ECLI:NL:RBAMS:2025:1979

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
13/403187-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot verdedigingsrechten en detentieomstandigheden in Polen

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Zamościu in Polen. De zaak is behandeld in het kader van de Overleveringswet (OLW) en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en momenteel in Nederland gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak heeft verlengd en het onderzoek ter zitting heeft geschorst om antwoorden van de Poolse autoriteiten af te wachten over de verdedigingsrechten en detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel er structurele gebreken in de Poolse rechtsorde zijn, er geen individueel reëel gevaar is aangetoond dat de rechten van de opgeëiste persoon in gevaar komen. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/403187-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 18 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 20 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 november 2024 door de
Sąd Okręgowy w Zamościu [(District Court of Zamość] the second Criminal Division], Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 13 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal. De raadsman heeft geen inhoudelijke verweren gevoerd.
Het EAB in deze zaak (EAB II) is gelijktijdig behandeld met het EAB in de zaak met parketnummer 13/403220-24 (EAB I).
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
Tussenuitspraak 27 februari 2025
De rechtbank heeft op 27 februari 2025 [3] een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek ter
zitting is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om het antwoord van de Poolse autoriteiten af te wachten op de vragen die zijn gesteld in EAB I, zodat gelijktijdig uitspraak in beide zaken kan worden gedaan.
Zitting 12 maart 2025
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 12 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft,
officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. N.M. van Boekel, advocaat te Amsterdam, die waarneemt voor mr. L.J.H. Kortz, en door een tolk in de Poolse taal.
Het EAB in deze zaak is wederom gelijktijdig behandeld met EAB I.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 27 februari 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW, de dubbele strafbaarheid, en artikel 11 OLW voor wat betreft de detentieomstandigheden. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. Het onderzoek is bij tussenuitspraak enkel aangehouden om de zaak gelijktijdig te kunnen afdoen met de overleveringszaak van de opgeëiste persoon met parketnummer 13/403220-24 (EAB I).

4.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 184 Wetboek van Strafrecht, 9, 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en
7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy w Zamościu [(District Court of Zamość] the second Criminal Division], Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (