ECLI:NL:RBAMS:2025:1951

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13-372073-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in vervolgings-EAB uit Italië met betrekking tot moord, doodslag, zware mishandeling, racketeering, afpersing en opzettelijke brandstichting

Op 27 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Italië was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon wordt verdacht van ernstige strafbare feiten, waaronder moord, doodslag, zware mishandeling, racketeering, afpersing en opzettelijke brandstichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in Italië. De rechtbank heeft daarbij vragen geformuleerd die aan de Italiaanse autoriteiten moeten worden voorgelegd. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en de rechtbank heeft vastgesteld dat zijn overlevering kan worden toegestaan, mits er garanties zijn dat hij zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak over de overlevering met dertig dagen verlengd en het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst. De zaak zal opnieuw worden behandeld uiterlijk veertien dagen voor 8 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-372073-24
Datum uitspraak: 27 maart 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 16 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 november 2024 door het
Tribunale di Milano, Giudice per le Indagini Preliminariin Italië, welk EAB is aangepast bij EAB van 17 januari 2025 van
the Court of Milanin Italië, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting op 20 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 februari 2025, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat in Amersfoort.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 13 maart 2025 om 14:00 uur om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de hand van door de rechtbank geformuleerde vragen nadere informatie over de detentieomstandigheden te verkrijgen van de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd [2] .
De rechtbank heeft ook de gevangenhouding bevolen.
Vervolgens heeft de rechtbank de beslistermijn nog een keer met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met dertig dagen. [3]
Zitting op 13 maart 2025.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 13 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
order for pre-trial detention issued by the court of Milan on 11.11.2024 (NO. 15177/24 R.G. GIP)
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Italiaans recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
-
moord en doodslag, zware mishandeling;
-
racketeering en afpersing;
-
opzettelijke brandstichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Rechter voor vooronderzoeken bij de Rechtbank Milaan heeft bij e-mail van 21 januari 2025 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, lid 3, van het Kaderbesluit betreffende het Europee aanhoudingsbevel stemt deze uitvaardigende rechterlijke autoriteit in met uw verzoek betreffend de mogelijkheid dat [opgeëiste persoon] , indien een definitieve veroordeling tegen hem word uitgesproken, zijn straf in Nederland mag uitzitten.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: Italiaanse detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank verwijst naar het proces verbaal van 20 februari 2025 en de daarin geformuleerde vragen omtrent de Italiaanse detentieomstandigheden en naar haar uitspraak, in een andere zaak, van 14 januari 2025 (ECLI:NL:RBAMS:2025:224), in het bijzonder naar hetgeen de rechtbank in die uitspraak onder de punten 7.1 (
Inleiding) en 7.4 (
Oordeel van de rechtbank) heeft overwogen.
Uit het dossier volgt dat het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) de door de rechtbank geformuleerde vragen heeft voorgelegd aan de
Liaison Officerin Italië met de vraag één en ander voor te leggen aan de Italiaanse autoriteiten. Deze vragen luiden als volgt:
1. Are, in light of the Antigone report of October 2024, the guarantees given in the letters of 2 and 4 March 2020 still current, in the sense that wanted persons are still guaranteed a personal space of at least 3 m2 (excluding sanitary facilities) after surrender to Italy?
2. If, in general terms, the answer to question 1 can no longer be affirmative:
a. Are wanted persons who are surrendered to Italy still (first) detained in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex?
If so, for which period will the wanted person in all probability be detained there and how much individual cell space will be available to him there (excluding sanitary facilities)?
b. If the wanted person will be staying in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex for a prolonged period of time and will have less than 3m2 of personal space there, can you please provide on the relevant factors mentioned in Muršić v. Croatia (ECtHR (Grand Chamber), 20 October 2016, 7334/13 § 138), namely ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cel activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić v. Croatia, § 135)?
c. If the detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex is only for a short period of time: where will the wanted person be detained after his detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex and how much individual cell space will be available to him there (excluding sanitary facilities)?
d. If the wanted person will have less than 3 m2 of personal space after his detention in the penitentiary institution of Rome-Rebbibia-New Complex, can you provide information on the relevant factors mentioned in Muršić v. Croatia (ECtHR (Grand Chamber), 20 October 2016, 7334/13 § 138), namely ‘time and extent of restriction [of personal space]; freedom of movement and adequacy of out-of-cel activities; and general appropriateness of the detention facility’ (Muršić v. Croatia, § 135)?
De Directeur-Generaal van het Italiaanse Ministerie van Justitie, Departement van het Penitentiair Bestuur, heeft op 11 februari 2025 als volgt geantwoord:
BETREFT: Procedure betreffende Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland. Verzoek om garanties betreffende gevangenisomstandigheden.
1. Refererend aan het op 11 februari jl. door dit directoraat-generaal ontvangen verzoek betreffende de procedure inzake het Europees aanhoudingsbevel tussen Italië en Nederland, en naar aanleiding van de aan dit directoraat-generaal toegezonden GDAP-nota 72319 van 2 maart 2020, heb ik de eer u het volgende onder uw aandacht te brengen.
2. In het bijzonder met betrekking tot de eerste plaats van toewijzing, wordt gespecificeerd dat de identificatie ervan gebonden is aan de luchtroute die gebruikt wordt voor de overdracht, die besloten en doorgegeven wordt door de Dienst voor Internationale Politiesamenwerking ­ Interpol - Sirene in Rome. Als de luchthaven van bestemming een van de terminals in de stad Rome is, wordt de gedetineerde voorlopig toegewezen aan een instituut in het district Lazio, over het algemeen geïdentificeerd, zoals reeds vermeld, in het Rebibbia nieuwe Complex. In de dagen direct volgend op de binnenkomst in Italië (de duur van het verblijf in de penitentiaire inrichting van eerste toewijzing hangt af van de beschikbaarheid van de personele middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de overplaatsing), wordt de gedetineerde begeleid naar de penitentiaire inrichting van het district waar de vervolgende justitiële autoriteit is gevestigd en blijft daar ter beschikking van deze autoriteit.
Als de luchthaven van bestemming daarentegen één van de luchthavens in Milaan is, wordt de gedetineerde toegewezen aan een penitentiaire inrichting in het district Lombardije, die over het algemeen, maar niet noodzakelijkerwijs, voor gedaagden wordt aangeduid als de [detentieadres] .
Dit instituut werd, samen met 15 andere Italiaanse gevangenissen, door uw directoraat-generaal in nota DAG26/02/2020.0038423. U., aangemerkt als een inrichting die volgens het Hof van Amsterdam geen adequate leefomstandigheden kan garanderen.
3. In dit verband moet worden opgemerkt dat, zowel met betrekking tot de [detentieadres] , als met betrekking tot de 15 genoemde locaties, net als voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerde mag worden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter. In feite zijn de inrichtingen op het nationale grondgebied in staat om een beschikbaarheid voor elke gedetineerde te garanderen van niet minder dan drie vierkante meter per persoon, waaronder het, dankzij het gebruik van toepassingen die een dagelijkse controle van de beschikbaarheid van detentieplaatsen mogelijk maken, niet is toegestaan te vertrekken.
Deze omstandigheid, in combinatie met de openstelling van de kamers voor een periode van niet minder dan 8 uur per dag (behalve voor mogelijke redenen van orde en veiligheid en, in dit geval, dus, binnen de grenzen die worden bepaald door Artikel 10 van het P.O.), en de aanwezigheid van alle andere reeds verzekerde voorwaarden (zoals toegang tot toiletten, buitenlucht gedurende 4 uur per dag, evenals toegang tot gezondheidszorg, en de aanwezigheid van verwarming), garandeert dat de aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.
4. We blijven tot uw beschikking voor elke verdere verduidelijking die u wenst.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank omdat de opgeëiste persoon zo snel mogelijk naar Italië wil. Hij heeft er ook belang bij dat hij zo snel mogelijk naar Italië kan om te verklaren over de strafbare feiten waarvan hij beschuldigd wordt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie leest de aanvullende informatie aldus dat de eerdere garanties worden bevestigd. Er is voor elke gedetineerde drie vierkante meter persoonlijke celruimte gegarandeerd. Ook blijkt uit de informatie dat gedetineerden acht uur per dag buiten hun cel kunnen verblijven, waarvan vier uur buiten in de open lucht. Artikel 11 OLW staat niet aan overlevering in de weg.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie van 11 februari 2025 onvoldoende is om het eerder vastgestelde algemene gevaar (in 10 Italiaanse instellingen) weg te nemen. In het licht van de zorgwekkende gegevens waarover de rechtbank beschikt ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië, geeft de aanvullende informatie van 11 februari 2025 bovendien aanleiding tot het stellen van nadere vragen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De aanvullende informatie is niet afkomstig van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, noch door die autoriteit goedgekeurd. In die situatie dient de uitvoerende rechterlijke autoriteit de geboden zekerheid te toetsen aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover de uitvoerende rechterlijke autoriteit beschikt. [5] De rechtbank merkt in dit kader op dat ook als de verstrekte garantie wel afkomstig is van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, de uitvoerende rechterlijke autoriteit rekening moet houden met “enig nauwkeurig gegeven dat erop wijst dat de detentieomstandigheden in een bepaalde gevangenis strijdig zijn met artikel 4 van het Handvest”. [6]
De zorgwekkende bevindingen van Antigone zoals weergegeven in het in oktober 2024 gepubliceerde rapport
Italian Prisons Burst [7] (waarvan delen zijn geciteerd in de eerder aangehaalde uitspraak van 14 januari 2025 [8] ) vinden steun en deels bevestiging in gegevens van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) met betrekking tot
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Het CPT vermeldde hierover op 31 oktober 2024 onder meer het volgende:
In recent months, the Italian prison system has been confronted with serious challenges to its proper functioning, caused notably by the steady increase in prison overcrowding and its detrimental effects on living conditions, the provision of regime, violence and relations with staff. The spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024 is an extreme symptom of the crisis. [9]
Naast deze zorgwekkende gegevens, weegt de rechtbank bij haar beoordeling ook mee dat in de verstrekte aanvullende informatie van het Ministerie van Justitie van 11 februari 2025 onder meer wordt meegedeeld dat (onderstreping rechtbank):
“voor alle penitentiaire inrichtingen op het nationale grondgebied, de detentieomstandigheden momenteel in overeenstemming zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en dat derhalve geen enkele gedetineerdemagworden gehuisvest in slaapruimten met een ruimte van minder dan 3 vierkante meter.
(…)
Deze omstandigheid (…), garandeert datde aangeboden detentievoorwaarden in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving.”
De verstrekte informatie lijkt aldus (mede) gericht op de boodschap dat de regelgeving ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden (zoals bepaald door onder andere het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). Dat de regelgeving hier aan voldoet en dat gedetineerden bijvoorbeeld – kort gezegd – niet geplaatst
mogenworden in een ruimte van minder dan 3 vierkante meter, sluit niet zonder meer uit dat in de praktijk toch het gevaar bestaat dat niet kan worden voldaan aan die voorwaarden. Nu de hiervoor geschetste recente gegevens van Antigone en het CPT duiden op serieuze problemen als gevolg van een groeiende overbevolking, wenst de rechtbank daarom antwoord op de volgende vragen:
1. De rechtbank heeft acht geslagen op een zorgwekkend rapport van Antigone (
Italian Prisons Burst [10] )gepubliceerd in oktober 2024 dat steun en deels bevestiging vindt in gegevens van het CPT met betrekking tot
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Gelden de geconstateerde problemen die voortkomen uit een groeiende overbevolking (te weten negatieve gevolgen voor
living conditions, the provision of regime, violence and relations with staffmet als extreem symptoom van deze crisis een
spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024)voor bepaalde detentie-instellingen of voor alle instellingen in Italië? In hoeverre zijn de hiervoor benoemde problemen actueel? De rechtbank verneemt graag welke maatregelen in dat kader zijn genomen sinds eind oktober 2024.
2. Voor het geval de geconstateerde problemen nog wel actueel zijn voor bepaalde instellingen: om welke instellingen gaat het? Kan gegarandeerd worden dat de opgeëiste persoon niet in een detentie-instelling wordt geplaatst waar deze problematiek speelt? Kan dit in algemenere zin worden gegarandeerd voor opgeëiste personen die door Nederland worden overgeleverd?

7.Beslissing

HEROPENT en SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder punt 6 geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ter beantwoording voor te leggen.
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met
dertig dagen (tot 8 mei 2025), onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak
uiterlijk veertien dagen voor 8 mei 2025(in verband met het verstrijken van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. Westerman en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten en G. Riedijk, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22, vijfde lid, OLW en artikel 27, derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.HvJ EU 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589 (Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandigheden in Hongarije)), punt 114.
6.Generalstaatsanwaltschaft Bremen (Detentieomstandigheden in Hongarije), punt 112.
7.https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf
9.https://www.coe.int/en/web/cpt/-/council-of-europe-anti-torture-committee-cpt-hold-high-level-talks-on-prison-reform-in-italy.
10.https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf