ECLI:NL:RBAMS:2025:2487

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
10899640 \ CV EXPL 24-931
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van consumentenrecht bij online aankopen en informatieplichten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 15 april 2025, is de eisende partij, CapacCS Invest II B.V., gevestigd te Eindhoven, een vordering gestart tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 11 januari 2024, waarbij de gedaagde partij verstek heeft laten verlenen. De kern van de zaak betreft een online aankoop die is gedaan via de website van een webwinkel, waarbij de betaling is geregeld via in3 Finance I B.V. (In3). De kantonrechter heeft ambtshalve de bevoegdheid van de Nederlandse rechter getoetst en vastgesteld dat deze bevoegd is op basis van de relevante Europese verordeningen.

De rechter heeft vervolgens de overeenkomst tussen de handelaar en de consument beoordeeld, waarbij de informatieplichten van de handelaar aan de orde kwamen. De eisende partij heeft gesteld dat de webwinkel aan haar informatieplichten heeft voldaan, maar de overgelegde schermafdrukken van het bestelproces waren niet gedateerd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de webwinkel op het moment van de overeenkomst aan haar informatieplichten had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet voldoende had aangetoond dat de relevante informatieplichten waren nageleefd, wat leidde tot afwijzing van de vordering.

Daarnaast werd opgemerkt dat de eisende partij een onjuiste versie van de betalingsvoorwaarden van In3 had overgelegd, zonder nadere toelichting. Dit maakte het onmogelijk om te beoordelen of de voorwaarden op het moment van de overeenkomst geldig waren. De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet had voldaan aan haar stelplicht, wat resulteerde in de afwijzing van de vordering en een proceskostenveroordeling aan de zijde van de eisende partij, die op nihil werd begroot.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10899640 \ CV EXPL 24-931
Vonnis van 15 april 2025
in de zaak van
CAPACCS INVEST II B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
gemachtigde: ACCS Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 januari 2024, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Vanwege de buitenlandse vestigingsplaats van eisende partij moet ambtshalve de bevoegdheid van de Nederlandse rechter worden getoetst. Geoordeeld wordt dat de kantonrechter op grond van artikel 4 lid 1 van de in deze toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Op grond van Verordening 593/2008 (Rome I) is Nederlands recht van toepassing.
2.2.
De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten tussen een handelaar en een consument. In dat geval moet ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht plaatsvinden. Onder meer moet worden onderzocht of de handelaar de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Verder moet de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Tot slot moet in dit geval, vanwege de uitgestelde betaling via in3 Finance I B.V. (hierna: In3), ook worden getoetst of sprake is van een krediet waarop de bepalingen van Titel 2A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn.
2.3.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij online, via een bestelproces op de website van webwinkel van [bedrijf] B.V. (hierna: de webwinkel), diverse bestellingen heeft gedaan. Uit de bestelbevestiging volgt dat de bestellingen zijn gedaan in 2022. De webwinkel biedt de mogelijkheid aan om achteraf te betalen (buy now pay later). Direct na de aankoop heeft de webwinkel haar vordering op gedaagde partij gecedeerd aan In3. Vervolgens is de vordering gecedeerd aan eisende partij.
2.4.
Gelet op de gestelde wijze van totstandkoming van de overeenkomst, is sprake van een overeenkomst op afstand. In dat geval moet gemotiveerd zijn gesteld dat de webwinkel heeft voldaan aan de (essentiële) informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en 6:230v BW.
2.5.
Als in de dagvaarding onvoldoende gemotiveerd is gesteld dat de relevante informatieplichten jegens de consument zijn nageleefd, is de vordering niet toewijsbaar (vgl. Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.17). Eisende partij heeft in de dagvaarding weliswaar toegelicht dat het bestelproces van de webwinkel voldoet aan de informatieplichten, maar de schermafdrukken van het online bestelproces die zij ter onderbouwing heeft overgelegd zijn niet gedateerd. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, is onvoldoende aannemelijk dat het overgelegde bestelproces de situatie weergeeft van het moment waarop gedaagde partij de overeenkomst sloot. Aan de hand van de overgelegde schermafdrukken kan daarom niet kan worden getoetst of de webwinkel bij het sluiten van de overeenkomst aan haar informatieplichten heeft voldaan en of al dan niet een bepaalde sanctie (in de vorm van een vermindering van de hoofdsom) moet worden opgelegd.
2.6.
Daarnaast heeft eisende partij versie 2023.1 van de betalingsvoorwaarden van In3 overgelegd. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, kan er niet vanuit worden gegaan dat deze voorwaarden al golden op het moment van het sluiten van de overeenkomst het jaar daarvoor. Hierdoor kunnen de bedingen niet worden getoetst op oneerlijkheid noch kan een oordeel worden gegeven over de vraag of de uitgestelde betaling een krediet is dat valt onder een van de uitzonderingen van artikel 7:58 BW.
2.7.
Door de voor de beoordeling van belang zijnde feiten niet volledig te verstrekken, kan het ambtshalve onderzoek van de kantonrechter niet goed worden uitgevoerd. Geoordeeld wordt daarom dat eisende partij niet heeft voldaan aan haar stelplicht.
Dat leidt tot afwijzing van de vordering.
2.8.
Eisende partij, althans haar procesgemachtigde, wordt als zogenoemde repeatplayer geacht bekend te zijn met de (eisen aan) informatie en stukken die sinds 2019 moeten worden verstrekt in zaken waarbij de gedaagde partij een consument is. Vast beleid is dat bij ontbrekende informatie en/of stukken geen gelegenheid wordt gegeven deze op een later moment alsnog te overleggen.
2.9.
Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij, die tot op heden worden begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025.
991