ECLI:NL:RBAMS:2025:3245

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2025
Publicatiedatum
19 mei 2025
Zaaknummer
13-047855-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een verdachte van georganiseerde of gewapende diefstal

Op 23 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het kantongerecht Essen in Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in Syrië, werd verdacht van een strafbaar feit dat in Duitsland is omschreven als georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering behandeld tijdens een zitting op 9 april 2025, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De verdediging voerde aan dat overlevering een schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon en zijn jonge kind zou opleveren, verwijzend naar artikel 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelde echter dat de overlevering een toegestane beperking van het recht op familie- en gezinsleven is, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze beperking onrechtvaardig zouden maken. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan en de afgifte van een in beslag genomen telefoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-047855-25
Datum uitspraak: 23 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 18 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 januari 2025 door het kantongerecht Essen, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] (Syrië),
feitelijk verblijfadres:
[verblijfadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 april 2025, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D. Polat, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Syrische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB, gelezen in samenhang met de aanvullende informatie van 17 februari 2025, vermeldt een
Aanhoudingsbevel [voorlopige hechtenis]van 15 oktober 2024, uitgevaardigd door het kantongerecht Essen, met kenmerk: 71 Gs 1192/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
Het EAB houdt verder een verzoek in om inbeslagname en afgifte van de voorwerpen die zijn aangetroffen in het bezit van de opgeëiste persoon.

4.Strafbaarheid, feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal .
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5. Artikel 11 OLW en artikel 7 en 24 Handvest van de grondrechten van de EuropeseUnie
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat overlevering zowel een abstract als concreet reëel gevaar oplevert van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon en van zijn 7-maanden oude kind (artikel 7 en 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - hierna: Handvest). De opgeëiste persoon heeft een aanvraag lopen voor een Europees verblijfsdocument wegens de zorg voor een Nederlands minderjarig kind. Overlevering kan een grond voor weigering van die aanvraag zijn. Ook bestaat een reële kans dat de opgeëiste persoon vanuit Duitsland dient terug te keren naar Syrië, vanwege het Duitse terugkeerbesluit daaromtrent. Op zijn minst is gebleken dat het verblijfsrecht van de opgeëiste persoon kan komen te vervallen en hij vreemdelingenrechtelijk niet zonder meer naar zijn partner en kind zal kunnen terugkeren. De rechtbank toetst in deze overleveringsprocedure weliswaar niet de vreemdelingenrechtelijke situatie van de opgeëiste persoon, maar dient wel te kijken naar de gevolgen. De overlevering naar Duitsland en het gedetineerd raken daar, maakt in deze situatie ook een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op
family life. De opgeëiste persoon zal zijn baby van ongeveer 7 maanden geruime tijd niet met regelmaat kunnen zien of verzorgen. De baby zal niet veilig kunnen hechten met hem. Juist de eerste maanden zijn daarin cruciaal. De raadsvrouw heeft onder meer verwezen naar het arrest GN. [4]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat conform vaste rechtspraak een lopende asielprocedure niet in de weg staat aan overlevering, onder verwijzing naar artikel 3.1, tweede lid, sub c van het Vreemdelingenbesluit 2000, artikel 9, eerste en tweede lid, Richtlijn 2013/32/EU en het arrest ECLI:EU:C:2010:626. [5] Verder is overlevering een gerechtvaardigde inbreuk op het recht op
family life.
Oordeel van de rechtbank
Het verweer richt zich niet op de lopende asielaanvraag als beletsel voor overlevering, dus de rechtbank zal de door de officier van justitie in dat kader aangehaalde bepalingen en jurisprudentie niet herhalen. De opgeëiste persoon beroept zich op artikel 7 en 24 Handvest in het licht van het arrest GN.
Artikel 7 Handvest
Overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland levert een beperking op van zijn recht op eerbiediging van zijn familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 7 Handvest. Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat overlevering, gelet op artikel 52, eerste lid, Handvest, een toegestane beperking is van de uitoefening van dat recht. Vanwege de tijdelijke aard van de beperking, is de verhouding tussen de belangen die overlevering beoogt te dienen en de beperking in de uitoefening van het recht op familie- en gezinsleven van de opgeëiste persoon, niet onevenredig. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden zal het familie- en gezinsleven van een opgeëiste persoon zwaarder wegen dan het legitieme doel dat met zijn overlevering wordt nagestreefd. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de persoonlijke belangen van de opgeëiste persoon en zijn jonge gezin, doen zulke uitzonderlijke omstandigheden zich hier niet voor. De beperking in de uitoefening van het recht op familie- en gezinsleven, levert daarom geen beletsel op voor overlevering.
Met betrekking tot hetgeen de raadsvrouw heeft opgemerkt over de mogelijkheid dat de opgeëiste persoon – na overlevering aan Duitsland – door Duitsland wordt teruggestuurd naar Syrië, overweegt de rechtbank als volgt. Nederland heeft zich op basis van onder meer het Handvest en het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) te houden aan het beginsel van non-refoulement, op grond waarvan iemand niet mag worden teruggestuurd naar een land waar zijn of haar leven of vrijheid ernstig wordt bedreigd. Van een dergelijke dreiging in Duitsland is echter niet gebleken, terwijl Duitsland eveneens gehouden is de grondrechten van het Handvest en EVRM te eerbiedigen.
Artikel 24 Handvest
Hoewel de rechtbank ook in dit kader oog heeft voor de belangen van het minderjarige kind van de opgeëiste persoon, is deze zaak niet vergelijkbaar met het arrest GN (of met andere zaken waarin deze problematiek speelt [6] ). Het zoontje van de opgeëiste persoon en zijn partner (tevens moeder) woont nu bij zijn ouders. Na eventuele overlevering zal de moeder zich kunnen blijven ontfermen over de zorg van het kind, terwijl – ondanks een zekere reistijd – niet is gesteld of gebleken dat bezoek aan de opgeëiste persoon in Duitsland niet mogelijk zal zijn. De geschetste omstandigheden zijn daarom niet toereikend om aan te nemen dat er geen adequate zorg voor het minderjarige kind voorhanden is, dan wel dat de opgeëiste persoon en zijn kind geen (regelmatig) contact met elkaar zullen kunnen hebben, indien de opgeëiste persoon aan Duitsland wordt overgeleverd. Artikel 24 Handvest levert reeds daarom geen beletsel op voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
Hieruit volgt dat de afgifte van de in beslag genomen telefoon, Apple iPhone X wit (goednummer: PL0600-2025064598-3392704), aan de uitvaardigende justitiële autoriteit kan worden bevolen.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 49 en 50 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het kantongerecht Essen, Duitsland, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB;
BEVEELTde afgifte van de in beslag genomen telefoon, Apple iPhone X wit (goednummer: PL0600-2025064598-3392704) aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A. van Munster en M.J. Gauneau, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU, 21 december 2023, C-261/22, ECLI:EU:C:2023:1017 (GN) (Weigeringsgrond op basis van het belang van het kind).
5.HvJ EU 21 oktober 2010, zaak C-306/09, ECLI:EU:C:2010:626 (I.B.).
6.Vergelijk bijvoorbeeld Rb. A’dam 31 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:626.