ECLI:NL:RBAMS:2025:1231

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
13-349110-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse burger op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Wrocław. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 17 april 2024 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 in Polen, was op dat moment gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting.

De behandeling van het EAB vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak heeft verlengd en de gevangenhouding heeft bevolen. Tijdens de zitting op 8 januari 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman. De rechtbank heeft op 22 januari 2025 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij de detentieomstandigheden in Polen heeft beoordeeld en vragen heeft gesteld aan de Poolse autoriteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen algemeen gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van gedetineerden in de gevangenis in Barczewo, ondanks eerdere zorgwekkende rapporten. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toe aan de Poolse autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-349110-24
Datum uitspraak: 25 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 april 2024 door
the District Court in Wrocław, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] (Polen),
nu gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 8 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 januari 2025, in
aanwezigheid van mr. A. Keuters, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is
bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW)
uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding
bevolen.
Tussenuitspraak 22 januari 2025
De rechtbank heeft op 22 januari 2025 [3] een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek ter
zitting is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de in de tussenuitspraak onder 5.2 genoemde vraag voor te leggen aan de Poolse autoriteiten. Bij tussenuitspraak is de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 11 februari 2025
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 11 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopmanen door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 22 januari 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW, de dubbele strafbaarheid en artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

Inleiding
Op 29 januari 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit, de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“The Regional Court in Wroclaw III Penal Department in response to your letter dated January 28, 2025 regarding the case III Kop 81/24 concerning the Polish citizen [de opgeëiste persoon] , kindly inform again that following the surrender, the convict was placed in remand centre nearest to his place of residence. After the classification decision of the penitentiary commission is issued, he will be transferred to penitentiary institution where he will serve his prison sentence. This is governed by the provisions of the article 79 § 1 a and the article 79§ 3 of the Executive Penal Code. Before the decision of the penitentiary commission is made it is impossible - even approximately - to determine which prison the convict will be imbedded in.”
Op 30 januari 2025 en bij rappel op 4 februari 2025 is hierop door het IRC de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld:
“Could you please confirm that Mr [de opgeëiste persoon] , after his surrender to Poland, will most likely not be detained in the prison in Barczewo?”
Hierop is geen antwoord ontvangen van de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de informatie die inmiddels bekend is over de huidige situatie in de gevangenis in Barczewo, er niet van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van de aldaar gedetineerden kan worden gesproken. Hoewel de in het NMPT-rapport beschreven bevindingen zorgelijk zijn, blijkt uit deze informatie dat de Poolse autoriteiten serieus met de beschreven problematiek bezig zijn. De situatie zoals omschreven in het NMPT-rapport is daarmee niet meer actueel.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overweging onder punt 5.2 van de tussenuitspraak van 22 januari 2025, die hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
De rechtbank heeft in een andere zaak [4] vragen gesteld over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo. De rechtbank heeft in die zaak op 14 februari 2025 uitspraak gedaan [5] , waarin zij tot het oordeel komt dat er geen algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden die daar worden gedetineerd worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden. Derhalve is de vraag of de opgeëiste persoon na overlevering in de gevangenis in Barczewo wordt gedetineerd niet langer relevant.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 266, 285, 300, 304 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Rb. Amsterdam d.d. 16 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:326).