ECLI:NL:RBAMS:2025:1677

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
13-408348-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en terugkeergarantie

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Spanje. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 2000, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten volgens Spaans recht. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om aanvullende vragen te stellen over de onvoorwaardelijkheid van de terugkeergarantie die door de Spaanse autoriteiten is verstrekt. De officier van justitie heeft de vordering tot overlevering ingediend op 2 januari 2025, en de behandeling vond plaats op 20 februari 2025. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd met 30 dagen en de gevangenhouding bevolen. De verdediging heeft betoogd dat de beschrijving van de feiten in het EAB niet voldoende is, terwijl de officier van justitie van mening is dat deze wel voldoet aan de eisen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omschrijving van de feiten in het EAB voldoende is en dat de terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk is, omdat er beroep mogelijk is tegen de uitspraak van de Spaanse rechter. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om vragen aan de Spaanse autoriteiten voor te leggen. De zaak zal opnieuw worden behandeld voor 27 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-408348-24
Datum uitspraak: 6 maart 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 2 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd 27 december 2024 door
the Instruction Court number 3 of Marbella, Spanje (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het [plaats detentie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 februari 2025, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
national and international detention and handing over order from the 27/12/2024,met referentie
premilinary investigation N⸰ 2619/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Spaans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.
Genoegzaamheid
Het standpunt van de raadsvrouw
Volgens de raadsvrouw is de omschrijving van het in het EAB vermelde feit dat ziet op deelneming aan een criminele organisatie niet genoegzaam. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft geen informatie vermeld over het doel van deze criminele organisatie en de rol die de opgeëiste persoon binnen deze organisatie zou hebben gespeeld.
Ook het feit dat wordt aangeduid als “
injuries” is niet genoegzaam omschreven, nu niet zonder meer kan worden opgemaakt op welk deel van het in onderdeel e) van het EAB vermelde feitencomplex deze kwalificatie ziet.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie zijn de in het EAB vermelde feiten – mede gelet op het stadium waarin het strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon zich in Spanje bevindt – genoegzaam omschreven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Ten aanzien van het feit dat ziet op deelneming aan een criminele organisatie overweegt de rechtbank dat onderdeel e) van het EAB een uitgebreide omschrijving van het feitencomplex bevat waaruit blijkt dat twee personen, waaronder de opgeëiste persoon, in verband worden gebracht met verschillende naar Spaans recht strafbare feiten. Nu van een samenwerkingsverband wordt gesproken, hetgeen ook kan duiden op de aanwezigheid van een criminele organisatie, moet het voor de opgeëiste persoon ook ten aanzien van dit feit duidelijk zijn waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Ten aanzien van het strafbare feit dat in het EAB als “
injuries” wordt gekwalificeerd, overweegt de rechtbank dat in onderdeel e) van het EAB staat omschreven dat sprake zou zijn geweest van een “
attempted homicide”, waarbij op het slachtoffer is geschoten en waarbij een kogel uit een van de benen van het slachtoffer is verwijderd. In het licht van deze omschrijving moet het voor de opgeëiste persoon ook ten aanzien van het als “
injuries” gekwalificeerde feit voldoende duidelijk zijn waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat aan de hierboven genoemde voorwaarden is voldaan. De omschrijving van de in het EAB vermelde feiten is genoegzaam en het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
-
deelneming aan een criminele organisatie;
-
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Magistrate-Judge of the Instruction Court No. 2 of Marbellaheeft bij uitspraak van
13 februari 2025 de volgende beslissingen genomen:
“The judicial authority takes the obligation and authorizes the return of the arrested [opgeëiste persoon] , born [geboortedag] /2000 and of DUTCH nationality, to its country of origin, in case he would be condemned by the competent Spanish Court or Tribunal of a penalty or measure depriving him of his freedom.”
(…)
Notify this judgment to the PUBLIC PROSECUTOR and all other parties involved, informing that this resolution is not a final one, and against it, can be recurred in writing presenting in this court, in a period of three days, or it can be appealed in a period of five days.
Het standpunt van de raadsvrouw
Volgens de raadsvrouw is de terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk, nu expliciet melding wordt gemaakt van de mogelijkheid voor verschillende partijen om tegen het afgeven van de garantie in beroep te gaan.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is de terugkeergarantie onvoorwaardelijk, nu uit de verdere tekst van de uitspraak van de
Magistrate-Judge of the Instruction Court No. 2 of Marbellakan worden opgemaakt dat de officier van justitie in Spanje op de hoogte is van het verzoek van de Nederlandse autoriteiten om een terugkeergarantie te verstrekken en daarmee akkoord is gegaan.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde terugkeergarantie niet onvoorwaardelijk. De garantie is namelijk bij een rechterlijke uitspraak verleend, terwijl expliciet is aangegeven dat verschillende belanghebbende partijen daartegen in beroep kunnen gaan en de rechtbank niet kan vaststellen of deze partijen van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. Weliswaar kan uit de verdere tekst van de uitspraak worden afgeleid dat de Spaanse officier van justitie akkoord is gegaan met het verzoek van de Nederlandse autoriteiten tot het verstrekken van een terugkeergarantie, maar dat laat onverlet dat de uitspraak vermeld dat ook andere partijen dan de officier van justitie, waarbij te denken valt aan slachtoffers, hiertegen in beroep kunnen gaan.
De rechtbank zal het onderzoek ter zitting heropenen en direct schorsen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en/of de autoriteit die de voormelde garantie heeft uitgevaardigd, voor te leggen:
- Kunt u aangeven of beroep is ingesteld tegen de uitspraak van 13 februari 2025 van de Magistrate-Judge of the Instruction Court No. 2 of Marbella, waarin de terugkeer van de opgeëiste persoon [opgeëiste persoon] naar Nederland bij veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf wordt gegarandeerd en geautoriseerd?
- Indien dit het geval is, is hierover reeds geoordeeld in hoger beroep en, zo ja, wat was daarvan de uitkomst?
- Indien dit niet het geval is, is de verstrekte garantie en autorisatie daarmee onvoorwaardelijk en onherroepelijk geworden?

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in rubriek 5 vermelde vragen aan de Spaanse autoriteiten voor te leggen.
BEPAALTdat de zaak zo snel mogelijk, maar in ieder geval 14 dagen voor het verstrijken van de verlengde beslistermijn op 27 maart 2025, opnieuw op zitting wordt aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.