ECLI:NL:RBAMS:2025:1365

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
11333029 CV EXPL 24-12570
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling gebruiksvergoeding en teruggave gehuurde producten na beëindiging huurovereenkomsten

In deze zaak heeft Grover Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering betreft betaling van een gebruiksvergoeding voor een Apple Watch en een iPad, alsook de teruggave van deze producten na beëindiging van de huurovereenkomsten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomsten online tot stand zijn gekomen en dat Grover haar informatieplichten niet heeft nageleefd. De overgelegde schermafdrukken waren niet voldoende om aan te tonen dat aan de informatieplichten was voldaan. Bovendien bleek uit de stukken dat Grover haar vordering eerder had omgezet in vervangende schadevergoeding, waardoor de teruggave van de producten niet meer aan de orde was. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en Grover veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan op 28 februari 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAMAfdeling privaatrecht
zaaknummer: 11333029 CV EXPL 24-12570
vonnis van: 28 februari 2025
fno.: 811

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

GROVER NEDERLAND B.V.
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde: LegalSteps B.V.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij exploot van dagvaarding van 12 september 2024 heeft eisende partij een vordering ingesteld, één en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde partij heeft geen uitstel verzocht en evenmin geantwoord. Tegen hem is verstek verleend, waarna vonnis is bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Eisende partij stelt dat zowel in juni als in november 2021 tussen haar en gedaagde partij online een huurovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij gedaagde partij respectievelijk een Apple Watch Series 6 GPS en een Apple iPad Air (2020) heeft gehuurd tegen betaling van huurtermijnen. Gedaagde heeft een huurachterstand laten ontstaan op grond waarvan eiseres de huurovereenkomst heeft beëindigd. Ondanks aanmaningen heeft gedaagde de producten na beëindiging van de huurovereenkomsten niet ingeleverd. Eisende partij doet geen beroep meer op de huurovereenkomst, zij vraagt zelf vernietiging daarvan, maar vordert dat gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 537,60 aan gebruiksvergoeding voor het gebruik van de producten na beëindiging van de huurovereenkomst met rente en kosten, inlevering van de gehuurde producten op straffe van een dwangsom en bij niet inlevering van de producten een schadevergoeding van € 847,88 voor de producten, waarop de verbeurde dwangsom voor niet inleveren in mindering kan worden gebracht.
De huurovereenkomsten zijn gesloten tussen een handelaar en een consument (gedaagde partij). In dat geval moet ook als de eisende partij daarop geen beroep meer doet in deze procedure ambtshalve worden onderzocht of de handelaar de toepasselijke informatieplichten bij het sluiten van de overeenkomst heeft nageleefd. Ook moeten de bedingen die betrekking (kunnen) hebben op de vordering, worden getoetst op oneerlijkheid in de zin van Richtlijn 93/13/EG.
3. Eisende partij stelt dat de overeenkomsten online tot stand zijn gekomen, zodat sprake is van overeenkomsten op afstand. In dat geval moet de handelaar bij het sluiten van de overeenkomsten hebben voldaan aan de verplichtingen van Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW), meer in het bijzonder de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en de aanvullende verplichtingen van artikel 6:230v BW.
4. Indien in de dagvaarding niet of onvoldoende is gesteld dat de relevante informatieplichten jegens de consument zijn nageleefd, is de vordering niet toewijsbaar (Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.17). Eisende partij heeft in de dagvaarding uitgebreid toegelicht dat haar bestelproces voldoet aan de informatieplichten en dat tijdens het proces de algemene voorwaarden op juiste wijze worden verstrekt. Ook stelt zij dat de bijgevoegde schermafdrukken de situatie weergeven ten tijde van het sluiten van de overeenkomsten. In de schermafdruk van pagina 2 van productie 4 wordt echter (onder meer) verwezen naar algemene voorwaarden die geldig zijn vanaf 4 april 2023, zodat zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet aannemelijk is dat het overgelegde bestelproces de situatie weergeeft in juni en november 2021, toen de overeenkomsten werden gesloten. Dat betekent dat aan de hand van de overgelegde schermafdrukken, niet kan worden getoetst of eisende partij
bij het sluiten van de overeenkomstenaan haar informatieplichten heeft voldaan en of al dan niet een bepaalde sanctie (in de vorm van een vermindering van de hoofdsom) moet worden opgelegd. Eisende partij is in het vonnis van 28 mei 2024 (kenmerk CV 24-3719) er al op gewezen dat wanneer zij niet de juiste schermafdrukken overlegt, zij niet voldoet aan haar stelplicht van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
5. Eisende partij stelt verder, onder verwijzing naar productie 6, dat zij gedaagde partij “op drie verschillende data heeft aangemaand om gedaagde in de gelegenheid te stellen zonder gerechtelijke kosten te betalen dan wel het gehuurde te retourneren” en dat gedaagde partij dit steeds heeft geweigerd. Dit blijkt echter niet uit productie 6. Gedaagde partij is bij brief van 14 oktober 2022 van eisende partij (productie 8) één keer verzocht om de Apple iPad Air binnen (de zeer korte termijn van) drie dagen te retourneren, maar daarna is hij, zoals blijkt uit productie 6, door de incassogemachtigde tweemaal op 15 en 31 december 2022 aangemaand om de vervangende schadevergoeding voor de Apple iPad Air en de achterstallige huurtermijnen te betalen. Hij is daarbij niet meer in de gelegenheid gesteld om de Apple iPad te retourneren. Op dit punt heeft eisende partij de feiten dus niet volledig en naar waarheid aangevoerd, zodat zij ingevolge artikel 21 Rv ook op dit punt niet aan haar verplichtingen heeft voldaan.
6. Verder geldt dat eisende partij weliswaar stelt ten aanzien van de Apple Watch dat zij bij brief van 5 december 2022 gedaagde partij heeft aangemaand om de Apple Watch ‘onmiddellijk’ te retourneren en het openstaande bedrag uiterlijk 12 december 2022 te betalen, hetgeen ook blijkt uit productie 8. Maar in dezelfde brief is vermeld dat als niet tijdig wordt betaald, de apparaatwaarde in rekening wordt gebracht (naast de onbetaalde huurtermijnen). Er wordt dan ook vanuit gegaan dat eisende partij daarna, net zoals bij de Apple iPad Air, aanspraak heeft gemaakt op vervangende schadevergoeding. De stelling van eisende partij dat geen grond bestaat voor gedaagde partij om de gehuurde producten niet in te leveren, is dan ook onjuist.
7. Daarbij is in aanmerking genomen dat ingevolge artikel 6:87 BW alleen in uitzonderingsgevallen, die hier niet aan de orde zijn, op de omzetting van nakoming naar vervangende schadevergoeding kan worden teruggekomen. Dat betekent dat gedaagde partij dus niet is gehouden de gehuurde producten terug te geven, noch verplicht is na deze omzettingsverklaring voor het gebruik een vergoeding te betalen, zoals eisende partij stelt, zodat ook daarom de vorderingen met betrekking tot teruggave van de Apple Watch en Apple iPad Air en een gebruiksvergoeding niet toewijsbaar zijn.
8. Alles tezamen komt het de kantonrechter dan ook geraden voor om de gehele vordering af te wijzen.
9. Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2025 in tegenwoordigheid van mr. T.C. van Andel, griffier.
De griffier
De kantonrechter