ECLI:NL:RBAMS:2025:1257

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13-314963-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Hongaarse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het Györ Regional Court op 22 maart 2024, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1993, die op dat moment gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

Tijdens de zitting op 26 november 2024 heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen en het onderzoek geschorst om het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden in Hongarije. In de tussenuitspraak van 7 januari 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in de penitentiaire inrichting in Tiszalök, Hongarije. De rechtbank heeft vervolgens vragen geformuleerd om te verifiëren of de opgeëiste persoon na overlevering in een veilige detentie-instelling zou worden geplaatst.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op basis van de ontvangen garanties van de Hongaarse autoriteiten geoordeeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid in de detentie-instelling Szombathely zal worden geplaatst, waar de detentieomstandigheden voldoen aan de Europese normen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan, waarbij de relevante artikelen van de Overleveringswet zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/314963-24
Datum uitspraak: 13 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 16 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 maart 2024 door
Györ Regional Court, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 26 november 2024
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 26 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. N. Stegerhoek, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 10 december 2024
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 10 december 2024 [2] het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd teneinde het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de toetsing aan artikel 12 OLW.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak ook de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [3]
Zitting 24 december 2024
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 24 december 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft op 24 december 2024 afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord. Hij is vertegenwoordigd door bovengenoemde raadsman.
Tussenuitspraak 7 januari 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 7 januari 2025 [4] geoordeeld dat voor gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök (Hongarije) een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). Daarop heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd teneinde het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in Hongarije zal worden gedetineerd.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak ook de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW, met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 30 januari 2025
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 30 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door bovengenoemde gemachtigd raadsman.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW, met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van art. 27, derde lid, OLW.

2.Tussenuitspraken van 10 december 2024 en 7 januari 2025

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 10 december 2024 reeds geoordeeld over de identiteit van de opgeëiste persoon, de grondslag en inhoud van het EAB, het lijstfeit en de strafbaarheid van de overige feiten, alsmede over de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van de procedure die heeft geleid tot Vonnis No. B.451/2022/16 / 43.Bf.61/2023/25. In de tussenuitspraak van 7 januari 2025 heeft de rechtbank geoordeeld over de weigeringsgrond van artikel 12 OLW ten aanzien van de procedure die heeft geleid tot de strafbeschikking (
Punishment order) met kenmerk No. Bpk.1055/2021/3.
Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

3.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

In de tussenuitspraak van 7 januari 2025 heeft de rechtbank op basis van het rapport van
the Comittee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading treatment or Punishment(hierna: CPT) van 3 december 2024 overwogen dat sprake is van een onveilige situatie in de penitentiaire inrichting in Tiszalök, gelet op de
ill-treatmentvan gedetineerden door het gevangenispersoneel en het geweld tussen gedetineerden onderling. Daarop heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld in de zin van artikel 4 Handvest.
De rechtbank heeft vervolgens in de tussenuitspraak van 7 januari 2025 vragen geformuleerd om na te gaan of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Hongarije een reëel gevaar zal lopen te worden onderworpen aan het vastgestelde
algemenereële gevaar in de gevangenis in Tiszalök. Die vragen zijn door het openbaar ministerie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd en luiden als volgt.
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon indien zijn overlevering wordt toegestaan, naar alle waarschijnlijkheid worden geplaatst?
2. Kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet in de penitentiaire inrichting in Tiszalök zal worden gedetineerd?
3. Indien de opgeëiste persoon wel in de penitentiaire inrichting in Tiszalök zal worden gedetineerd:
a. Kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan geweld van personeel tegen gedetineerden (
ill treatment), noch aan het geweld tussen gedetineerden onderling? Zo ja, op welke wijze kan dit worden gewaarborgd voor de opgeëiste persoon?
De
Hungarian Prison Serviceheeft bij brief van 23 januari 2025, voor zover van belang, als volgt geantwoord.
“In connection with the surrender case of the above number instigated before the competent authorities in The Netherlands based on a European Arrest Warrant with regard to Hungarian national[opgeëiste persoon](place and date of birth: [geboorteplaats] , [geboortedag] 1993), I hereby inform you about the following.
(…)
Depending on the phase of the criminal proceedings it cannot be determined obviously in which sentence enforcement institution the detainee will be placed, but the information regarding the guarantee shall be recorded in the registration documents (manual or electronic) of each detainee.
In the case the surrender of the person named in the request occurs, his placement will take place by ensuring the conditions being in line with the provisions of the European Convention on Human Rights, the United Nations Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners, and Recommendation No. R/2006/2 of the European Council on the European Prison Rules; after takeover, the person will be transported to the Szombathely National Prison as soon as possible.
(…)
Taking the above information into account, for the detainee concerned in the guarantee, the compliance with the rules set forth relevant European and national laws is continuously ensured with regard to the living space, sanitary, fresh air and other expectations.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat nadere vragen moeten worden gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, nu in de brief van 23 januari 2025 van de
Hungarian Prison Serviceweliswaar is vermeld dat de opgeëiste persoon na overlevering waarschijnlijk in de detentie-instelling Szombathely wordt geplaatst, maar daarmee niet is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet op een later moment in de penitentiaire inrichting in Tiszalök terecht zal komen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan nu uit de aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon in de detentie-instelling Szombathely wordt geplaatst. Het vastgestelde algemene reële gevaar ten aanzien van de gevangenis in Tiszalök is daarmee voor de opgeëiste persoon weggenomen.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5]
Uit deze individuele detentiegarantie van de
Hungarian Prison Servicevan 23 januari 2025 volgt dat de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in de detentie-instelling Szombathely. De detentiegarantie zal aan het dossier van de opgeëiste persoon worden toegevoegd (“
the information regarding the guarantee shall be recorded in the registration documents”). Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de verstrekte individuele garantie, hiermee het vastgestelde algemene reëel gevaar voor de opgeëiste persoon weggenomen. De weigeringsgrond van artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering in de weg.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 262 en 310 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet, 8, 9, 11 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 11 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Györ Regional Court(Hongarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.