ECLI:NL:RBAMS:2025:1880

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
13/397243-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening en schorsing van de zaak in verband met Poolse detentieomstandigheden en Europees aanhoudingsbevel

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regional Court in Wrocław, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1992 in Polen, die wordt verdacht van oplichting en poging tot oplichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 6 maart 2025 behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. A. Keulers, aanwezig was. De opgeëiste persoon was ook aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak over de overlevering met dertig dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander, maar heeft ook geconstateerd dat er een reëel gevaar bestaat voor schending van zijn grondrechten vanwege de detentieomstandigheden in Polen. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden en een termijn van dertig dagen vastgesteld voor het verkrijgen van aanvullende informatie over de detentieomstandigheden. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 18 april 2025 of uiterlijk 10 dagen daarna.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/397243-24
Datum uitspraak: 20 maart 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 23 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 augustus 2024 door
the Regional Court in Wrocław, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortdag] 1992 te [geboorteplaats] (Polen),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot voorlopige hechtenis, uitgevaardigd door de
District
Court for Wrocław-Śródmieście(Polen) op 8 januari 2024 (referentie: II 2 Kp 916/23).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
oplichting;
poging tot oplichting.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

5.1
Gelijkstelling
Stanpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de dreigende schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering aan de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
De eerste voorwaarde
Uit een brief van 14 januari 2025 van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) blijkt dat de opgeëiste persoon sinds 6 oktober 2023 is geregistreerd als duurzaam verblijvend EU-burger. Het oorspronkelijk verblijfsrecht gaat, blijkens deze brief, terug tot 12 april 2018. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat voldaan is aan de eerste voorwaarde voor gelijkstelling met een Nederlander.
De tweede voorwaarde
Het antwoord op de vraag over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel, beoordeelt de rechtbank aan de hand van informatie van de IND. Uit de brief van de IND van 14 januari 2025 volgt dat dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht niet zal verliezen. Ook aan deze voorwaarde is voldaan.
5.2
Garantie
De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Deputy Circuit Prosecutor in Wrocławheeft op 28 januari 2025 de volgende garantie gegeven:
“In reply to your letter of 14 January 2025, sent by e-mail, regarding the European Arrest Warrant issued by the Regional Court in Wrocław, court file number Ill Kop 157/24 of 31 July 2024, for [opgeëiste persoon] , born on [geboortdag] 1992 in [geboorteplaats] , his detention in Holland and handover of the above­named to Poland, I would like to inform you that in accordance with art. 607j of the Code of Penal Procedure
§ 1. If a state where the European Arrest Warrant is fulfilled has handed the wanted person over under the condition that the prison sentence or another sentence consisting in the deprivation of freedom will take place in this state, the enforcement procedure is not initiated.
§ 2. In the case mentioned in §1 the court competent to examine the case, immediately upon validation of the decision, issues a decision about handing the accused over to this EU member state in order to enforce the awarded punishment or another measure consisting in the deprivation of freedom. The copy of decision with copy of enforced decision shall be provided to the competent judicial body of the state of order fulfilment.
De raadsman heeft aangevoerd dat bovengenoemde brief niet kan worden aangemerkt als terugkeergarantie, maar slechts een aanwijzing is dat Polen een besluit zal nemen. Gelet daarop kan de overlevering worden geweigerd.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voornoemde garantie voldoende is. De rechtbank verwijst in dit kader naar haar uitspraak van 13 juni 2024 [4] in een andere Poolse overleveringszaak met een soortgelijke terugkeergarantie, waarin zij – kort gezegd – heeft geoordeeld dat gelet op de concrete bewoordingen van de verkregen terugkeergarantie in combinatie met het vertrouwensbeginsel geen aanleiding is om aan de onvoorwaardelijkheid van de afgeven garantie te twijfelen.

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]

7.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank heeft eerder geoordeeld [7] dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
De officier van justitie heeft op 27 december 2024 de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld over de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in het
remand regimein Polen:
A.
In which remand prison will [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
B.
Could you confirm that the information attached to this e-mail (Annex II and Annex III) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable to [opgeëiste persoon] ?
C.
The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, paragraphs 75-76), can it be guaranteed that the personal space available to [opgeëiste persoon] in a multi-occupancy cell in the remand prison as meant in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell?
D.
If [opgeëiste persoon] chooses to participate in all activities offered to him in the remand prison as meant in question A, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
E.
How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 9 januari 2025 de geformuleerde vragen, voor zover relevant, als volgt beantwoord:
“In reply to your letter sent by e-mail on 7 October 2024 regarding the European Arrest Warrant of the Regional Court in Wrodaw, court file No. Ill Kop 157 /24, of 31 July 2024, issued for [opgeëiste persoon] , born on [geboortdag] 1992 in [geboorteplaats] and his detention in Holland and handover of the above­mentioned person to Poland I confirm that the information provided to you in another case by the Circuit Prosecutor's Office in Poznan, in writes of 17 July 2024 and 27 August 2024, also applies to the case regarding tukasz In addition, I would like to kindly reply to your further questions as follows:
During their stay in the Detention Centre in Wrocław the temporarily detained may participate in cultural and educational classes and religious services. In addition, within the living quarters they may participate in day-room classes and use a library
In addition to classes described in item 1 the detainees of the Detention Centre in Wrocław may go for a walk once a day and a bath twice a week. The other time that the detainees spend outside their cells depends on numerous individualised factors. These include for example participation in classes organised outside the cell mentioned in item 1. Thus "strict" determination of the number of hours the temporarily detained spend outside their cell is not possible since this is a highly individualised matter.
(…)
The detainees pursuant to the provisions of the executive penal code are held in cells where the surface area for one detainee is at least 3 square meters. Thus, in accordance with applicable regulations in this respect, the detainees are guaranteed the surface area of the cell (excluding sanitary equipment) of not less than 3 square meters.
The penitentiary unit in which the detainee will be held upon his handover to Poland depends on the means of transport that will be used to bring him from the Netherlands. If the handover takes place by air, he will be initially detained in one of the detention centres in Warsaw. Then the competent body (prosecutor conducting or supervising the preparatory proceedings or upon indictment - the court before which the case in which the temporary detention took place is pending) shall recommend transportation to the penitentiary unit resulting from the agreed regionalisation of detention.
As it was stated at the beginning the information provided to you in another case by the Circuit Prosecutor's Office in Pozńan, in writs of 17 July 2024 and 27 August 2024, applies also to the case regarding [opgeëiste persoon] . I also advise that in the Detention Centre in Wrocław pursuant to the provisions of the executive penal code appropriate ways of spending free time are organised for the detainees. For this purpose cultural and education classes, physical education and sport activities are organised and the social activity of the detainees is stimulated. Also, the unit offers book and press rental for the convicts and creates possibilities to use audiovisual devices in day-rooms or cells. Pursuant to the applicable internal arrangements of the unit the cultural-educational activities are completed according to the approved plans between 8.00 and 17.30, taking into account the activities provided for in the arrangements. The radio broadcasting systems broadcasts radio programmes from 7.30 to 21.00, books from the library are delivered to living quarters, twice a month, as per schedule, from 9.30 to 14.30. The cultural-educational classes are completed in day­rooms within the living quarters, on average 2-3 times per week depending on the isolation group and last approx. 1.5 hours. The day-rooms in the Detention Centre in Wrodaw are equipped with tennis tables, table football and TV sets. The unit organises competitions in which all detained may participate and there is a chess club.
Pursuant to the provisions of the executive penal code the detainees are entitled to daily one-hour walks and twice a week to a bath in a bathhouse as per the bath schedule.
Pursuant to the executive penal code the detainee may be awarded a visit upon the decree on consent to visits issued by the body at whose disposal the detainee remains. The detainee is entitled to at least one visit with the next of kin once a month. The visits for the detainees in the Detention Centre in Wrodaw, in accordance with the applicable internal arrangements, are organised on Tuesdays, Wednesdays, Thursdays and Sundays or specified statutory days off. In the internal arrangements of the Detention Centre in Wrodaw it was established that the detainee is entitled to use the payphone at least twice a week from 8.00 to 12.00 and from 15.00 to 17.00.
The person detained in the penitentiary unit is allocated a single or collective cell. The surface area of the cell allocated to each of the persons therein is at least 3 square meters. The cells are equipped with respective living equipment ensuring a place to sleep, appropriate hygienic equipment, sufficient air and temperature appropriate for the season, as per standards for the living quarters, as well as lighting for reading and working. The surface area of the cell does not include the window recess and heater recess as well as area outside internal bars and sectioned off sanitary devices.
The time that the detainees spend outside their cell depends on numerous individualised factors. These include for example participation in cultural-education and sport activities organised outside the cell, clubs, talks with the psychologist and tutor, use of payphone, intensity of contacts with next of kin during visits and participation in procedural activities. Thus it is not possible to determine a set number of hours that the detainee spends outside the cell, in particular taking into account the fact that the detainee has no obligation to participate in any available activities, the participation is voluntary and depends on the detainee.
(…)”
De raadsman heeft ten aanzien van artikel 11 OLW aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd (
de rechtbank begrijpt: dient geen gevolg te worden gegeven aan het EAB), omdat voor de opgeëiste persoon een gevaar bestaat dat zijn grondrechten worden geschonden na overlevering gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen. De aanvullende informatie van 9 januari 2025 geeft geen antwoord op de vragen hoeveel uren de opgeëiste persoon buiten zijn cel kan doorbrengen en of in een meermanscel, voor een voorlopig gedetineerde, minimaal 4m2 persoonlijke celruimte beschikbaar is of tenminste een oppervlak tussen de 3 en 4 m2.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van 9 januari 2025 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon ten minste 3m2 persoonlijke celruimte (exclusief sanitair) zal krijgen. De rechtbank kan uit de aanvullende informatie echter niet opmaken hoeveel uur de opgeëiste persoon ten minste per dag buiten zijn cel zou kunnen verblijven, omdat dit niet concreet wordt gemaakt. Er wordt slechts gegarandeerd dat de opgeëiste persoon één uur per dag buiten zijn cel mag wandelen. Hoewel er daarnaast een opsomming van activiteiten wordt gegeven waaraan gedetineerden kunnen deelnemen, is er geen antwoord gegeven op de vraag naar het concrete aantal uren per dag dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk buiten zijn cel zal kunnen verblijven. De rechtbank constateert dat in elk geval niet gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon ten minste twee uur per dag buiten zijn cel zal kunnen verblijven. Zij refereert hiervoor naar de volgende passage uit de aanvullende informatie van 9 januari 2025: “
Thus "strict" determination of the number of hours the temporarily detained spend outside their cell is not possible since this is a highly individualised matter.”
Deze stand van zaken leidt tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon het vastgestelde reële gevaar van schending van zijn grondrechten wegens de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regimeniet is weggenomen. De rechtbank stelt vast dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan.
Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW moet de rechtbank, indien zij een individueel reëel gevaar vaststelt, de beslissing over de overlevering aanhouden, tenzij evident is dat dit gevaar niet binnen een redelijke termijn zal worden weggenomen als gevolg van een wijziging van de omstandigheden. Deze uitzondering doet zich niet voor. Indien de uitvaardigende justitiële autoriteit alsnog gegevens verstrekt op basis waarvan de rechtbank tot de conclusie komt dat de opgeëiste persoon tenminste twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven, zal sprake zijn van een dergelijke wijziging van omstandigheden.
Daarom houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, aan en stelt zij daarbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn vast van dertig dagen. De voortzetting van de zaak zal worden ingepland op het einde van deze termijn (op 18 april 2025) of uiterlijk 10 dagen daarna, zodat nagegaan kan worden of binnen die redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal aan het EAB ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg worden gegeven.

8.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw moet worden ingepland op een zitting op
18 april 2025 of uiterlijk 10 dagen daarna.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met zestig dagen, omdat zij die
verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met zestig dagen onder gelijktijdige schorsing van de overleveringsdetentie.
BEVEELTde
oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsmantegen nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde
oproeping van een tolk voor de Poolsetaal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mr. E. de Rooij en mr. D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 13 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3586, r.o. 5.2.
5.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
6.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).
7.Rb. Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311.