ECLI:NL:RBAMS:2025:1861

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
13-190431-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in een SkyECC zaak

Op 21 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdediging onderzoekswensen heeft ingediend met betrekking tot de SkyECC-zaak. De verdachte, geboren in 1983 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, wordt bijgestaan door advocaten mr. R.D.A. van Boom en mr. A.D. Kloosterman. Voorafgaand aan de pro forma zitting op 28 februari 2025 heeft de raadsman op 26 april 2024 onderzoekswensen ingediend, waarop het Openbaar Ministerie op 23 mei 2024 heeft gereageerd. De raadsman heeft zijn wensen gehandhaafd en aanvullende wensen ingediend op 17 februari 2025. Tijdens de zitting zijn de wensen besproken, waarbij de rechtbank onderscheid maakt tussen verzoeken met betrekking tot het zaaksdossier en verzoeken over de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de SkyECC-data.

De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging beoordeeld en in verschillende onderdelen afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de gevraagde gegevens niet noodzakelijk zijn voor de verdediging en dat de raadsman niet voldoende heeft onderbouwd waarom deze gegevens van belang zijn. De rechtbank heeft ook gewezen op eerdere uitspraken en de noodzaak voor de verdediging om concrete en feitelijke onderbouwing te geven voor hun verzoeken. De beslissing van de rechtbank is op 24 maart 2025 aan de raadsman medegedeeld en wordt aan het proces-verbaal van de zitting gehecht.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Onderzoek: Andrott
Parketnummer: 13/190431-22
Beslissing van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, op de onderzoekswensen van de verdediging in de zaak tegen verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Advocaten mr. R.D.A. van Boom en mr. A.D. Kloosterman.

1.Inleiding

Voorafgaand aan de pro forma/regiezitting van 28 februari 2025 (hierna: de zitting) heeft de raadsman van verdachte, mr. R.D.A. van Boom (hierna: de raadsman), op 26 april 2024 per e-mail onderzoekswensen ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft hier op 23 mei 2024 per e-mail op gereageerd. Na navraag of de raadsman zijn onderzoekswensen op de zitting wenste te handhaven – onder andere gelet op ontwikkelingen in de jurisprudentie – heeft de raadsman op 17 februari 2025 per e-mail laten weten dat de onderzoekswensen uit zijn brief van 26 april 2024 gehandhaafd worden en heeft hij aanvullende onderzoekswensen ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft hier op 28 februari 2025 per e-mail op gereageerd.
Daarnaast heeft de raadsman een aantal stukken overgelegd in zijn e-mails. Op 26 april 2024 heeft hij verwezen naar de ‘Appelschriftuur Delos’ en de ‘Notitie vertrouwensbeginsel’. Op 17 februari 2025 heeft hij naast zijn brief met nadere onderzoekswensen, verwezen naar drie documenten met betrekking tot het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis in de EncroChat- en SkyECC-zaak van verdachte [naam 3] bij het Gerechtshof Den Bosch: ‘samenvatting’, ‘motivering van de samenvatting’ en ‘onderbouwing van samenvatting’. Ten slotte heeft de raadsman op 26 februari 2025 nog een e-mail verstuurd met daarbij gevoegd de reactie van de advocaat-generaal op de stukken van de raadsman in de zaak [naam 3] en zijn pleitnota in laatstgenoemde zaak.
Op de zitting zijn de uit deze diverse stukken de volgende onderzoekswensen, waar niet al door het OM mee was ingestemd, besproken en toegelicht door de raadsman. Hij heeft ook toegelicht dat de ‘Delos-onderzoekswensen’ zijn komen te vervallen.

2.Onderzoekswensen van de verdediging

De rechtbank dient op de volgende zaaks-specifieke onderzoekswensen te beslissen, zoals geformuleerd in de brief van 26 april 2024 (nummering overeenkomstig deze brief), zakelijk weergegeven:
4. Alle providergegevens van alle individuele chats (over de gehele IP-tap periode van juni 2019 tot en met maart 2021) in relatie tot de IMEI-nummers die (volgens het openbaar ministerie) zijn gekoppeld aan de aan verdachte toegeschreven zeven (7) Sky-ID’s;
5. Alle APN-gegevens van alle individuele chats (over de gehele IP-tap periode van juni 2019 tot en met maart 2021) in relatie tot de IMEI-nummers die (volgens het openbaar ministerie) zijn gekoppeld aan de hiervoor genoemde zeven (7) Sky-ID’s;
6. Volledige historische gegevens (waaronder zendmastgegevens) van de ‘gewone’ telefoonnummers welke aan verdachte zijn toegeschreven (… [nummer 1] en … [nummer 2] );
7. Volledige ‘passagierslijsten’ van de navolgende vluchten:
a. [vluchtnummer 1] (zie p. A 0023) d.d. 15 juli 2020 (Amsterdam naar Spanje);
b. [vluchtnummer 2] (zie p. A 0023) d.d. 20 juli 2020 (Spanje naar Amsterdam);
c. [vluchtnummer 3] (zie p. A 0023) d.d. 13 augustus 2020 (Spanje naar Amsterdam);
d. [vluchtnummer 4] (zie p. A 0028) d.d. 9 december 2020 (Brussel naar Dubai);
e. [vluchtnummer 5] (zie p. A 0028) d.d. 20 januari 2021 (Dubai naar Brussel);
8. Volledige ‘passagierslijsten’ (met vermelding als hiervoor onder 7. bedoeld) van alle overige vluchten die zijn uitgevoerd op:
a. 15 juli 2020 van Nederland/België/Duitsland naar Spanje;
b. 20 juli 2020 van Spanje naar Nederland/België/Duitsland;
c. 13 augustus 2020 van Spanje naar Nederland/België/Duitsland;
d. 9 december 2020 van Nederland/België/Duitsland naar Dubai;
e. 20 januari 2021 van Dubai naar Nederland/België/Duitsland;
9. Proces-verbaal houdende vermelding van alle vliegmaatschappijen die in dit onderzoek desgevraagd hebben geweigerd gegevens vrij te geven (met vermelding welke gegevens dit betrof).
De rechtbank dient daarnaast op de volgende zaaks-overstijgende onderzoekswensen te beslissen, zoals geformuleerd in de brief van 17 februari 2025 (nummering overeenkomstig deze brief), zakelijk weergegeven:
A. Het horen van de getuigen:
[getuige 1] , (als (feitelijk) leider) betrokken bij het opsporingsonderzoek naar ‘Sky ECC’ aan Franse zijde;
[getuige 2] , feitelijk betrokken bij het opsporingsonderzoek naar ‘Sky ECC’ aan Belgische zijde;
[getuige 3] , officier van justitie en (formeel) leider van het opsporingsonderzoek naar ‘Sky ECC’ aan Nederlandse zijde;
[getuige 4] , als (verbaliserend) opsporingsambtenaar feitelijk betrokken bij het opsporingsonderzoek naar ‘Sky ECC’ aan Nederlandse zijde;
[getuige 5] , die vanuit Europol betrokken is geweest bij de operatie rondom ‘Sky ECC’ en
[getuige 6] , die vanuit Eurojust betrokken is geweest bij de operatie rondom ‘Sky ECC’;
B. Het verstrekt krijgen van de volgende documenten/stukken:
het Franse onderzoeksdossier, in het bijzonder terzake (de verantwoording van) de uitgeoefende opsporingsbevoegdheden, van het onderzoek ‘Sky ECC’;
het Nederlandse onderzoeksdossier, in het bijzonder terzake (de verantwoording van) de uitgeoefende opsporingsbevoegdheden, van het onderzoek ‘Sky ECC (onderzoeken Werl / Yucca / Argus);
(de verslaglegging van) de communicatie / uitgewisselde (proces)stukken tussen Nederland en Frankrijk, al dan niet in het kader van het gemeenschappelijke onderzoeksteam (hierna: JIT) en al dan niet via (gebruikmaking van het SIENA-systeem van) Europol;
de notificaties (in de zin van ‘Bijlage C’ uit Richtlijn 2014/41) vanuit Frankrijk, in het bijzonder voor zover gericht aan Nederland, terzake de ‘Sky ECC-hack’;
de volledige (ruwe) Sky ECC-(bron)dataset verkregen in het onderzoek ‘Sky ECC’, in het bijzonder de volledige (secundaire) dataset uit het onderhavige onderzoek / van alle Sky ECC-accounts die in dit onderzoek voorkomen;
C. het horen van alle (geïdentificeerde) tegenaccounts van de door het openbaar ministerie aan de verdachte toegeschreven SkyECC-accounts:
onder meer om (bij gebrek aan ander bewijs dan de onvolledige locatie-gegevens en chats) te toetsen
of het tenlastegelegde feit is begaan;
of de verdachte de (enige) gebruiker was van het (de) door het openbaar ministerie aan hem toegeschreven SkyECC-account(s);
of de verdachte (een andere dan) de aan hem tenlastegelegde rol heeft gehad;
etc..;
en hen (mede in voornoemd kader) te kunnen bevragen omtrent aard, inhoud en omvang van de ontbrekende SkyECC-chats en / of tijdstip- en / of locatiegegevens, eerst waarna kan worden beoordeeld of het ontbreken van de betreffende SkyECC-data met het horen van de betreffende tegenaccounts geacht mag worden in voldoende mate te zijn gecompenseerd.

3.Oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat de rechtbank toetst aan het verdedigingsbelang en daarbij geldt dat de door de verdediging verzochte informatie en getuigen van belang moeten zijn ter staving van de betwisting van het tenlastegelegde dan wel ter onderbouwing van de verweren van verdachte.
Bij de bespreking van de beslissingen maakt de rechtbank onderscheid tussen 1) verzoeken met betrekking tot de inhoud van het zaaksdossier en 2) verzoeken met betrekking tot “de rechtmatigheid en betrouwbaarheid (van de verkrijging, bewaring en verwerking) van de SkyECC-data”.
3.1.
Oordeel over onderzoekswensen 4 en 5 m.b.t. het zaaksdossier (providergegevens)
De raadsman heeft verzocht om alle providergegevens en APN-gegevens van alle individuele chats in relatie tot de IMEI-nummers die gekoppeld worden aan de zeven Sky-ID’s die aan verdachte worden toegeschreven, te verstrekken. De raadsman heeft toegelicht dat zijn verzoek niet alleen op de Nederlandse maar ook op de buitenlandse providergegevens ziet. Het Openbaar Ministerie heeft in reactie daarop uiteengezet dat alleen van de Nederlandse APN-data gebruik is gemaakt ten behoeve van de Sky-identificatie en dat die zijn verstrekt. Het Openbaar Ministerie ziet daarom het verdedigingsbelang bij de buitenlandse providergegevens niet.
De rechtbank volgt het standpunt van het Openbaar Ministerie. De gevraagde gegevens zijn door het Openbaar Ministerie niet (belastend) gebruikt in de koppeling van verdachte aan de zeven Sky-ID’s. De raadsman dient onder die omstandigheden concreet en feitelijk te onderbouwen waarom hij deze gegevens desalniettemin noodzakelijk acht voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelt vast dat de raadsman dit niet heeft gedaan. De rechtbank zal deze onderzoekswensen dan ook afwijzen.
3.2.
Oordeel over onderzoekswens 6 m.b.t. het zaaksdossier (ontbrekende historische gegevens)
De raadsman heeft ter terechtzitting toegelicht dat als de door hem verzochte historische gegevens van de gewone nummers die aan verdachte zijn toegeschreven, niet beschikbaar zijn, hij een verifieerbaar antwoord wil hebben op de vraag waarom deze gegevens niet (op tijd) zijn opgevraagd. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze onderzoekswens voldaan, nu de officier van justitie tijdens de zitting afdoende heeft uitgelegd waarom deze gegevens niet zijn opgevraagd. Die uitleg staat opgenomen in het proces-verbaal van de zitting.
3.3.
Oordeel over onderzoekswens 7 m.b.t. het zaaksdossier (passagierslijsten)
De raadsman heeft op 26 april 2024 inzage gevraagd in de volledige passagierslijsten van vijf specifieke vluchten waar verdachte volgens het Openbaar Ministerie gebruik van zou hebben gemaakt. Het Openbaar Ministerie heeft in haar reactie van 23 mei 2024 aangegeven dat zij de raadsman deze mogelijkheid zal bieden en dat daarvoor een afspraak op het politiebureau gemaakt zal moeten worden. Ter zitting heeft de raadsman aangegeven dat hij hier geen gebruik van heeft gemaakt, omdat dit aan zijn aandacht is ontsnapt. De raadsman heeft verzocht hem nu vier weken de tijd te geven om alsnog een afspraak te maken om de lijsten in te zien. Het Openbaar Ministerie heeft verzocht om deze onderzoekswens af te wijzen. Een collega uit het team van de verdediging heeft namens de verdediging al inzage gehad en dit heeft niet geleid tot onderzoekswensen. De raadsman heeft bovendien ruim de tijd gekregen om ook zelf nog een afspraak te maken om de lijsten ook zelf in te zien. Als deze onderzoekswens nu zou worden toegewezen, zou de raadsman weer nieuwe onderzoekswensen kunnen indienen naar aanleiding van het inzien van deze gegevens, terwijl dit de regiezitting is.
De rechtbank overweegt dat er in deze zaak een gezamenlijke verdediging wordt gevoerd en dat een andere advocaat namens de verdediging al inzage in de stukken heeft gekregen. De verdediging beschikt dus al over de informatie uit deze lijsten en heeft eerder op basis van deze informatie geen onderzoekswensen ingediend. Het Openbaar Ministerie heeft zich welwillend opgesteld door de raadsman de gelegenheid te bieden om ook nog zelf een afspraak op het politiebureau te maken om de lijsten in te zien. De raadsman heeft hier in de periode tussen mei 2024 en deze regiezitting geen gebruik van gemaakt. Gelet op de fase waarin de zaak zich nu bevindt, namelijk de regiezitting, is de rechtbank van oordeel dat bij deze stand van zaken de raadsman concreet had moeten onderbouwen waarom inzage van de lijsten door hemzelf moest gebeuren. Nu de raadsman dit niet heeft gedaan, zal de rechtbank deze onderzoekswens afwijzen.
3.4.
Oordeel over onderzoekswensen 8 en 9 m.b.t. het zaaksdossier (overige vluchtbewegingen)
De raadsman heeft op 26 april 2024 inzage gevraagd in de volledige passagierslijsten van alle overige vluchten op de vijf dagen waarop verdachte volgens het Openbaar Ministerie zou hebben gevlogen en verzocht om een proces-verbaal waarin alle vliegmaatschappijen vermeld worden die in dit onderzoek desgevraagd geweigerd hebben gegevens vrij te geven. De raadsman heeft toegelicht dat dit verzoek inhoudt dat hij niet alleen de gegevens wil ontvangen waarover het Openbaar Ministerie al beschikt maar dat het Openbaar Ministerie ook nader onderzoek moet verrichten als zij zelf niet beschikt over de gevraagde gegevens. Het Openbaar Ministerie heeft geantwoord dat indien er op de betreffende dagen nog andere vluchten zijn geweest, dit niet afdoet aan de koppeling van het Sky-account van verdachte aan de vermelde vluchten en dat die door de verdediging feitelijk ook niet worden betwist. De koppeling wordt bovendien door andere feiten en omstandigheden ondersteund.
De rechtbank overweegt dat het feit dat bepaalde vluchtdata niet beschikbaar zijn, niet maakt dat het bewijs dat er wel is, minder betrouwbaar is. Het Openbaar Ministerie trekt op basis van het beschikbare bewijs conclusies met betrekking tot verdachte. De verdediging heeft niet concreet betwist dat verdachte zich op de vijf betreffende vluchten bevond. De raadsman heeft dan ook niet onderbouwd ter staving van welke betwisting hij de gevraagde gegevens wil ontvangen. Hij heeft evenmin gemotiveerd ter onderbouwing van welk verweer hij de gegevens wil gebruiken. Uit wat hij heeft aangevoerd lijkt veeleer te volgen dat de raadsman op het oog heeft om op basis van alle vluchtbewegingen op de betreffende dagen en het ontbreken van informatie over andere vluchten op die dagen mogelijke alternatieve scenario’s aan te dragen. Dat komt echter neer op een ‘
fishing expedition’. De rechtbank wijst deze onderzoekswensen daarom af.
3.5.
Oordeel over de zaaks-overstijgende onderzoekswensen
De raadsman heeft naast bovenstaande onderzoekswensen ook zaaks-overstijgende onderzoekswensen ingediend. Deze onderzoekswensen zijn op één getuige na dezelfde als door de raadsman in de zaak [naam 1] zijn ingediend. De raadsman heeft desgevraagd gezegd dat die extra getuige niet leidt tot een andere onderbouwing. De rechtbank Amsterdam heeft op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in de zaak [naam 1] (ECLI:NL:RBAMS:2024:6031). De rechtbank heeft in de zaak [naam 1] in rechtsoverwegingen 4.3.1. tot en met 4.3.3. alle onderzoekswensen gemotiveerd afgewezen:
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
SkyECC is de naam van een bedrijf dat een versleutelde berichtendienst aanbood. Een SkyECC-toestel is een mobiele telefoon die voorgeprogrammeerd is en met een abonnement ter beschikking wordt gesteld. SkyECC bood meerdere modules voor de telefoons aan die functionaliteiten boden voor e-mail, instant chats, instant groepschats, notities, voicemail, beelden en berichten die automatisch worden vernietigd. De telefoons werden volledig anoniem en alleen tegen contante betaling of betaling via cryptovaluta verhandeld.
Op 30 oktober 2018 is in Nederland het titel V-onderzoek 13 Yucca gestart. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van meerdere lopende strafrechtelijke onderzoeken waaruit zou blijken dat personen, die deel uitmaakten van criminele samenwerkingsverbanden die zich bezig hielden met het beramen en plegen van zware criminaliteit, in de periode vanaf augustus 2015 gebruik maakten van de telefoons en software van SkyECC om versleuteld met elkaar te kunnen communiceren. Het onderzoek was erop gericht om de criminele samenwerkingsverbanden inzichtelijk te krijgen en zicht te verkrijgen op gepleegde en nog te plegen strafbare feiten.
Voorafgaand aan dit onderzoek hadden Nederlandse opsporingsambtenaren vastgesteld dat de servers van SkyECC zich in Frankrijk bevonden. Nederland was ermee bekend dat ook België voornemens was om een strafrechtelijk onderzoek naar de onderneming SkyECC te starten. Aangezien de servers van SkyECC zich bij hostingbedrijf [naam 2] in de Franse plaats [plaats] bevonden, hebben de Nederlandse en Belgische autoriteiten contact gezocht met Frankrijk en heeft op 9 oktober 2018 een verkennend overleg plaatsgevonden. Het doel van dit overleg was om toelichting te geven op de aanstaande Europese onderzoeksbevelen (hierna: EOB) van Nederland en België en helderheid te verkrijgen over de vraag of Frankrijk de onderzoeken zou kunnen verrichten.
Nederland heeft vervolgens op 6 december 2018 een EOB naar Frankrijk verzonden met het verzoek om een image te maken van de (SkyECC-) servers, zodat de technische inrichting van deze servers kon worden onderzocht met het oog op nader onderzoek, zoals het tappen en ontsleutelen van de via die servers gevoerde communicatie, en zodat inzicht kon worden verkregen in de organisatie van SkyECC. Verder is verzocht om informatie te verstrekken ten aanzien van historische en toekomstige klantgegevens van SkyECC, alsmede het verstrekken van technische gegevens van de server. Bij dit EOB zijn twee processen-verbaal gevoegd met daarin informatie over de locatie van de SkyECC infrastructuur en de kenmerken van de SkyECC applicatie. Voordat dit EOB werd verzonden, heeft de officier van justitie aan de rechter-commissaris een machtiging gevraagd om een vordering ex artikel 126ug, lid 2, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) te kunnen doen. De rechter-commissaris heeft die machtiging op 30 november 2018 verleend en toestemming gegeven voor het maken van een image, maar met de uitdrukkelijke restrictie dat de vergaarde informatie uitsluitend mocht worden aangewend voor het onderzoek naar de technische mogelijkheden voor het tappen en de ontsleuteling. De inhoud van de eventueel op de servers aan te treffen berichten mocht niet zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek. België heeft
eerder, op 21 november 2018, een soortgelijk EOB naar Frankrijk gezonden.
Frankrijk heeft uitvoering gegeven aan beide EOB's en heeft de architectuur van de servers geanalyseerd. Uit het onderzoek bleek dat er twee servers werden gehost bij [naam 2] , te weten een hoofdserver die rechtstreeks met het internet verbonden was en een back-upserver.
Naar aanleiding van dat onderzoek besloot de Franse officier van justitie bij de rechtbank van Lille op 13 februari 2019 een opsporingsonderzoek te openen naar SkyECC. Binnen dat onderzoek heeft de Franse officier van justitie toestemming gevraagd aan de Franse rechter om over te gaan tot interceptie, opname en transcriptie van de communicatie tussen de SkyECC servers, welke toestemming op 14 juni 2019 is verleend. Op 24 juni en 26 juni 2019 zijn IP-taps geplaatst op de twee servers. Nederland was daarbij niet aanwezig . Op 8 juli 2019 is Nederland hierover geïnformeerd en op 11 juli 2019 zijn de data van de IP-tap beschikbaar geworden voor Nederland. In het tweede EOB van Nederland aan Frankrijk van 16 juli 2019 staat dat Nederland heeft vernomen dat Frankrijk een tap heeft aangesloten en dataverkeer tussen de SkyECC servers aftapt en dat Nederland formeel het verzoek doet om die verkregen data te verstrekken aan Nederland.
Voorts blijkt uit een ‘bericht van overdracht' van 20 augustus 2019 dat de geïntercepteerde data door de rechter-commissaris van de rechtbank Lille uit eigen beweging op grond van artikel 26 van het Cybercrimeverdrag en artikel 7 van het Rechtshulpverdrag zijn overgedragen aan twee officieren van justitie van het parket Rotterdam. Daarbij is verzocht om de bevindingen naar aanleiding van de data weer terug te koppelen aan Frankrijk.
Op 1 november 2019 is in Nederland het opsporingsonderzoek 26Werl gestart, waarbij de verdenking was gericht jegens het bedrijf SkyECC. Op 13 december 2019 hebben Nederland, België en Frankrijk een JIT-overeenkomst gesloten. Onderzoek 26Werl maakte deel uit van het J1T. Vanaf dit moment zijn de door Frankrijk geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijke onderzoeksteam verstrekt en op die wijze gedeeld met Nederland en België.
De IP-tap data zijn geanalyseerd en verwerkt en tijdens de analyse is gebleken dat de getapte IP-communicatie versleutelde communicatie bevatte. Sommige informatie was niet versleuteld. Op 15 november 2019 is gebleken dat een deel van de groepsberichten mogelijk kon worden ontsleuteld en is bij wijze van test een eerste groepsbericht succesvol ontsleuteld. Nederlandse technici hebben binnen het J1T een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de SkyECC-servers zonder dat die offline zou gaan. Op 14 mei 2020 en 3 juni 2020 heeft Frankrijk die ontwikkelde techniek ingezet. Vervolgens heeft Nederland een zogenoemde ‘Man in the Middle-techniek’ (MITM-techniek) ontwikkeld, die het ontsleutelen van het berichtenverkeer mogelijk maakte. Deze techniek is op 18 december 2020 aangesloten en geactiveerd, nadat de Franse adviescommissie, die een oordeel moet vellen over apparatuur die inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en het briefgeheim, hiervoor een vergunning heeft verleend.
4.3.2
Overwegingen met betrekking tot onderzoekswensen A en B
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat de HR bij zijn beslissing van 13 juni 2023 is uitgegaan van een onvolledig feitencomplex. De advocaat-generaal heeft in haar conclusie onder punt 4.4 SkyECC de (…) feitelijke context uiteengezet (ECLI:NL:HR:2022:612). Uit hetgeen raadsman mr. Van Boom heeft aangevoerd, is niet gebleken dat hierbij van een onjuiste feitenvaststelling is uitgegaan.
Uit die feiten blijkt dat sprake is geweest van een onderzoek aan de SkyECC-servers in Frankrijk door de Franse opsporingsautoriteiten nadat een Franse rechter daartoe toestemming had verleend. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat voormeld onderzoek onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten heeft plaatsgevonden. De rechtbank ziet in wat de raadsman hierover heeft gesteld geen reden voor een andere conclusie. Dat de raadsman daar anders over denkt blijkt uit de onderzoekswensen die hij heeft ingediend, maar van concrete aanwijzingen voor de veronderstelling dat op een gegeven moment sprake is geweest van een verschuiving van de verantwoordelijkheid voor het onderzoek vanuit Frankrijk naar Nederland, is niet gebleken. Het feit dat de in Nederland ontwikkelde interceptietool in Frankrijk is ingezet bij het ontsleutelen van het berichtenverkeer van SkyECC leidt niet tot een andere oordeel. De rechtbank verwijst in dat verband naar de beschikking van de Hoge Raad van 22 april 2022. Hierin is onder meer overwogen dat het nationale recht van de lidstaat waar de opsporingsbevoegdheid wordt uitgeoefend leidend is. Het verlenen van (technische) bijstand vanuit de Nederlandse politie bij de uitoefening van een opsporingsbevoegdheid door de autoriteiten van een andere deelnemende lidstaat maakt dat niet anders, omdat bij het verlenen van dergelijke bijstand geen sprake is van het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden op Nederlands grondgebied of het in Nederland vergaren van stukken, voorwerpen of gegevens. Dat (sommige) toestellen van SkyECC en hun gebruikers zich ten tijde van de inzet van de opsporingsbevoegdheden in Frankrijk op Nederlands grondgebied bevonden, maakt dat volgens de Hoge Raad niet anders. Dat Frankrijk gegevens van gebruikers in Nederland heeft verkregen, is inherent aan de grensoverschrijdende diensten die door SkyECC werden aangeboden. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat het binnendringen in telefoons in
Nederland door Franse autoriteiten moet worden gezien als onderzoekshandelingen die (mede) onder verantwoordelijkheid van Nederland of op Nederlands grondgebied zijn uitgevoerd.
De rechtbank verwijst voorts naar het arrest van de Hoge Raad van 13 februari 2024 de Hoge Raad tot dezelfde overwegingen en afweging komt.
Het vorenstaande betekent dat, als SkyECC-toestellen inderdaad zijn gehackt op een moment dat die toestellen in Nederland waren, die hacks het gevolg zijn van het inzetten van de interceptie- en ontsluitingstools in Frankrijk door de Franse autoriteiten op basis van Frans recht. Door de verdediging zijn geen concrete aanwijzingen aangedragen voor de stelling dat de Nederlandse bijdrage hieraan verder ging dan het ontwikkelen, bouwen en leveren van de interceptie- en ontsluitingtools. Daarmee bestaat de Nederlandse bijdrage uit technische ondersteuning, hetgeen - hoe omvangrijk ook - onvoldoende is om de verantwoordelijkheid, en daarmee de rechtsmacht naar Nederland te doen verschuiven.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing van 13 juni 2023 overwogen dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel ertoe leidt dat de beslissingen van buitenlandse autoriteiten die aan in het buitenland verricht onderzoek ten grondslag liggen, door de rechter in de Nederlandse strafzaak moeten worden gerespecteerd, dat ervan wordt uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht en dat dit uitsluitend anders is als in het betreffende land onherroepelijk is komen vast te staan dat het betreffende onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende regels is verricht. Het interstatelijke vertrouwensbeginsel brengt voorts met zich mee dat de rechter in de Nederlandse strafzaak tot uitgangspunt neemt dat het onderzoek, dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de resultaten daarvan betrouwbaar zijn en dat hij alleen is gehouden de betrouwbaarheid van de resultaten te onderzoeken als er concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan.
Nu niet is gebleken dat in Frankrijk (onherroepelijk) is komen vast te staan dat het Franse onderzoek niet overeenkomstig de daarvoor geldende regels is verricht, noch blijkt van concrete aanwijzingen voor de onbetrouwbaarheid van de resultaten van dat onderzoek, dient het ervoor te worden gehouden dat de onderzoeksresultaten rechtmatig zijn verkregen en betrouwbaar zijn. De onderzoekswensen A en B worden dan ook afgewezen. Deze onderzoekswensen zijn immers ingegeven door de wens de rechtmatigheid van de verkrijging en de verwerking van de SkyECC-data en de betrouwbaarheid daarvan te onderzoeken.
4.3.3
Overwegingen niet betrekking tot onderzoekswens C
De rechtbank wijst deze onderzoekswens af, reeds vanwege het feit dat deze onderzoekswens zeer ruim en onvoldoende concreet is geformuleerd. Zo heeft de raadsman niet aangegeven welke Sky-accounts hij als getuige wil horen.
De rechtbank sluit hierbij aan en maakt deze overwegingen tot de hare.
De rechtbank ziet in de door de raadsman verstrekte stukken uit procedures die sindsdien zijn gevoerd geen aanleiding om anders te beslissen. Dat zijn stukken uit latere procedures dan de [naam 1] -zaak, maar de argumenten waar de verdediging desgevraagd naar heeft verwezen komen erop neer dat de verdediging het niet eens is met de eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 2 juli 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:1105) over de vraag of de Richtlijn 2014/41 van toepassing is. Die Haagse uitspraak heeft de rechtbank Amsterdam in de zaak [naam 1] niet ten grondslag gelegd aan haar beslissing op de onderzoekswensen. De raadsman heeft dat wel betoogd, maar uit de hiervoor geciteerde passage blijkt dat dat niet het geval is. Alleen daarom al hoeven de argumenten tegen die Haagse uitspraak niet te worden besproken. Bovendien heeft de rechtbank te beslissen op concrete onderzoekswensen. Noch uit die aanvullende stukken, noch uit hetgeen de raadsman desgevraagd ter terechtzitting daarover heeft aangevoerd, blijkt waarom de toewijzing van deze concrete onderzoekswensen noodzakelijk is ter onderbouwing van zijn rechtmatigheidsverweren. De rechtbank zal deze onderzoekswensen dan ook afwijzen omdat de ingediende stukken zonder nadere onderbouwing ook niet kunnen dienen als motivering voor de eerder ingediende onderzoekswensen.

4.Beslissing

Op basis van het voorgaande wijst de rechtbank de door de raadsman ingediende onderzoekswensen af.
Deze beslissing is op 24 maart 2025 per e-mail aan de raadsman medegedeeld. Deze schriftelijke weergave daarvan wordt aan het proces-verbaal van de zitting van 28 februari 2025 gehecht.
Deze beslissing is op 21 maart 2025 genomen door
mr. C. Bruil, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.K. Verbruggen, griffier.