Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the District Court in Lublin, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
cumulative sentence of the Provincial Court of Chełmvan 9 maart 2021, met referentie: II K 516/20 (hierna: het verzamelvonnis). Uit de aanvullende informatie van 20 februari 2025 blijkt dat tegen het verzamelvonnis hoger beroep is ingesteld en dat op 16 juni 2021 een arrest is gewezen door
the District Court in Lublin,met referentie V Ka 457/21 (hierna: het verzamelarrest).
Judgment of the Provincial Court of Zielona Góravan 13 juni 2013, met referentie
VII K 204/13 (hierna: onderliggend vonnis 1);
Judgment of the Provincial Court of Ostrowa Mazowieckavan 6 juni 2013, met referentie
II K 205/13 (hierna: onderliggend vonnis 2);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 15 oktober 2013, met referentie II K 211/13 (hierna: onderliggend vonnis 3);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 18 april 2014, met referentie II K 263/13 (hierna: onderliggend vonnis 4);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 22 juli 2016, met referentie II K 414/13 (hierna: onderliggend vonnis 5);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 3 oktober 2014, met referentie II K 749/13 (hierna: onderliggend vonnis 6);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 26 juli 2016, met referentie II K 823/13 (hierna: onderliggend vonnis 7) (uit de aanvullende informatie van 14 maart 2025 blijkt dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld en dat op 10 januari 2017 een arrest is gewezen door
the Regional Court in Lublin,met referentie XI Ka 917/16);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 10 mei 2016, met referentie II K 901/14 (hierna: onderliggend vonnis 8);
Judgment of the Provincial Court of Krasnystawvan 23 maart 2016, met referentie II K 60/15 (hierna: onderliggend vonnis 9) (uit de aanvullende informatie van 19 maart 2025 blijkt dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld en dat op 27 juni 2016 een arrest is gewezen door
the Regional Court in Zamość,met referentie II Ka 380/16);
Judgment of the Provincial Court of Przysuchavan 20 januari 2016, met referentie
II K 281/15 (hierna: onderliggend vonnis 10);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 15 oktober 2013, met referentie
VII K 309/15 (hierna: onderliggend vonnis 11);
. Judgment of the Provincial Court of Elblagvan 1 december 2015, met referentie
VIII K 455/15 (hierna: onderliggend vonnis 12);
Judgment of the Provincial Court of Krasnystawvan 13 april 2016, met referentie
II K 502/15 (hierna: onderliggend vonnis 13);
Judgment of the Provincial Court of Włodawavan 6 oktober 2016, met referentie II K 520/15 (hierna: onderliggend vonnis 14);
Judgment of the Provincial Court of Biala Podlaskavan 9 juni 2016, met referentie
II K 845/15 (hierna: onderliggend vonnis 15) (uit de aanvullende informatie van 14 maart 2025 blijkt dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld en dat op 31 januari 2017 een arrest is gewezen door
the Regional Court in Lublin,met referentie XI Ka 892/16);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 26 september 2016, met referentie VII K 926/15 (hierna: onderliggend vonnis 16);
Judgment of the Lublin-Zachód Provincial Courtof Lublin van 29 februari 2016, met referentie IX K 1100/15 (hierna: onderliggend vonnis 17);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 27 juni 2016, met referentie VII K 36/16 (hierna: onderliggend vonnis 18);
Judgment of the Provincial Court of Zamośćvan 10 maart 2016, met referentie II K 40/16 (hierna: onderliggend vonnis 19);
Judgment of the Lublin-Wschód Provincial Court of Lublin seated in Świdnikvan
27 september 2016, met referentie III K 44/16 (hierna: onderliggend vonnis 20);
Judgment of the Provincial Court of Radzyń Podlaskivan 12 april 2016, met referentie
II K 54/16 (hierna: onderliggend vonnis 21); (uit de aanvullende informatie van 14 maart 2025 blijkt dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld en dat op 13 september 2016 een arrest is gewezen door
the Regional Court in Lublin,met referentie XI Ka 550/16);
Judgment of the Provincial Court of Radomvan 31 oktober 2016, met referentie II K 109/16 (hierna: onderliggend vonnis 22);
Judgment of the Provincial Court of Krasnystawvan 15 juni 2016, met referentie
II K 106/16 (hierna: onderliggend vonnis 23);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 6 mei 2016, met referentie VII K 131/16 (hierna: onderliggend vonnis 24);
Judgment of the Provincial Court of Hrubieszówvan 27 juli 2016, met referentie II K 183/16 (hierna: onderliggend vonnis 25);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 14 juni 2017, met referentie VII K 291/16 (hierna: onderliggend vonnis 26);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 5 september 2016, met referentie
VII K 302/16 (hierna: onderliggend vonnis 27);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 9 november 2016, met referentie
VII K 392/16 (hierna: onderliggend vonnis 28);
Judgment of the Provincial Court of Zakopanevan 29 maart 2017, met referentie
II K 488/16 (hierna: onderliggend vonnis 29);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 18 oktober 2017, met referentie
VII K 514/16 (hierna: onderliggend vonnis 30);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 14 februari 2017, met referentie
VII K 920/16 (hierna: onderliggend vonnis 31);
Judgment of the Lublin-Wschód Provincial Court of Lublin seated in Świdnikvan
26 september 2017, met referentie III K 982/16 (hierna: onderliggend vonnis 32) (uit de aanvullende informatie van 6 maart 2025 blijkt dat de officier van justitie tegen dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld en dat op 12 december 2017
‘the judgement under appeal was uphold(de rechtbank begrijpt: upheld);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 15 februari 2017, met referentie V
II K 1010/16 (hierna: onderliggend vonnis 33);
Judgment of the Lublin-Wschód Provincial Court of Lublin seated in Świdnikvan
21 april 2017, met referentie III K 1014/16 (hierna: onderliggend vonnis 34);
Judgment of the Lublin-Zachód Provincial Court of Lublinvan 7 juli 2017, met referentie
IX K 1051/16 (hierna: onderliggend vonnis 35);
Judgment of the Provincial Court of Pulawyvan 8 mei 2017, met referentie II K 36/17 (hierna: onderliggend vonnis 36);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 12 juli 2017, met referentie VII K 101/17 (hierna: onderliggend vonnis 37);
Judgment of the Lublin-Wschód Provincial Court of Lublin seated in Świdnikvan
10 mei 2017, met referentie III K 110/17 (hierna: onderliggend vonnis 38);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 28 augustus 2019, met referentie
VII K 651/17 (hierna: onderliggend vonnis 39);
. Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 19 juli 2019, met referentie II K 40/18 (hierna: onderliggend vonnis 40);
Judgment of the Provincial Court of Chełmvan 5 maart 2019, met referentie VII K 671/18 (hierna: onderliggend vonnis 41).
6 maart 2025 niet duidelijk of de zaak van de opgeëiste persoon in hoger beroep definitief ten gronde is afgedaan. De rechtbank zal daarom zekerheidshalve zowel het proces in eerste aanleg als in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
artikel 12 OLW is op deze procedures ook niet van toepassing.
artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
14 maart 2025 betreffende onderliggend vonnis 3, 25 maart 2025 betreffende onderliggend vonnis 4 en 1 april 2025 betreffende onderliggend vonnis 12 volgt dat de opgeëiste persoon voor iedere zaak tijdens zijn verhoor als verdachte een adresinstructie heeft ontvangen. Hij is er in het vooronderzoek onder meer op gewezen dat hij zijn adres moest opgeven waar correspondentie over de strafprocedure naartoe zou worden gezonden en dat een verzuim om naar het opgegeven adres gestuurde correspondentie op te halen tot gevolg zou hebben dat een aan het opgegeven adres verzonden oproeping als rechtsgeldig betekend zou worden beschouwd. Tijdens de verhoren heeft de opgeëiste persoon correspondentieadressen doorgegeven. Uit voornoemde aanvullende informatie blijkt dat de oproepingen voor de zittingen ook daadwerkelijk naar de desbetreffende correspondentieadressen zijn gestuurd.
correctly” aan de opgeëiste persoon is betekend in de penitentiaire inrichting waar hij op dat moment verbleef. Daaruit blijkt niet ondubbelzinnig dat de opgeëiste persoon de dagvaarding daadwerkelijk in persoon heeft ontvangen. Evenmin volgt uit de aanvullende informatie van 14 maart 2025 dat de opgeëiste persoon in de procedure in hoger beroep is vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat.
4.Strafbaarheid
8.Slotsom
9.Toepasselijke wetsbepalingen
176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Lublin(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het gedeelte van de (bij het verzamelarrest opgelegde) vrijheidsstraf dat ziet op de feiten vermeld in de onderliggende vonnissen 1, 3, 4, 5, 6, 7 (feit 1), 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 40 en 41.