ECLI:NL:RBAMS:2025:2188

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
11148538 \ CV EXPL 24-6871
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wegens onvoldoende bewijs van informatieplichten bij koop op afstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen CAPACCS INVEST II B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, vertegenwoordigd door ACCS Incasso, vorderde een uitspraak op basis van een overeenkomst die zou zijn gesloten tussen de gedaagde als consument en een handelaar, After 10 B.V., voor de aankoop van goederen via een webwinkel in 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de handelaar heeft voldaan aan de informatieplichten die voortvloeien uit het consumentenrecht. De rechtbank merkte op dat de overgelegde schermafdrukken van het bestelproces niet representatief waren voor het moment van de overeenkomst, omdat deze informatie uit 2023 bevatte, terwijl de overeenkomst in 2022 was gesloten. Hierdoor was het niet mogelijk om te toetsen of de informatieplichten waren nageleefd. De rechtbank concludeerde dat de eisende partij niet aan haar stelplicht had voldaan, wat leidde tot de afwijzing van de vordering. Tevens werd de eisende partij veroordeeld in de proceskosten, die op nihil zijn begroot, omdat de gedaagde partij niet was verschenen. De uitspraak benadrukt het belang van het correct en volledig verstrekken van informatie in consumentenzaken, vooral door partijen die regelmatig procederen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11148538 \ CV EXPL 24-6871
Vonnis van 6 maart 2025
in de zaak van
CAPACCS INVEST II B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
gemachtigde: ACCS Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag ligt is gesloten tussen een handelaar en gedaagde partij als consument. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. Onder meer moet worden getoetst of de handelaar de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd.
2.2.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat gedaagde partij in 2022 online goederen heeft gekocht bij After 10 B.V. via de website [website] (hierna: de webwinkel).
2.3.
Het gaat om een overeenkomst op afstand. In dat geval moet gemotiveerd worden gesteld dat de webwinkel heeft voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. Eisende partij stelt in de dagvaarding dat aan deze informatieplichten is voldaan en verwijst ter onderbouwing van die stelling naar schermafdrukken van het online bestelproces.
2.4.
Als in de dagvaarding niet of onvoldoende is gesteld dat de relevante informatieplichten jegens de consument zijn nageleefd, is de vordering niet toewijsbaar (vgl. Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.17). Eisende partij heeft in de dagvaarding weliswaar toegelicht dat het bestelproces voldoet aan de informatieplichten, maar in de eerste schermafdruk wordt melding gemaakt van de Apple iPhone 15 series, die pas in 2023 op de markt kwam. In de schermafdruk waarop de bestelknop is weergegeven, wordt ook het jaartal 2023 genoemd. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, is dan ook niet aannemelijk dat het overgelegde bestelproces de situatie weergeeft van het moment waarop gedaagde partij – een jaar eerder – de overeenkomst sloot. Dat betekent dat aan de hand van de overgelegde schermafdrukken niet kan worden getoetst of de webwinkel
bij het sluiten van de overeenkomstaan haar informatieplichten heeft voldaan en of al dan niet een bepaalde sanctie (in de vorm van een vermindering van de hoofdsom) moet worden opgelegd.
2.5.
Verder is versie 2023.1 van de betalingsvoorwaarden van In3 overgelegd. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, kan er niet vanuit worden gegaan dat deze voorwaarden al golden op het moment van het sluiten van de overeenkomst.
2.6.
Door de voor de beoordeling van belang zijnde feiten niet volledig te verstrekken, kan het ambtshalve onderzoek van de kantonrechter niet goed worden uitgevoerd. Geoordeeld wordt dan ook dat eisende partij niet heeft voldaan aan haar stelplicht.
Dat leidt tot afwijzing van de vordering.
2.7.
Eisende partij, althans haar procesgemachtigde, wordt als zogenoemde repeatplayer geacht bekend te zijn met de informatie en stukken die (sinds 2019) moeten worden verstrekt in zaken waarbij de gedaagde partij een consument is. Vast beleid is dat bij ontbrekende informatie en/of stukken geen gelegenheid wordt gegeven deze op een later moment alsnog te overleggen.
2.8.
Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij, die tot op heden worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
991