Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Zielonej Górze in Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat strekt tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Polen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 april 2025 aangevangen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
In een tussenuitspraak op 7 mei 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat er een verklaring van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ontbrak, die nodig was om te beoordelen of de opgeëiste persoon zijn recht van verblijf in Nederland zou verliezen door de opgelegde straf. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om deze verklaring te verkrijgen. Op 21 mei 2025 is de behandeling voortgezet, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en dat de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft en de verwachting bestaat dat hij zijn verblijfsrecht niet verliest. De rechtbank heeft daarom de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.