ECLI:NL:RBAMS:2025:1073

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
1333799523
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse onderdaan voor het niet betalen van kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 februari 2025 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank van Zielona Góra in Polen. Het EAB betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Polen, die momenteel gedetineerd is. De officier van justitie heeft op 10 december 2024 verzocht om de behandeling van het EAB. De rechtbank heeft de zitting gehouden op 30 januari 2025, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenneming bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, het niet betalen van kinderalimentatie, niet strafbaar is volgens Nederlands recht. De raadsman heeft verzocht om de overlevering te weigeren op basis van artikel 7 van de Overleveringswet, omdat het feit niet strafbaar is in Nederland. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de overlevering niet geweigerd moet worden, omdat er geen aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtsorde en straffeloosheid moet worden voorkomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel het feit niet strafbaar is in Nederland, de overlevering niet geweigerd kan worden omdat het feit is gepleegd door een Poolse onderdaan op Pools grondgebied. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon na overlevering, gezien de individuele detentiegarantie die is verstrekt door de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/337995-23
Datum uitspraak: 13 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 10 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 november 2023 door
the Regional Court of Zielona Góra(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Polen),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] ,
nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decisionvan
the District court in [geboorteplaats] on the application of provisional custody for the term of 30 days from the date of his detention in the territory of Polandvan 20 januari 2023 met kenmerk II K p 596/22.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer - kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Standpunt van de raadsman
De overlevering dient te worden geweigerd. Het feit waarvoor de opgeëiste persoon zal worden vervolgd betreft het niet betalen van kinderalimentatie en dat is niet strafbaar in Nederland. De raadsman verzoekt de rechtbank gebruik te maken van haar bevoegdheid om de overlevering op grond van artikel 7 OLW te weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
Het niet betalen van kinderalimentatie is weliswaar niet strafbaar naar Nederlands recht, maar van de weigeringsgrond van artikel 7 OLW dient te worden afgezien nu er geen aanknopingspunten zijn met de Nederlandse rechtsorde en straffeloosheid dient te worden voorkomen. Het gaat om een feit dat door een Poolse onderdaan tegen een andere Poolse onderdaan is gepleegd op Pools grondgebied.
Oordeel van de rechtbank
Het feit omschreven in het EAB als het niet betalen van kinderalimentatie is naar Nederlands recht niet strafbaar. De rechtbank kan aan de hand van het EAB immers niet vaststellen dat de opgeëiste persoon tijdens het begaan van dit feit (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het in een hulpeloze toestand brengen of laten van zijn kind, hetgeen wel een strafbaar feit naar Nederlands recht zou opleveren.
De rechtbank ziet echter aanleiding om van de weigering af te zien, omdat het feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft. Het feit is begaan in Polen door een onderdaan van Polen tegen een andere onderdaan van Polen. De opgeëiste persoon kan overigens niet gelijkgesteld worden met een Nederlander, zodat overname van de straf door Nederland niet mogelijk is. Weigering van de overlevering zou leiden tot straffeloosheid, hetgeen voorkomen dient te worden.

5.Artikel 11 OLW

5.1
Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
5.2
Detentieomstandigheden in Polen
De rechtbank heeft bij uitspraak van 5 juni 2024 in een andere zaak [6] geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. Het kernpunt hierbij is dat in het
remand regimeslechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
Op 24 december 2024 heeft het openbaar ministerie de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vraag voorgelegd.
“Could you inform me whether [opgeëiste persoon] (should his surrender be authorized) will immediately begin serving the custodial sentences imposed on him in the cases VII K 686/21 (EAW ref. no. II Kop 120/23) and II K 272/21, VII Ka 277/22 (EAW ref. no. II Kop 117/24) and, consequently, will not be detained in a remand prison until after these custodial sentences have been served. Or will [opgeëiste persoon] first be detained in a remand prison with regard to the ongoing Polish criminal proceedings (II Kp 596/22, 4255-0.Ds.3325.2022)?”
Op 2 januari 2025 heeft de
Circuit Prosecutorin
Zielona Góradeze vraag als volgt beantwoord.
“In response to your email of December 24, 2024, regarding [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] , 1987 in [geboorteplaats] , prosecuted upon, among others, the European Arrest Warrant issued by the Circuit Court in Zielona Góra on November 20, 2023, under reference number II Kop 125/23, please be informed that after the possible surrender of [opgeëiste persoon] to Poland, he will be placed in a penitentiary unit of the Remand Center, as a temporarily arrested person in the case reference number 4255-0.Ds.3325.2022 of the District Prosecutor’s Office in [geboorteplaats] based on the decision of the District Court in [geboorteplaats] , reference number II Kp 596/22, dated January 20, 2023, on his temporary arrest for a period of 30 (thirty) days. The above circumstance will not, however, prevent the introduction of the sentences of imprisonment pronounced against him, in respect of which other European arrest warrants, processed by your party, have been issued. The introduction of individual sentences of imprisonment for execution and the determination of their order will be made by way of a decision of the Director of the penitentiary unit to which [opgeëiste persoon] will be sent. Such a decision may be made immediately after the aforementioned person has been placed in a penitentiary unit.”
Vervolgens heeft de
Circuit Prosecutorin
Zielona Górabij brief van 15 januari 2025 een individuele detentiegarantie verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon, waarin is vermeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst in the
Remand Prisonin Zielona Gorá. Verder is daarin vermeld:
“In accordance with Article 110 § 1 of the Polish Executive Penal Code, an inmate is placed in a multi-person or single-person residential cell. Article 110 § 2 of the Polish Executive Penal Code states that the area of a residential cell per inmate is no less than 3 m2.
(…)
An inmate may participate in activities organized in the recreation room, in organized sports activities and create their own works, and - with the consent of the Head of the facility – produce and sell manufactured items. (...) Every day, each inmate is entitled to at least an hour’s walk, during which it is possible to use the sports equipment installed on the sports fields. Using the above-mentioned forms of activity, inmates can spend an average of 2.5 hours outside their cells every day. However, this time does not include other individual activities resulting from the implementation of visits, telephone calls, participation in procedural activities, providing medical services, educational and psychological talks, as well as employment, which largely depends on the individual situation of the inmate, as well as their attitude. Persons who stand out for their good behaviour and the way they respect internal order in the unit may, for example, be awarded prizes, such as a longer or additional walk or permission for a longer visit. It should be emphasized that in the event that an inmate takes up employment, for this reason alone they may stay outside their residential cell for up to 3 hours in the case of unpaid employment and up to 7 hours in the case of a decision on paid employment.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 11 OLW geen gevolg dient te worden gegeven aan het EAB omdat voor de opgeëiste persoon een gevaar bestaat dat zijn grondrechten worden geschonden na overlevering. Subsidiair dient de behandeling van het EAB aangehouden te worden om aanvullende informatie te verkrijgen van de Poolse autoriteiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon kan worden toegestaan nu met de individuele detentiegarantie van 15 januari 2025 het vastgestelde algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Indien de opgeëiste persoon meedoet aan alle aangeboden activiteiten, kan hij aanzienlijk meer dan 2 uur per dag buiten zijn cel verblijven.
Oordeel van de rechtbank
Uit de bovengenoemde individuele detentiegarantie van 15 januari 2025 volgt dat de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid in het
remand regimezal worden geplaatst in de detentie-instelling Zielona Góra. De opgeëiste persoon zal daar tenminste 3 m2 persoonlijke celruimte (exclusief sanitair) krijgen. Nu niet is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon aldaar 4 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) tot zijn beschikking zal krijgen, gaat de rechtbank ervan uit dat de opgeëiste persoon tussen 3 m2 en 4 m2 persoonlijke celruimte in een meerpersoonscel (exclusief sanitair) zal krijgen.
Verder volgt uit de individuele detentiegarantie van 15 januari 2025 dat de opgeëiste persoon één uur per dag kan wandelen en daarnaast kan deelnemen aan activiteiten buiten zijn cel. De opgeëiste persoon kan op deze manier gemiddeld 2,5 uur per dag buiten zijn cel doorbrengen. De rechtbank leidt uit de detentiegarantie van 15 januari 2025 af dat de opgeëiste persoon daarbovenop in ieder geval 3 uur onbetaald werk kan verrichten in detentie. Indien de opgeëiste persoon van deze mogelijkheid gebruikmaakt, zal hij – naast het hiervoor genoemde gemiddelde van 2,5 uur per dag – nog eens 3 uur per dag buiten zijn cel kunnen doorbrengen.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon tenminste 2 uur per dag buiten zijn cel kan doorbrengen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat voor de opgeëiste persoon het vastgestelde reële gevaar van schending van zijn grondrechten wegens de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regimeis weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Zielona Góra, Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (