Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 februari 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft. Dit is van belang voor de beoordeling van de overlevering, aangezien de wet bepaalt dat overlevering kan worden geweigerd als de opgeëiste persoon in Nederland verblijft.
Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld. De raadsman heeft zorgen geuit over de mogelijke detentie van de opgeëiste persoon in Barczewo, waar volgens rapporten onmenselijke behandelingen zouden plaatsvinden. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen algemeen gevaar bestaat voor de detentieomstandigheden in de gevangenis in Tarnów, waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. A.K. Glerum, met de rechters mr. R.A. Sipkens en A. Pahladsingh, en is openbaar uitgesproken.