1] , reclasseringswerker bij het Leger des Heils, als deskundige gehoord. De deskundige heeft ter terechtzitting voornoemd advies bevestigd.
ISD-criteria: voldaan aan ‘harde’ en ‘zachte’ criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en maatregel en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het openbaar ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De reclassering verwacht dat er een grotere preventieve werking uit zal gaan van een voorwaardelijke ISD-maatregel dan van een onvoorwaardelijke straf of maatregel. De rechtbank deelt deze inschatting, omdat dit betekent dat als verdachte opnieuw een misdrijf in Nederland pleegt, hetgeen al het geval is indien hij na uitzetting opnieuw naar Nederland terugkeert, de ISD-maatregel ten uitvoer kan worden gelegd. Verder heeft de rechtbank gelet op het feit dat verdachte geen hulpvragen heeft en hij niet in Nederland kan re-integreren na oplegging van de ISD-maatregel. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij graag snel wil worden uitgezet naar [geboorteland] , hetgeen spoedig bewerkstelligd lijkt te kunnen worden door DT&V. Dit alles maakt dat de rechtbank de ISD-maatregel in voorwaardelijk vorm aan verdachte op zal leggen met een proeftijd van twee jaar, zodat hij een gewaarschuwd mens is als hij besluit terug te keren naar Nederland.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen, ingeval daarvan sprake zou zijn. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.