Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvorderingvan:
1.Procesgang
2.Tussenbeslissingen 15 april 2025, 1 juli 2025 en 29 oktober 2025
3.Het oordeel van de rechtbank
krachtens Nederlands rechtonverenigbaar is met een geldend voorrecht, waaronder het verschoningsrecht. Dit betreft een implementatie van artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken, waarin ook wordt verwezen naar een voorrecht
volgens het recht van de uitvoerende staat. Beantwoording van de vragen 1 tot en met 6, die zien op de wijze waarop de Letse autoriteiten omgaan met mogelijk verschoningsgerechtigde gegevens op inbeslaggenomen gegevensdragers, zijn naar het voorshands oordeel van de rechtbank dan ook niet relevant bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift. De door de officier van justitie voorgestelde vraag 7 ziet, zo de rechtbank begrijpt, op de doorbrekingsgrond van het verschoningsrecht wegens uitzonderlijke omstandigheden. Daar ziet ook de door de rechtbank onder 2 voorgestelde vraag op. De rechtbank ziet geen aanleiding om die mogelijke uitzonderlijke omstandigheden al op voorhand deels in te vullen zoals door de officier van justitie voorgesteld.