3.3Oordeel van de rechtbank
3.3.1Zedenzaken kenmerken zich over het algemeen door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde. Het is dan ook vaak het woord van de aangever/aangeefster tegen het woord van degene tegen wie aangifte is gedaan.
3.3.2Artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) schrijft voor dat een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde niet alleen kan worden gebaseerd op de verklaringen van de aangever/aangeefster. In zedenzaken geldt echter wel dat een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met een geloofwaardige en betrouwbare aangifte ertoe kan leiden dat voldaan is aan het bewijsminimum. Niet vereist is dat het steunbewijs ziet op de ten laste gelegde gedragingen. Zo kan dat steunbewijs onder andere bestaan uit kort na het incident door getuigen bij de aangever/aangeefster waargenomen emoties of uit een verklaring van een getuige die de concrete context waarbinnen de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden bevestigt.
Steunbewijs: verklaring dochter aangeefster
3.3.3De rechtbank ziet in de verklaring van de twaalfjarige dochter van aangeefster,
[dochter aangeefster] (hierna: [dochter aangeefster] ) een bevestiging van de concrete context waarbinnen de verkrachting van aangeefster zoals zij daarover heeft verklaard heeft plaatsgevonden.
3.3.4Aangeefster heeft als volgt verklaard over de concrete context waarbinnen de verkrachting heeft plaatsgevonden. Aangeefster werd op een gegeven moment door verdachte naar de slaapkamer gesleurd, waarna ze door verdachte op bed gegooid werd. Aangeefster, die omdat ze net gedoucht had enkel gekleed was in een handdoek, is op haar rechterzij of rug geland, waarna verdachte bovenop haar is gaan liggen. Verdachte heeft een deken gepakt die hij half over zich heen sloeg. Zijn broek deed hij een klein beetje naar beneden, waarna hij aangeefster eerst met zijn vingers en daarna met zijn penis vaginaal penetreerde. Tijdens dit alles bleef verdachte zich bedienen van geweld. Aangeefster geeft aan zich tegen verdachte verzet te hebben, onder andere door te proberen hem weg te duwen. Op een gegeven moment kwamen de dochters van aangeefster (waaronder [dochter aangeefster] ) de slaapkamer binnen. Zij waren afgekomen op gegil van aangeefster. Op het moment dat haar dochters binnenkwamen ging verdachte met zijn penis uit de vagina van aangeefster en trok hij snel zijn broek weer op. De deken lag op dat moment nog steeds half over hem heen.
3.3.5De door aangeefster geschetste concrete context waarbinnen de verkrachting heeft plaatsgevonden wordt bevestigd door de verklaring van [dochter aangeefster] . [dochter aangeefster] heeft namelijk verklaard dat ze naar de slaapkamer van haar moeder kwam nadat ze haar moeder om hulp had horen roepen. Aangekomen in de slaapkamer zag [dochter aangeefster] haar stiefvader (de rechtbank stelt, mede op basis van zijn eigen verklaring, vast dat dit verdachte is) met zijn buik op haar moeder liggen. Haar moeder lag op dat moment op haar rug op bed en droeg alleen een handdoek, omdat ze net klaar was met douchen. [dochter aangeefster] heeft verklaard dat ze zag dat haar moeder probeerde om verdachte weg te duwen en hoorde haar de hele tijd tegen verdachte zeggen dat hij weg moest gaan. [dochter aangeefster] heeft tevergeefs geprobeerd om verdachte van haar moeder af te trekken. Uiteindelijk heeft ze op verzoek van haar moeder de politie gebeld.
3.3.6De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [dochter aangeefster] niet als steunbewijs kan dienen, omdat zij in haar verklaring niets zegt over seks tussen aangeefster en verdachte – iets wat zij op twaalfjarige leeftijd wel al als zodanig moet kunnen herkennen. De verklaring van [dochter aangeefster] zou enkel de door verdachte bekende mishandeling van aangeefster ondersteunen. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer van de raadsman. Dat [dochter aangeefster] niets verklaard heeft over de penetratie of over het feit dat de penis van haar vader ontbloot was, is immers te verklaren doordat verdachte blijkens de verklaring van aangeefster een deken over zichzelf heengeslagen had. Bovendien heeft aangeefster verklaard dat verdachte zijn broek maar een klein beetje naar beneden deed en die snel optrok toen [dochter aangeefster] de slaapkamer binnenkwam.
Steunbewijs: DNA en letsel aangeefster
3.3.7Op basis van het NFI-rapport van 21 oktober 2024 stelt de rechtbank – met de officier van justitie en verdachte en zijn raadsman – vast dat er in en rondom de vagina van aangeefster sperma van verdachte is aangetroffen en dat er op zijn penis DNA van aangeefster is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat deze sporen verklaard kunnen worden omdat hij de avond/nacht voorafgaand aan het ten laste gelegde nog vrijwillige seks met aangeefster heeft gehad. Het DNA-bewijs past echter ook bij de verklaring van aangeefster. Dat het sperma van verdachte niet in en rondom de vagina van aangeefster terecht kan zijn gekomen ten tijde van het ten laste gelegde omdat verdachte volgens aangeefster op dat moment niet is klaargekomen, zoals door de raadsman is aangevoerd, schuift de rechtbank terzijde.
3.3.8Daarnaast ondersteunt ook het bij aangeefster geconstateerde letsel haar verklaring.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster en getuige
3.3.9De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. Haar verklaringen zijn gedetailleerd en in de kern consistent. De rechtbank wil aannemen dat er ook goede momenten zijn geweest in de relatie tussen aangeefster en verdachte maar trekt daaruit, anders dan de raadsman, niet de conclusie dat dit afdoet aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Dat goede momenten afgewisseld worden door zeer nare momenten past in de ongezonde dynamiek die de relatie tussen aangeefster en verdachte kenmerkte of zelfs nog steeds kenmerkt. Dat deze ongezonde dynamiek bestaat, is door de raadsman en verdachte ook bevestigd.
3.3.10Ook de verklaring van [dochter aangeefster] vindt de rechtbank betrouwbaar. Haar verklaring wordt daarnaast ondersteund door de weergave van het 112-gesprek. De dialoog die in die weergave terug valt te lezen komt overeen met hetgeen [dochter aangeefster] daarover heeft verklaard.
3.3.11De rechtbank is van oordeel dat de verklaring zoals die ter zitting afgelegd is door verdachte en die er in de kern op neer komt dat hij aangeefster ‘enkel’ mishandeld heeft, maar haar niet gedwongen heeft tot seks, ongeloofwaardig is. Verdachte heeft zich aanvankelijk hoofdzakelijk op zijn zwijgrecht beroepen en is op het allerlaatste moment en na kennisname van het dossier, op de inhoudelijke terechtzitting, met deze verklaring gekomen. Bovendien heeft aangeefster ook niet verklaard over vrijwillige seks in de avond of nacht voorafgaand aan het ten laste gelegde. Dit maakt het alternatieve scenario ongeloofwaardig. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door de hiervoor uiteengezette bewijsconstructie. Onderscheidend daarbij is vooral de verklaring van [dochter aangeefster] . Hetgeen verdachte verklaard heeft over het slaan, duwen en bij de keel grijpen van aangeefster ligt minder voor de hand bij de positie waarin [dochter aangeefster] haar moeder en verdachte aangetroffen heeft (namelijk: verdachte met zijn buik bovenop aangeefster, die op haar rug op het bed lag). Verdachte heeft in zijn beschrijving van het geweld dat hij jegens aangeefster heeft gepleegd niets naar voren gebracht dat kan verklaren dat hij en aangeefster in het kader van dit geweld op enig moment op bed zijn beland.
3.3.12Concluderend komt de rechtbank, op grond van het bovenstaande en de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde.
3.3.13Ook het onder 2 ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het bestanddeel
“levensgezel”omdat niet is gebleken van een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of tussen geregistreerde partners. Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster op 3 maart 2024 en 27 augustus 2024 heeft mishandeld. De rechtbank heeft in
bijlage IIeen opgave gedaan van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, gelet op de bekentenis van verdachte en nu er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.