Uitspraak
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
1.de stichting [naam stichting] ,
de commanditaire vennootschap [gedaagde 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze huurzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 mei 2025 een eindvonnis gewezen na herbeoordeling van een eerder tussenvonnis van 1 februari 2024. De zaak betreft de ambtshalve toetsing van artikel 5.2 van de huurovereenkomst tussen de eisers en gedaagden, waarbij het indexatiebeding in stand blijft, maar het opslagbeding van maximaal 5% bovenop de consumentenprijsindex (CPI) als oneerlijk wordt beoordeeld en vernietigd. De eisers, die te veel huur hebben betaald, worden door de rechtbank in het gelijk gesteld en de gedaagden worden veroordeeld tot terugbetaling van de te veel betaalde huur. De rechtbank heeft de proceskosten ten laste van de gedaagden gesteld, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak volgt op een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2024:1780) dat de juridische basis van het tussenvonnis heeft beïnvloed. De kantonrechter heeft de ambtshalve toetsing opnieuw uitgevoerd en geconcludeerd dat het opslagbeding oneerlijk is, omdat het de rechten en verplichtingen van de partijen onevenredig verstoort. De eisers hebben recht op terugbetaling van de te veel betaalde huur over verschillende periodes, en de rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente.