ECLI:NL:RBAMS:2025:2652

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
23 april 2025
Zaaknummer
13/015132-25 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse verdachte

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door de District Court in Lublin op 19 april 2022. De rechtbank heeft eerder op 3 april 2025 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij het onderzoek ter zitting heropende en de officier van justitie de gelegenheid gaf om vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Tijdens de zittingen op 20 maart en 9 april 2025 is de verdachte verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

In de tussenuitspraak van 3 april 2025 heeft de rechtbank de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, evenals de detentieomstandigheden voor Roma in Polen. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) en dat de overlevering niet in strijd was met de verdedigingsrechten van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure en dat hij de verplichting had om bereikbaar te zijn voor de Poolse justitiële autoriteiten.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er naast het onderhavige EAB nog twee Poolse EAB's en een Duits EAB waren. De officier van justitie heeft gepleit voor voorrang van het Duitse EAB, wat de rechtbank heeft onderschreven. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft bepaald dat de overlevering aan Polen voor de feiten zoals omschreven in het EAB kan plaatsvinden, maar dat voorrang moet worden gegeven aan het Duitse EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/015132-25 (EAB I)
Datum uitspraak: 23 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 24 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 april 2022 door
the District Court in Lublin, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 20 maart 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 maart 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 3 april 2025
Bij tussenuitspraak van 3 april 2025 [3] heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en
gelijktijdig geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen in het kader van de beoordeling van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
Zitting 9 april 2025
Het onderzoek ter zitting is met instemming van de officier van justitie en de raadsman hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter zitting van 3 april 2025. De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 9 april 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is wederom verschenen en bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank constateert dat de beslistermijn in deze zaak is verlopen op 21 april 2025, zodat er geen grond meer is voor gevangenhouding in deze zaak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 3 april 2025

Bij voornoemde tussenuitspraak is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB (3.), de strafbaarheid van de feiten (4.) en de toepassing van artikel 11 OLW in relatie tot het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht en de detentieomstandigheden voor Roma in Polen (5.). De overwegingen van de rechtbank over deze punten worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.

4.De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunten van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
De officier van justitie heeft, kort gezegd, op basis van de aanvullende informatie geconcludeerd dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar tussenuitspraak onder punt 3.1 heeft overwogen met betrekking tot het verzamelvonnis en het hoger beroep tegen onderliggend vonnis 1. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Ten aanzien van onderliggend vonnis 2. is rubriek d) van het EAB voor de procedure in hoger beroep ingevuld en heeft een rechter van
the Regional Court in Lublin/IV Criminal
Divisionop 7 april 2025 de volgende informatie verstrekt:
The appeal decision from the judgment passed in the case IV K 266/14 was issued
with file reference II AKa 226/16, and it was issued by the Court of Appeal in Lublin on the date 15th November 2016. Mail deliveries addressed to [opgeëiste persoon] which included information about trial dates in the appeal were collected by an adult household member who by doing so, was committed to deliver the correspondence to the addressee. [opgeëiste persoon] did not appear to the appeal trial but his defending counsel, attorney Przemysław Pietruszka, was present and he indeed defended him at that trial. [opgeëiste persoon] at the very beginning of criminal proceedings in the objective matter, on the date 24th December 2013 received the instruction, which he confirmed with his personal signature about obligation to appear when summoned in the course of criminal proceedings and about obligation to notify the authorities conducting the proceedings about any change of the place of residence or stay lasting longer than 7 [ seven] days, and also about the fact that if a party has changed his place of residence without informing the court of the new address or does not reside at the address indicated to the court, any correspondence sent to the original address in the course of preparatory proceedings is deemed to have been served, (…) The obligation of being available to the judicial authorities under the indicated address, as well as informing about address changes extends to the entire proceedings in a given case, also the appeal proceedings. (…)
De rechtbank is van oordeel dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de verstrekte (aanvullende) informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste aanleg in persoon is gedagvaard en dat hij een advocaat had gemachtigd die hem daadwerkelijk ter terechtzitting heeft verdedigd. Hij was dus op de hoogte van de feiten waarvan hij werd verdacht en dat een strafrechtelijke procedure tegen hem aanhangig was. Gedurende het vooronderzoek is een zogenoemde adresinstructie aan de opgeëiste persoon uitgereikt waarin hem is meegedeeld dat hij voor de Poolse justitiële autoriteiten bereikbaar moest zijn op het door hem opgegeven adres en dat hij de autoriteiten van iedere adreswijziging op de hoogte diende te stellen. Tevens is in de adresinstructie meegedeeld dat deze verplichting gold voor de gehele strafrechtelijke procedure, dus ook voor een appelprocedure. De opgeëiste persoon heeft de ontvangst van de instructie bevestigd door voor ontvangst te tekenen. Hij is in hoger beroep opgeroepen op het door hem opgegeven adres waar de oproeping in ontvangst is genomen door een volwassen huisgenoot. Uit de verklaring die de opgeëiste persoon tijdens zijn voorgeleiding in de onderhavige overleveringsprocedure heeft afgelegd volgt ten slotte dat hij circa elf jaar geleden (dus in 2014) Polen heeft verlaten.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor de officiële correspondentie. Overlevering leidt daarom niet tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

5.Samenloop van Europese aanhoudingsbevelen

De rechtbank stelt vast dat naast het onderhavige EAB nog twee Poolse EAB’s (parketnummer: 13/015308-25 (EAB II) en 13/015535-25 (EAB III)) alsmede een Duits EAB (parketnummer: 13/015712-25 (EAB IV)) zijn uitgevaardigd. Het laatstgenoemde EAB ziet op de vervolging voor een in Duitsland gepleegd strafbaar feit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 26, derde lid, OLW voorrang moet worden gegeven aan het Duitse EAB omdat het gaat om een ernstig strafbaar feit. Duitsland heeft daarom belang bij de voortgang en afdoening van de strafzaak. Dit kan in het gedrang komen als de opgeëiste persoon eerst naar Polen zou gaan om daar de hem opgelegde straffen uit te zitten.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vraag aan welk EAB voorrang zou moeten worden verleend.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat voorrang moet worden gegeven aan het Duitse EAB omdat daar een strafrechtelijk onderzoek naar een ernstig feit loopt. Verderlevering vanuit Polen aan Duitsland kan mogelijk geruime tijd in beslag nemen omdat de opgeëiste persoon in Polen twee vrijheidsstraffen met een substantiële duur moet ondergaan. In het kader van een goede rechtsbedeling zal de rechtbank daarom bepalen dat voorrang gegeven dient te worden aan het Duitse EAB.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 3 en 11 Opiumwet, 47, 180, 266, 267, 300 en 304 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7, 12 en 26 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Lublin(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB;
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het EAB met parketnummer 13/015712-25 dat is uitgevaardigd door Duitsland, boven het onderhavige EAB en het EAB met parketnummer 13/015308-25 (EAB II) die zijn uitgevaardigd door Polen.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Y.M.E. Jurgens en M.J. Gauneau, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.