ECLI:NL:RBAMS:2025:2284

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
13/404792-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank Argeș in Roemenië. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in 1982, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zitting van 12 februari 2025 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. In een tussenuitspraak op 26 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Op 13 maart 2025 is de behandeling voortgezet, waarbij de nieuwe raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis van 13 juli 2023 in Roemenië, en dat er geen omstandigheden zijn die een overlevering zouden rechtvaardigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, omdat de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon niet zijn gewaarborgd. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren, omdat het toestaan van de overlevering een schending van de verdedigingsrechten zou betekenen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: : 13/404792-24
Datum uitspraak: 20 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 24 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 augustus 2023 door de Rechtbank Argeș in Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in P.I. [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 12 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 26 februari 2025 [3]
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 26 februari 2025 het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in het kader van de toetsing aan artikel 12 OLW.
Zitting van 13 maart 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 13 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn nieuwe raadsman, mr. P. Susijn, advocaat in Tilburg, en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Voor de vaststelling van de grondslag en inhoud van het EAB verwijst de rechtbank naar rubriek 3 van de tussenuitspraak.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW ziet op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de procedures die ten grondslag liggen aan het EAB. In dit artikel is bepaald dat overlevering kan worden geweigerd wanneer de opgeëiste persoon niet is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij zich één van de in dat artikel onder a tot en met d genoemde omstandigheden voordoet.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak al vastgesteld dat bij het vonnis van de
Argeș County Courtvan 13 juli 2023 de vrijheidsstraf van acht jaar en twee maanden is opgelegd, die ten grondslag ligt aan het EAB. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij dit vonnis opnieuw is veroordeeld én dat bij dit vonnis de straf in verband met die nieuwe veroordeling is samengevoegd met de straffen opgelegd bij het vonnis van de
Piteşti District Courtvan 14 januari 2014 en het vonnis van de
Curtea de Argeş District Courtvan
23 december 2020.
Na de tussenuitspraak heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit, desgevraagd, op 3 en 11 maart 2025 informatie verstrekt over de procedures die hebben geleid tot de hiervoor genoemde drie vonnissen.
Standpunten van de raadsman en officier van justitie op de zitting van 13 maart 2025
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld – kort samengevat – dat de informatie nog te onduidelijk is en dat de overlevering daarom niet kan worden toegestaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld – kort samengevat – dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet in de weg staat aan het toestaan van de overlevering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat die weigeringsgrond van toepassing is op het (verzamel)vonnis van de
Argeș County Courtvan 13 juli 2023. De rechtbank licht dit als volgt toe.
De rechtbank stelt ten aanzien van het vonnis van de
Argeș County Courtvan 13 juli 2023 vast dat dit is gewezen, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Ook stelt de rechtbank vast dat het is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, onder d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het bij de aanvullende informatie van 3 maart 2025 toegestuurde formulier D is ten aanzien van het vonnis van het
Argeș County Courtvan 13 juli 2023 aangekruist dat sprake is van een verzet-/beroepsgarantie, zoals hiervoor bedoeld en dat de opgeëiste persoon 10 dagen de tijd heeft voor verzet dan wel beroep.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering de verzet-/beroepsgarantie is geregeld. In deze bepaling staat – voor zover hier relevant – het volgende:
(1)
The person with a final conviction, who was tried in absentia, may apply for the criminal proceedings to be reopened no later than one month since the day when informed, through any official notification, that criminal proceedings took place in court against them.
(2)
The following shall be deemed as tried in absentia: the convicted person who was not summoned to appear in court and had not been informed thereof in any other official manner, respectively, the person who even though aware of the criminal proceedings in court, was lawfully absent from the trial of the case and unable to inform the court thereupon, is deemed as tried in absentia. The convicted person who had appointed a retained counsel or a representative shall not be deemed tried in absentia if the latter appeared at any time during the criminal proceedings in court and neither shall the person who, following the notification of the conviction verdict, according to the law, did not file an appeal, waived filing an appeal or withdrew their appeal. (…).
Hieruit volgt dat weliswaar in de aanvullende informatie is aangegeven dat de opgeëiste persoon een verzoek kan indienen voor een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak, maar dat het niet vaststaat dat hij ook daadwerkelijk in aanmerking komt voor een hernieuwde behandeling en deze garantie voor hem onvoorwaardelijk is. Mocht de rechtbank in Roemenië namelijk van oordeel zijn dat de opgeëiste persoon niet bij verstek is veroordeeld in de zin van het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering, dan kan het verzoek niet worden toegewezen blijkens het eerste lid van dit artikel. In het tweede lid is te lezen dat van een veroordeling bij verstek sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
In het onderhavige geval is in het EAB onder D aangegeven dat de opgeëiste persoon persoonlijk gedagvaard is voor elk proces (dus ook voor het proces dat tot het vonnis van de
Argeş County Courtheeft geleid) en op de hoogte is gesteld van het tijdstip en plaats van proces en van het feit dat een vonnis kan worden uitgesproken wanneer hij niet verschijnt. Uit de aanvullende informatie is echter gebleken dat daarvan geen sprake is. Wel is in de aanvullende informatie van 4 maart 2025 aangegeven dat de opgeëiste persoon onder meer gedagvaard is op zijn gebruikelijke adres in [plaats] . De vraag of sprake is van een veroordeling bij verstek die een hernieuwde behandeling mogelijk maakt, is niet met zoveel worden voorgelegd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank is echter, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat op basis van de wel verstrekte informatie over de dagvaarding/oproeping van de opgeëiste persoon in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van het
Argeș County Courtvan 13 juli 2023 niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat sprake is van een dergelijke veroordeling bij verstek, die een hernieuwde behandeling mogelijk maakt. Er is al meerdere keren navraag gedaan bij de uitvaardigende justitiële autoriteit en gelet op het verstrijken van de beslistermijn op 21 maart a.s. ligt nogmaals navraag doen niet in de rede. Bij deze stand van zaken gaat de rechtbank er vanuit dat geen sprake is van een onvoorwaardelijke verzet-/beroepsgarantie.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Niet gebleken is dat toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank Argeș in Roemenië voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. Westerman en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten en G. Riedijk, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.